tegen onzen verdienstelyken Schryver ingericht, maar voornaamelyk tegen de Hoofdvoorstanders der Leere, welke hy verdeedigt.
Om als zeker aan te neemen den veel vermogenden invloed, welken de Geneeskundige voorvechters van het Oxygène aan hetzelve toeschryven, behoorde vooraf beweezen te worden: 1o. Dat het Oxygène zich in zyn zuiveren staat, en zonder in eenige andere combinatie te zyn, met de zelfstandigheid van onze vaste en vloeibaare deelen kan vereenigen. 2o. Dat hetzelve, in 't afgetrokkene beschouwd, waarlyk die groote prikkelende en opwekkende vermogens bezit, welke daaraan, heden ten dage, met zo veel uitbundigheid, worden toegeschreeven. Niets valt gemakkelyker te bewyzen, zullen ons de Oxygennetici antwoorden. Het is immers eene zekere zaak, dat 'er in de Uitademing niet zo veel Zuurstoffe ontlast wordt, als in de Inademing in de longen is opgenomen. Dat voorts het Oxygène wel degelyk de prikkelende en werkzaame vermogens bezit, die aan hetzelve worden toegeschreeven, kan men, huns erachtens, uit de verschynzelen der Ademhaaling en der Verstikking met eene volkomene zekerheid opmaaken. Hoe meer Oxygène, immers, de ingeädemde lucht bevat, (zeggen zy) zo veel te werkzaamer worden alle onze levensverrichtingen; zo veel meer neemt de dierlyke warmte toe, gelyk ook de snelheid der pols, enz. - verschynzelen, die, huns oordeels, alleen uit de opslorping van het zuurmaakend beginzel kunnen verklaard worden.
Ondertusschen is de gevolgtrekking, uit het verdwynen van een deel van het Oxygène in de Ademhaaling tot deszelfs opslorping in een zuiveren, niet gecombineerden, staat, zonder eenigen grond. De levenslucht kan immers zelve niet onmiddelyk in het bloed komen, dewyl de longevliezen, volgens de proeven van haller en anderen, geene veerkragtige luchtstoffe doorlaaten. Voorts laat het Oxygène der levenslucht zyne vuurstoffe niet los, dan om zich met de Carbone te verbinden, en daarmede in zogenoemde vaste lucht over te gaan. Deeze luchtstoffe is in onze vogten ontbindbaar, en aan haare opslorping in het bloed moet buiten twyffel de verdwyning van een gedeelte van het ingeädemd Oxygène worden toegeschreeven. Doch het zuurmaakend beginzel werkt in deeze combinatie geenzins als een