Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedkundige Beschouwing van St. Domingo, door Bryan Edwards. Uit het Engelsch. 1ste Stuk. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz., 1802. In gr. 8vo. Behalven de Voorrede, 76 bl.Edwards, onzen Landgenooten bekend door een meesterlyk geschreeven WerkGa naar voetnoot(*), en van wien wy een Leevensberigt in het Mengelwerk onzer Letteroefeningen zeer onlangs geplaatst hebbenGa naar voetnoot(†), vervaardigde de voor ons liggende Geschiedkundige Beschouwing van St. Domingo op 't laatst des Jaars 1796. Wat hem aanleiding gaf, om zyne welversneede penne op het papier te zetten, ten opzigte van dit Eiland, 't welk thans de aandagt van het bevredigd Europa trekt, als het tooneel eens bloedigen krygs, van eenen zonderlingen aart, staat ons by de uitgave van de Vertaaling deezes Eersten Stuks te vermelden. Zo dra edwards de boven aangeduide Geschiedenis der Engelsche Volkplantingen in de West-Indiën hadt uitgegeeven, vormde hy het voorneemen, om een algemeen Berigt van de Vastigheden van alle de Natien van | |
[pagina 239]
| |
Europa, in dat gedeelte der Nieuwe Wereld, zamen te stellen; maar meer byzonder van de Franschen, welker Bezittingen ontwyfelbaar van de meeste waardy en de vrugtbaarste van den geheelen Archipelagus zyn. Dit denkbeeld nam by hem toe, op de beschouwing van de bouwstoffen, die hy reeds byeen verzameld hadt, met betrekking tot St. Domingo, de voornaamste Fransche Volkplanting. Tot dit Eiland bepaalt zich het tegenwoordig Werk geheel. Het is van aanbelang te weeten, dat edwards dit Eiland in eigen persoon bezogt, ten Jaare 1791, daar kennissen maakte, die hem geregelde berigten deswegen vervolgens gaven, en in 't bezit stelden van eene menigte getuigenissen en belangryke stukken. Hy verklaart, dat zyne beweegredenen om derwaards te gaan voor het publiek van weinig aanbelang zyn; maar de omstandigheden, die de reis derwaards veroorzaakten; de ontmoeting, die 'er hem bejegende, en de staat, waarin hy de ongelukkige Inwoonders vondt, kunnen niet afzyn, belangryk voor den Leezer te weezen. Hy vleit zich, dat een kort berigt deezer byzonderheden, daar het eenige maate van gezag aan zynen arbeid byzet, geen ongeschikte Inleiding voor zyn Boek zal geagt worden. Dit zet der Voorreden eene belangrykheid by, en geeft 'er eene lengte aan van XXIV bladz. Door verkorten zouden wy verminken. Dit alleen moeten wy vermelden, dat edwards ooggetuige was van de verwoesting, in den Jaare 1791 daar door de Negers aangericht; met eenige Heeren van Jamaica den daarheen tot bystand gezonden Engelschen Admiraal affleck, zyn Vriend, vergezellende. Dit weinige 'er van aan te haalen, zy genoegzaam: ‘De verwoestingen van den opstand breidden zich, staande den tyd van myn verblyf aan Kaap François, aan alle zyden uit. De geheele vlakte van de Kaap, met uitzondering van één Plantage by de Stad gelegen, was eene verwoesting; zo waren ook de Parochy van Limonade, en de meeste vastigheden op de bygelegen Bergen. De Parochy van Limbé stondt overal in vlam; en vóór myn vertrek hadden de oproerigen zich meester gemaakt van de baai en de forten te l'Acul, zo wel als van de Districten van Fort Dauphin, Dondon, en la Grande Riviere. Overal vertoonden zich de kenmerken der verwoesting, en de blanken scheenen het bieden van tegen- | |
[pagina 240]
| |
stand niet alleen als ongenoegzaam in de tegenwoordige omstandigheden, maar ook als hoopeloos voor het toekomende te beschouwen. Om de maat van derzelver elenden vol te meeten, weigerden de Spaansche nabuuren op het zelfde Eiland, gedreeven door een geest van dweepzucht en haat, die, zo ik denk, zonder voorbeeld in de waereld is, eenige hulpe te leenen om een' opstand te dempen, in welks gevolgen hun de rede zou geleerd hebben, dat hunne eigene behoudenis te gelyk met die der Franschen gemengd was. Zy werden zelfs niet alleen beschuldigd, van den oproerigen wapenen en voorraad van spys bezorgd te hebben, maar ook aan hun verscheide ongelukkige Fransche Planters, die hunne wykplaats genomen hadden na het Spaansche Grondgebied, te hebben uitgeleverd om vermoord te worden; ja dat zy van de oproerigen geld, als een bloedprys, zouden ontvangen hebben. Voor deze laatste beschuldigingen, egter, werd nooit, zo verre ik weet, eenig bewys te berde gebragt; en ter eere van het menschdom ben ik ongenegen om te gelooven dat het waar zy.’ Welken bystand en hulpe de Engelschen hun beweezen, vermeldt edwards. In deeze omstandigheden kwam het den Schryver zeer natuurlyk voor, zyn onderzoek uit te strekken na den staat der Colonie vóór den opstand, en berichten van genoegzaam gezag op de plaats zelve in te zamelen, betreffende de eerste aanleiding en verdere voortgangen van de zo wyduitgestrekte verwoesting, welke hy voor zich zag. - Hy hadt de schoonste gelegenheden om de beste berichten te bekomen, welke hy, met dankbaarheid, en aanwyzing der Persoonen, vermeldt. Edwards laat zich uit over de oorzaaken der Neger-Oproeren in 't algemeen, op de West-Indische, hem zo bekende, Eilanden; dan merkt aan: ‘Maar op St. Domingo was een aanzienlyk getal Opstandelingen - niet Africaanen, maar Creolen of Inboorelingen. Eenige der aanvoerders waren begunstigde huisbedienden, by de blanke Inwoonders geboren en opgevoed in derzelver familien. Eenige weinige hunner hadden die voordeelen genooten, welker misbruik, onder hunne wysgeerige leermeesters, alleen diende om hun uitsteekend te maaken in wanbedryf: want lezen geleerd hebbende, werden zy vervoerd tot het inzuigen, en in staat gesteld tot het | |
[pagina 241]
| |
verbreiden van die beginzels en leeringen, die strekken, en altyd strekken zullen, tot de omkeering van alle regeering en orde.’ Dan de Schryver, wiens pen door waarheidliefde en billykheid bestuurd wordt, voegt 'er by: ‘Dat men my egter niet verstaa, als stellende, dat niets by deze gelegenheid aan den Slaavenhandel moet worden toegeschreeven. Ik verfoei myne toevlugt te neemen tot bewimpelingen of valschheid. Buiten twyfel hadt de groote jaarlyksche invoer van Americaansche Slaaven in St. Domingo, veele jaaren vóór 1791, eene zwarte bevolking in het Fransch gedeelte van dat Eiland voortgebragt, die, alle maat te boven gaande, onevenredig was aan de blanke; het betrekkelyke getal van de twee classen zynde als zestien tegen één. De aanvoerders der oproerigen konden niet onopmerkzaam weezen op deze zaak, en zy ontleenden daarvan buiten twyfel aanmoediging en vertrouwen.’ Zo hebben wy doen kennen, wie de Schryver is, en welke de bronnen zyn, waaruit hy geput hebbe. Het besluit des Eersten Hoofdstuks, 't welk den Staatkundigen toestand van St. Domingo vóór het Jaar 1789 beschryft, hegt de volgende Gebeurtenissen op dat Eiland aan den heerschenden en kwalykbestuurden geest der Omwentelingszugt; en verklaart hy ten slot: ‘Het oogmerk der volgende bladzyden is, deze uitwerkzels tot hunne eigene oorzaaken te rug te brengen; de snoode oogmerken van voorgewende menschlievendheid, staatkundige dweepery, en bedrogen eerzucht, te ontwikkelen; en de uitgestrekte en jammerlyke verwoesting te beschryven, die zy veroorzaakten, om tevens eene nutte les aan andere Natien te geeven.’ Het Tweede Hoofdst. voert ten opschrift: Van de Omwenteling van 1789 tot de Byeenkomst van de Algemeene Coloniale Vergadering. - Het Derde Hoofdst. vermeldt de Werkzaamheden van de Algemeene Coloniale Vergadering tot derzelver eindelyke ontbinding, en de Inscheping der Leden na Frankryk, in Augustus 1790. - Het Vierde Hoofdst. is geheel geschikt om het Oproer en de Nederlaag van ogé, een vryman van de kleur, te vermelden. - Het Vyfde Hoofdst. schetst ons het voorgevallene in Frankryk, met de derwaards Gezondenen van St. Domingo; - Slachting van Co- | |
[pagina 242]
| |
lonel mauduit op St. Domingo, - en noodlottig Decreet van de Nationaale Vergadering den 15 Mei 1791. Veel treffends zou hier uit over te neemen vallen; dan wy besluiten deeze onze Aankondiging, overneemingen tot eene nadere gelegenheid bespaarende, niet de woorden van het slot des Voorberigts van den Vertaaler: ‘Niet alleen verdient dit Werk, om de omstandigheden van dit oogenblik, byzonder de aandacht op te wekken, maar het heeft eene innerlyke eigene en duurzaamer waardy, zo uit hoofde van de belangrykheid van dit Eiland zelve, de verbaazende en leerzaame Gebeurtenissen, die het bevat, alsmede de menschkundige aanmerkingen, uitmuntende schryfwyze en recht mannelyken styl van den Engelschen Opsteller; en schoon de Vertaaler gepoogd heeft, het oorspronglyke in kragt en nadruk, zo veel mogelyk, te volgen, gevoelt hy, hoe veel zyne overzetting daarby moet onderdoen. Evenwel hoopt hy niet zo geheel ongelukkig geslaagd te zyn, of men zal eenige spooren van het oorspronglyk schoone en kragtige hier en daar kunnen ontdekken.’ - In deeze gegeevene hoop hebben wy althans geene teleurstelling ontmoet. De styl van edwards is wel gevolgd en getroffen. Ten slot berigt de Vertaaler, dat de twee volgende Stukken, van gelyke grootte als het tegenwoordige, waarmede het Werk voltooid zal zyn, binnen weinig weeken zullen volgen. |
|