den gehouden wierden. Volgens den aart der zaake konden de onderwerpen slegts ter loops en alzo niet dan oppervlakkig behandeld worden. Intusschen laat de Redenaar den opmerkenden Leezer geenzins twyfelagtig, of hy, by meerdere ruimte van tyd, meer uitvoerigheids aan de behandelinge van zyne onderwerpen zoude hebben kunnen geeven. De Oorlog niet onbestaanbaar met de Leer eener Goddelyke Voorzienigheid. De Heerschzucht. Hoe, en wanneer, God gezegd kan worden voor een Volk te zyn. Vaderlandsliefde niet uitdrukkelyk in het Euangelie geleerd, en nogthans in hetzelve vervat. De Nieuwsgierigheid der Menschen in Oorlogstyden (in twee Vertoogen): aldus luiden de Opschriften der zes kleine Stukjes, hier voorhanden. Hoewel by eene byzondere gelegenheid opgesteld, zyn ze, nogthans, in zeker opzigt, van algemeene toepassinge, en kunnen, ten allen tyde, met nut geleezen worden; waartoe de Eerw. hoekstra door leevendigheid en bevalligheid van schryftrant ook het zyne heeft bygedraagen.
Ter proeve der schryfwyze diene de volgende aanhaaling uit het Vertoog over de Vaderlandsliefde. ‘Als Christenen zyn wy ook verpligt, de aangestelde Magten en Overheden te gehoorzaamen. - Doch te onregt beweert men (gelyk het ongeloof zoo gaarne ziet beweeren) dat het Christendom eene blinde onderwerping en volstrekt lydelyke gehoorzaamheid vordert. Want waarop wordt in 't N.V. de verpligting tot gehoorzaamheid aan de Overheden gegrond? Daarop, dat de Overheid Gods Dienaaresse is ten goede; Dat zy naamlyk het zwaard draagt om de onschuld te verdedigen, de kwaadwilligen te straffen, de zwakken tegen de sterkeren te beschermen, en dus regt en geregtigheid te oeffenen, en de algemeene welvaart boven alles te bevorderen. Maar de Dwingeland, die, het oogmerk zyner aanstelling vergeetende, het volk beschouwt als zyn byzonder eigendom, alleen om zynentwille geschapen, en waarmede hy naar eigen goeddunken kan handelen; die menschen, zyne Natuurgenooten, Gods redelyke schepzelen, in boeijen doet gaan; die met zyn yzeren Scepter de onschuld verpletterd of moedeloos maakt; die alleen de listige en vleizieke boosheid in zyne gunst laat deelen; - die de vrugten der naarstigheid in hoofsche weelde verteert; - die de regten der menschheid