Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandeling over den Rhynlandschen Slaaperdyk by Spaarndam, met betrekking tot deszelfs gevolgen, zo voor den Waterstaat van Rhynland, als voor de Stad Amsterdam; door F.W. Conrad, Commissaris Inspecteur over 's Lands Waterwerken en Waterstaat. Met twee Kaarten. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz., 1802. In gr. 8vo. 58 bl.Het oogmerk des waterstaatkundigen Schryvers is, om de gevolgen van den Rhynlandschen Slaaperdyk, zo met betrekking tot den Waterstaat van Rhynland, als ten aanzien van de Stad Amsterdam, in een helder daglicht te stellen. Ten dienste der zodanigen, die desaangaande | |
[pagina 193]
| |
weinig of kwalyk onderrigt zyn, laat hy een kort verhaal, wegens den oorsprong en het gebeurde omtrent deezen Dyk, voorafgaan; welk alles kort en duidelyk volvoerd wordt. De nuttigheid, welke men, met deezen Dyk op de hoogte van slegts 52 duimen boven het Amsterdamsche peil te houden, en by hooge vloeden te doen overloopen, bedoeld heeft, is, volgens conrad, nimmer anders opgegeeven, dan te bestaan, ‘vooreerst, in het ontzet van het buitendyks gelegen gedeelte der Stad Amsterdam, en van de Waterlandsche, Diemer- en Muiderdyken, ten tyde van hooge vloeden by Noordwesten stormen; en, ten tweeden, in het ontzet der Noordlyke Dyken langs het westlyk Te gelegen, voor zo verre men begreep, dat de quantiteit waters, over den Slaaperdyk stortende, het Te tot eene mindere hoogte zou doen ryzen, ten minsten dat de verdere verhooging van deszelfs oppervlakte daardoor, by de gemelde gelegenheden, zou kunnen voorgekomen worden.’ Voor dat hy overgaat om de door Amsterdam bedoelde nuttigheden van des Slaapers overloop te overweegen, acht hy het noodig, een denkbeeld te geeven van de nadeelen, welke daaruit voortvloeijen, en zich hoofdzaaklyk, gelyk hier wordt aangetoond, bepaalen - en tot den Boezem van Rhynland in 't algemeen - en tot de naast by dien Dyk gelegen Polders en de Stad Haarlem in 't byzonder. Sterk spreekt hier de overstorting, zo onlangs als op den 22 en 23 Nov. 1801 voorgevallen, by welke de muuren van Amsterdam bedreigd werden, met het Haarlemmer Meir water bespoeld te worden, en veele daaromstreeks gelegen Polders met bezwyken der omdykingen: de daadlyke nadeelen worden hierby vermeld. Eene voorgestelde Vraag van de Hollandsche, nu Bataafsche, Maatschappy der Weetenschappen te Haarlem, in den Jaare 1786 opgehangen, doch onbeantwoord gebleeven, zeer wel strookende met des Schryvers tegenwoordig oogmerk, het onderzoek wegens de gevolgen der overstroomingen van den Slaaperdyk, overweegt hy, volgens het daarin gevorderde; - In de eerste plaats, of de bedoelde ontlasting van het Te, door de overstorting van den Slaaperdyk, met de bekende wetten der beweeging van het water overeenstemme; en dus, uit de beschouwing van vooren, de nuttigheid, en derhalven | |
[pagina 194]
| |
ook de noodzaaklykheid, van deeze Overstorting kan aangetoond worden? - In de tweede plaats onderzoekt hy, of de nuttigheid en noodzaaklykheid deezer Overstorting uit ontwyfelbaare ondervindingen op te maaken is - en tragt, in de derde plaats, om deeze zaak te voldingen, eenige bedenkingen en tegenwerpingen op te lossen. In dit alles, is ons voorgekomen, slaagt de Schryver gelukkig; en hy heeft, gelyk hy erkent, veel vrugts getrokken uit de aanmerkingen van den Heer c. brunings, in den Jaare 1793 aan den Heer van wiebeking opgegeeven, en in een Hoogduitsch Werk geplaatst. - Hy toont, dat woltmans berekend grootste vermogen van de Overstroomingen van den Slaaperdyk, en de mogelyke nutheid voor Amsterdam, geen steek houden kan; en hoe de la lande het beter ingezien hadt, wanneer hy schreef: ‘Het is een vooroordeel van het Volk van Amsterdam, 't welk zich te vrede houdt, en, wanneer de Slaaper stort, gelooft dat zulks zyne veiligheid is. Ondertusschen is die ontlasting als Nul te achten, met betrekking tot de onmeetlyk wyde Zee.’ Wy vertrouwen, dat een Stukje van die kortheid, een zo belangryk onderwerp betreffende, met een Kaart Figuratief van het Te, met de Situatie van den Rhynlandschen Slaaperdyk by Spaarendam, opgehelderd, en, behalven Tafels van de hoogste Vloeden, voorzien met een fraaije Schaal van de gelyktydig waargenomen Waterhoogten, aan de Peilen te Spaarendam en te Amsterdam, van den 21 tot den 24 Nov. 1801, met eene naauwkeurige aanwyzing van het overloopen van den Rhynlandschen Slaaperdyk, geene verdere opgave van den Inhoud zal behoeven, om een gunstig onthaal by de weetgierigen, dit gewigtig onderwerp betreffende, te ontmoeten. Alleen tekenen wy 'er nog uit op, dat, ‘voor zo verre men uit gehoudene aantekeningen heeft kunnen opmaaken, 'er van 1701 tot 1749, en dus in 49 jaaren, 49 hooge Vloeden op het Te hebben plaats gehad, waarvan 'er ten minsten 35 des Slaapers overloop veroorzaakt hebben. En van 1767 tot 1801, en dus in 35 jaaren, 37 hooge Vloeden, waarvan 'er 25 den Slaaperdyk hebben doen overloopen: gelyk zulks nader kan gezien worden uit de twee Tafels der voornaamste hooge Vloeden op het Te, van 1701 tot 1749, en van | |
[pagina 195]
| |
1767 tot 1801, agteraan gevoegd; waaruit blykt, dat de hoogste Vloed, in de agttiende Eeuw, voor Amsterdam is geweest den 25 December 1717 tot 96 duimen, en den 15 November 1775 tot gelyke hoogte boven het Amsterdamsche Peil, wanneer het Te te Spaarendam tot 91 duimen boven het zelfde Peil gereezen was, en een overloop van den Slaaperdyk, ter hoogte van 39 duimen, veroorzaakt heeftGa naar voetnoot(*).’ |
|