Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReizen door de Staaten van Noord-America, en de Provintien van Opper- en Neder-Canada, in de Jaaren 1795, 1796 en 1797, ondernomen door Isaak Weld Junior. Naar den Derden Druk uit het Engelsch vertaald door S. van Hoek, Predikant te Aalburg en Heesbeen. Met Plaaten en Kaarten. In drie Deelen. Iste Deel. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1801. In gr. 8vo. 391 bl.By zo veele Berigten en Reisbeschryvingen, de Staaten van Noord America betreffende, als 'er reeds voorhanden, en den Nederduitschen Leezer onvermoeid medegedeeld zyn, zal die, welks Eerste Deel wy thans aankundigen, geene onvoeglyke plaats bekleeden. Een byzonder oogmerk spoorde den jongen Reiziger weld aan, om uit Ierland, zyn Vaderland, in den Jaare 1795, de Atlantische Zee over te steeken. De toenmaalige toestand van het Land zyner Geboorte maakte het by hem bedenklyk, of men zyne veiligheid en toevlugt niet zou moeten zoeken in een vreemd Land. Hy wilde met eigen oogen zien, het waare of valsche der menigvuldige verhaalen, aangaande den bloeienden en gelukkigen toestand der Vereenigde Staaten van America, en zich verzekeren, of een of ander gedeelte van dezelve, in geval eener aanstaande Landverhuizinge, eene verkieslyke en aangenaame verblyfplaats zou kunnen opleveren. In America aangeland, doorreisde hy byna geheel de | |
[pagina 247]
| |
Staaten van Pensylvanien, Delaware, Maryland, Virginien, New-Jersey en New-Jork: vervolgens ging hy na de beide Canadas, begeerig, om ook gelyke kennis te neemen van den staat dier Provintien, en zich door eigene waarneemingen te verzekeren, in hoe verre de tegenwoordige toestand van de Ingezetenen der Britsche Bezittingen in America beter of erger was, dan die der Staaten, die het Engelsche juk thans hebben afgeschud, maar die te vooren met dezelven Leden waren van hetzelfde uitgestrekte Ryk. Veelal zyn wy gewoon, Lofspraaken van Noord-America en 's Lands Inwoonderen te leezen: dit is hier by lange na het geval niet; en verklaart de jeugdige Reiziger deswegen: ‘Schynt het den eenen of den anderen, dat ik te scherp over de Americaanen of de Americaansche Zeden spreek en oordeel, dan verzoek ik ernstig, dat men dit geenzins aan een haastig vooroordeel, of eene blinde partydigheid voor alles dat in Europa gevonden wordt, toeschryve! Ik stak de Atlantische Zee over, ten sterkste vooringenomen ten voordeele van het Land en Volk, dat ik wilde bezoeken; en keerde ik met geheel andere en strydige gevoelens te rug, de oorzaak daarvan was niets anders, dan eene bedaarde en onbevooroordeelde naauwkeurige waarneeming van 't geene het geval, op de plaats, en in het Land zelve, aan myne aandacht opleverde.’ Wy kunnen onzen Reiziger, zonder te lang te worden, op zyne heen- en wederreize na Philadelphia, in dit Deel, niet volgen, noch ook den breeden inhoud der XX Brieven, die dit Boekdeel uitmaaken, opgeeven. In 't algemeen merken wy aan, dat weld met verstand en opmerking gereisd heeft, en, schoon dit het eerste Werk is, 't geen uit zyne pen vloeide, zich zeer wel weet uit te drukken; schoon, op zommige plaatzen, eene meerdere beknoptheid in de wyze van voordragt het Werk aangenaamer zou gemaakt hebben. Gevoelig was hy voor de schoonheden en grootsche vertooningen, welke dit Land zynen oogen boodt. Zyne Tekenpen schetste veele derzelven; en eenige der treffendste deelt hy in Plaat den Leezeren zyns Werks mede; zy strekken ten cieraade niet alleen, maar ook ter ophelderinge. De Nederlandsche Graveur roosing heeft de oorspronglyke des Engelschen Werks geene oneere aangedaan; en de Vertaaler van hoek kweet zich | |
