Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandeling van het Wisselrecht; door Robert Joseph Pothier, Raad in de Praesidiale Rechtbank te Orleans, en Hoogleeraar in de Rechten aan de Universiteit aldaar Naar het Fransch, door Mr. Joannes van der Linden, Advocaat te Amsteldam. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1801. In gr. 8vo. 262 bl.Over het Wisselrecht te schryven, is geen gemakkelyk werk; vereischende zoo wel een goed Rechtsgeleerde, als een ervaaren man op de Beurs. Zeer zelden heeft men dit by elkander aangetroffen; en de Werken, die wy in het Nederduitsch, in dat vak, bezitten, toonen al te duidelyk, dat dit gezegde waarheid is. Immers, wanneer wy heineccius, Grondbeginzelen van het Wisselrecht, met de aanmerkingen van k.k. reitz, vergelyken met j. phoonsen, Wisselstyl tot Amsterdam; dan zal men bevinden, dat het den eerstgenoemden aan ervaaring op de Beurs, en den laatstgemelden aan de noodige Rechtskunde ontbrak; zo dat beide geschriften, op zich zelven beschouwd, zeker niet voor voldoende gehouden kunnen worden. Onder de Fransche Schryvers heeft savary, in zyn Parfait NegotiantGa naar voetnoot(*), (van welken men ook eene Nederduitsche | |
[pagina 170]
| |
vertaaling in Quarto, Amsterdam 1683, onder den tytel van de volmaakte Koopman, heeft;) maar vooral du puy, in zyne l'Art des Lettres de Change, zeer veel toegebragt, om het Wisselrecht, in deszelfs aart en eigenschappen, te doen kennen. Naast deeze laatste kan men ook het Werkjen van r.j. pothier plaatsen, van het welk de rechtskundige van der linden ons thans eene zuivere vertaaling levert. Na eene gepaste Inleiding, in welke geleerd wordt, 1) wat men door Wissel te verstaan heeft; 2) over welk soort van Wisselcontract te handelen; 3) wat een Wisselbrief is; 4) wat een Wisselbilliet is, en de verdeeling van dit Werkjen wordt opgegeeven; onderscheidt de Schryver zyn Werk in twee deelen; gaande het eerste over het Wisselcontract, en over de handeling, betrekkelyk dit Contract die door den Wisselbrief plaats heeft; en het tweede over Wisselbillietten, Briefjens aan Ordre, aan Toonder, en andere Billietten, in den Koophandel gebruikt wordende. Het geheel is zodanig, dat het alle aanpryzing verdient; al vondt men zelfs, dat een en andere plaats alleen op de Wetten en Gebruiken in Frankryk gegrond zyn, en dus in ons Land minder toepasselyk zullen bevonden worden. |
|