[pagina 248]
| |
zeer wel van zyne taak. Eene enkele Aantekening hier en daar is van zyne hand. Wy willen onze Leezers, om deeze algemeene aanmerkingen met voorbeelden te onderschraagen, het een en ander van verschillenden aart onder 't oog brengen. Niet lang was weld in Philadelphia geweest, of het Gevangenhuis aldaar trok zyne aandagt, en wekte zyne goedkeurende bewonderingGa naar voetnoot(*). Min vondt hy genoegen in de Inwoonders; van welken hy schryft: ‘In eene zo groote Stad als Philadelphia, waar men menschen uit zo veele onderscheidene en verschillende Gewesten der Aarde byeen vergaderd vindt (als Engelschen, Ieren, Schotten, Duitschers, Franschen en gebooren Americaanen) kan het niet missen of 'er moet een zeer groot onderscheid plaats hebben in de zeden en gewoonten der Inwoonders. Het is egter zeer algemeen opgemerkt, niet alleen door Vreemdelingen, maar zelfs door Ingezetenen uit andere deelen van den Vereenigden Staat, dat de Inwoonders van Philadelphia zeer onvriendlyk en onherbergzaam zyn omtrent Buitenlanders. Onder de lieden van den eersten rang in deze Stad ontdekken zich hoogmoed, snorkery en verwaandheid; en het schynt als of niets hen gelukkiger zou kunnen maaken, dan het instellen van een adelyken stand, die hen, wettig, zo verre boven hunne medeburgers verhief, als zy nu reeds, in hunne verbeelding, boven dezelve waanen verheven te zyn. Het Volk openbaart in het algemeen, even als vreesden zy altyd eenen kwaaden aanslag tegen hunne belangen, eene koelheid en agterhoudendheid, welken de genen, die hen komen bezoeken, beledigen en huiverig maaken. In hunne byzondere gezelschappen heerscht 'er eene droesgeestigheid, welke nooit eenige vrolykheid of leevendigheid toelaat; en het is geheel niet ongewoon, in de vermaaklykste huizen, een groot gezelschap van twintig tot dertig persoonen aan te treffen, in de rondte van het vertrek zittende, en zich met geene andere uitspanning bezig houdende dan het gesprek, dat meestal bestaat in een zagt gefluister tusschen de genen, die naast elkander zitten.’ - Verder merkt hy op, en brengt 'er de byzondere staaltjes van by, ‘dat men | |
[pagina 249]
| |
onder de laage Classes des Volks in de Vereenigde Staaten in 't algemeen, en byzonder die van Philadelphia, een gebrek aan beschaafdheid, en eene onbeschoftheid ontdekt, welken de aandacht van byna elken vreemdeling treffen en zyne verwondering gaande maaken. Men denke egter niet, dat ik deze aanmerking alleen maak, om dat men in America niet dien eerbied en die oplettendheid aan persoonen van rang bewyst, welken wy zien, dat het Gemeen in Engeland en Ierland gewoonlyk aan hun betoont, die boven hen verheeven zyn, neen! ik beklaag en veroordeel alleen het gebrek aan burgerlyke beleefdheid, welke tusschen menschen onder elkanderen, hoedanig hun toestand ook zy, zoo zeer noodzaaklyk en zoo begeerlyk is, en die geenzins strydt, noch met de wetten der natuure, noch met den geest van echte vryheid; zoo als men zien kan in het gedrag der wilde Indiaanen, die de bosschen van dit uitgestrekt land bewoonen, en onder alle menschen de vrysten en onafhanglyksten zyn. In de Vereenigde Staaten geeft het gemeene Volk u in tegendeel, op de beleefdste en bescheidenste vraagen, een ruw en barsch antwoord, en beledigt eenen iegelyken, die het voorkomen heeft van boven hen verheven te zyn; alleen om daar mede te toonen, dat zy zich zelven met hem volkomen gelyk stellen en niets beneden hem achten. Ten geenen pryze kan men eenige beleefdheid van hun verkrygen: zy schynen te begrypen, dat dit onbestaanbaar is met vryheid, en 'er geen ander middel is, om den vreemdeling te overtuigen, dat hy in een land van vryheid is, dan hem trotsch en beledigend te behandelen.’ - Wy hebben dit afgeschreeven, om dat in dit gedrag en die houding veeler Americaanen, 't welk ons zo dikmaals in deeze Reize voorkomt, de grond goeddeels schynt te zoeken van des Reizigers vaak verklaarden wederzin tegen dit Volk. Zeer opmerkelyk is de IV Brief, handelende over de nieuwe Stad Washington; derzelver aanleg, geschiktheid en aanstaande grootheid wordt beschreeven, alsmede den tegenstand, dien het voortzetten van den aanbouw deezer Stad nog ten Jaare 1796 ontmoette. Dat dezelve doorgegaan, en die Stad thans de Zetel des Bewinds is, weeten wy uit laatere bescheiden. By den volgenden Brief zal men, met genoegen, washingtons geliefde verblyfplaats Mount Vernon, zo als dezelve | |
[pagina 250]
| |
toen gesteld was, ten wille des Eigenaars, bezigtigen, en des Reizigers aanmerkingen wegens de Slaaven, nog door dien Voorstander van Menschen-Regt gehouden, leezen. De VI Brief geeft ons eene zeer onvoordeelige beschryving van den staat des Landbouws; 't is daar, dat de Landlieden, gelyk de Schryver het uitdrukt, ‘zeer zober en elendig leeven.’ Hy klaagt over de Herbergen, over de spyze, over de lompe behandelingen; ten slot schryvende: ‘Onder alle leevende schepzelen op den geheelen aardbodem zyn de Americaanen de baatzugtigsten en gierigsten.’ Zy komen ook elders als geheel onhandelbaar en lastig voor. Opmerkelyk is de VII Brief, daar deeze den Generaal washington betreft, en de viering van diens Geboortedag beschryft. Een breede Aantekening des Schryvers geeft byzonderheden van washington op. Wy neemen alleen over, 't geen onze Reiziger ten slot aantekent. ‘De onbaatzugtigheid van den Generaal washington is de geheele wereld genoegzaam bekend Het is opmerkelyk, en het strekt hem tot eenen eeuwigen roem, dat hy, geduurende zyn Presidentschap, nooit iemand van zyn Geslacht tot eenigen post van vertrouwen, of van ryke belooning, benoemd heeft, niettegenstaande 'er veelen onder zyn, die Mannen van verstand zyn, en geschikt om de meest belangryke posten van het Bestuur waar te neemen.’ - Ten dage van 's Voorzitters verjaaringe waren de opwagtingen by hem, alsmede der Dames by Mevrouw washington, veelvuldig. ‘'Er was,’ voegt weld 'er nevens, ‘geen eene Stad van eenig aanbelang in een geheelen Vereenigden Staat, waar niet een of ander gezelschap plaats hadt, ter vieringe van deze plegtigheid. Hoe zonderling dit ook schyne, 'er zyn egter menschen op het Land, zelfs Americaanen, die, niettegenstaande zy zelven de eersten zyn, om die Staatsgesteldheid, welke zy aan de wysheid en dapperheid van dien Man te danken hebben, aan andere Volken aan te pryzen, egter zoo ongevoelig voor zyne verdiensten, en zoo zeer van alle edele gewaarwordingen ontbloot zyn, dat zy weigeren kunnen, deel te neemen aan den lof en het vereeren dier talenten, aan welken zy zoo veel schuldig zyn. In de daad, deze verkeerdheid en ondankbaarheid gaan zoo ver, dat ik zelve meermaalen verscheidene perzoonen, in | |
[pagina 251]
| |
alle andere opzigten achtenswaardig, ontmoet heb, welken volstrekt weigerden, hem de geringe beleefdheid te bewyzen, van, na het middagmaal, op zyne gezondheid te drinken. Het is waar, dat zy hun gedrag eenigzins zoeken te verontschuldigen, door voor te wenden, dat zy alleen tegen hem, als President van den Vereenigden Staat, en niet als Generaal washington, misnoegd zyn; doch dit is slegts eene gezogte uitvlugt, met welke zy gedwongen zyn zich te behelpen, om daarmede hunne handelwyze eenigzins van ondankbaarheid vry te pleiten. Geduurende het oorlog, waren 'er verscheidenen, en niet Loyalisten alleen, welke hunne uiterste poogingen aanwendden om hem te verwyderen van een Bestuur, waarin hy zichzelven zoo roemwaardig onderscheidde. Het is de geest van onvergenoegdheid, die eenen voornaamen trek uitmaakt in het character der Americaanen, als een Volk beschouwd, en die thans dezelfde kwaadwilligheid voortbrengt, welke hy te vooren veroorzaakte. Ik geloof zeker, dat, al waren hunne belangen door een uit den hemel gezonden perzoon bestuurd, deszelfs daaden egter, wel verre van eene algemeene goedkeuring weg te draagen, in tegendeel by veelen, als bedrieglyk en schelmagtig, zouden beschouwd worden.’ - Hoe eenigen ten opzigte van de Omwenteling denken, bleek onzen Reiziger, toen hy zich den vierden Juny, den Verjaardag der Onafhangelyk-Verklaaring van America, te Albany bevondt. ‘De Hospes kwam,’ gelyk hy optekent, ‘zo ras hy vernomen hadt, wie wy waren, ons zyne verschooning maaken over de verwarring en ongeregeldheid, die wy in zyn huis vonden, uit hoofde, zo als hy zeide, van den Verjaardag der Americaansche Onafhangelykheid, of, zo als zommigen het eigenaartiger noemden, des Americaanschen Naberouws. Wy waren allen niet weinig verwonderd over deze taal en dezen perzoon. Het ontbreekt egter niet aan de zulken, die openlyk verklaaren, dat zy, zedert de Omwenteling, nooit zoo veel rusts en voorspoeds in hunne eigene wooningen genooten hebben, als zy te vooren ondervonden, toen deze Staaten nog eene Volkplanting van, en in het bezit der Engelschen waren. Onder de Planters van Virginien hoorden wy meer dan eens een dergelyke taal.’ - Onze Reiziger schynt dit met eenig genoegen te melden; en hier te vergeeten den geest van Onvergenoeg- | |
[pagina 252]
| |
zaamheid; door hem den Americaanen over 't algemeen toegeschreeven: een geest van Onvergenoegzaamheid, die zich bovenal, uitwyzens den IX Brief, in de behandeling der Staatszaaken laat zien, en de Americaanen onderscheidt van de Duitschers, die zich hier hebben nedergezet; die egter beschouwd worden als met hun gelyk staande in Geld- en Hebzugt, beschreeven als den Afgod, dien zy aanbidden. Menschenhandel maakt 'er, volgens het berigt in den IX Brief, een aanmerklyken tak van Koophandel uit. ‘De meesten,’ schryft onze Reiziger, ‘worden uit de Hanse-Steden en van Rotterdam derwaards gevoerd. De Schepen vertrekken van America naar deze plaatzen, gelaaden met onderscheidene soorten van voortbrengzelen: aldaar aangekomen, neemen zy zoo veelen van deze Vreemdelingen in, als de Schippers kunnen verlokken om hun geboorteland vaarwel te zeggen, zonder dat zy, voor het transport, eenig geld vorderen. By hunne aankomst in America maaken zy dit in de openlyke nieuwstydingen bekend, en geeven berigt van het getal der genen, die zy hebben medegebragt, en der onderscheidene handwerken, welken dezen oefenen; smits, kleermakers, timmerlieden, enz. Zy, die de zoodanigen noodig hebben, vervoegen zich daar op in menigte aan 't schip; waar dan deze arme Duitschers aan den hoogsten bieder verkogt worden, terwyl de Schipper of Reeder van het schip het geld daarvan in den zak steekt.’ Over Virginien is weld geheel niet te vrede, blykens den X en XI Brief. Het Seminarie te Williamsburg ziet 'er deerlyk uit, en wordt ten toon gesteld in den XII Brief. De Koophandel vertoont zich zo min als de Landbouw in eene voordeelige gedaante. Kortom, alles in eenen elendigen staat. Men leeze den XII, XIII en XIV Brief. In den XV wordt dit meer afgewisseld door Plant- en Dierbeschryvingen. In Opper-Virginien is hy meer met het Land en ook met de Inwoonders bevredigd. De lugtsgesteltenis kweekt gezondheid; de Vrouwen zyn 'er schoon: ‘men vindt onder de Bergbewooneressen verscheidene, die treffende voorwerpen zouden zyn voor het penseel van den besten Schilder. Het is in de daad verrukkende, de groepen van schoone Vrouwen te zien, welke hier zoms byeen zyn, om kerssen en andere vrugten in te zamelen, die | |
[pagina 253]
| |
op deze plaats, en in den omtrek van byna elks huis, in overvloed wassen. Derzelver gedaante en houding is aanlokkende; en het losse en ongedwongene van haare kleeding, die, in het algemeen, uit weinig meer dan een eenvoudig korsjet en een rok bestaat, schynen haar nog bekoorelyker te maaken.’ - Het gemeene Volk in deezen omtrek scheen hem toe, een vryer en openhartiger character te hebben, dan dat in eenig ander gedeelte van den Vereenigden Staat. Doch de gemaklykheid, om aan de behoeften te voldoen, hadt 'er zorgeloosheid, vermaak, verstrooijing en dronkenschap ten gevolge. De Vrouwen waren niet zo genegen tot den drank als de Mannen, maar hadden, in andere opzigten, eene gelyke neiging tot vermaak, en derzelver zedelyk character was even zeer bedorven. - Hier wordt de wooning van den toenmaaligen Vice-President jefferson, (thans President) in wiens wooning weld deezen Brief schreef, als zeer bekoorelyk voorgesteld. Gewigtig en zeer onderrigtende zyn de XVI en XVII Brieven. Men treft 'er de beschryving en Afbeelding aan van de beroemde Rotsbrug. Eene onmeetelyke Spelonk verdient bovenal onze aandagt. Dan welhaast wordt men weder 's Reizigers teonvredenheid over zyne ontmoetingen gewaar. Weld is, in den XVIII Brief, waar hy aan den oever van de Potowmac komt, ter plaatze waar deeze Rivier door de Bergketen der Blaauwe Bergen loopt, eene plaats door jefferson beschreeven ‘als een van de treffendste tooneelen in de Natuur, en waardig eene Reize over de Atlantische Zee,’ niet van het oordeel deezes Americaans, schoon hy de fraaiheid niet ontkent en die beschryft. - Te Philadelphia, naa eene reis van drie maanden, wedergekeerd, geeft hy berigt van de waargenomene weersgesteltenisse in dien tyd, die zeer opmerkenswaardig is. De verveelende Zomerhette in Philadelphia, met derzelver gevolgen, levert geen uitlokkend tafereel op. Om het veelvuldig verveelende, van alleen in America te reizen, te voorkomen, trekt hy, van twee Engelschen vergezeld, na New-Jork, om van daar zyne Reis na Canada voort te zetten. Meer opgeruimd is dit gedeelte des Reisverhaals. De Inwoonders van New-Jork worden beschreeven, als zich van alle de ove- | |
[pagina 254]
| |
rige Steden van den Vereenigden Staat, uitgenomen misschien Charles-town, onderscheidende, door hunne beleefdheid, vrolykheid, herbergzaamheid, en als in deeze opzigten verre uitmuntende boven de Ingezetenen van alle andere groote Steden. - Voorts beschryft weld zyne Scheepsreize op de Noord-Rivier van New-Jork na Albany, met een berigt van laatstgemelde Stad; en komen, met het vertrek van Albany, de Reisverdrietlykheden weder boven, schoon afgewisseld door gewigtiger waarneemingen. Dan wy hebben reeds genoeg uit een en ander oogpunt dit Werk doen kennen, om het onzen Leezeren aan te pryzen. |
|