Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize na St. Domingo, gedaan door den Baron Van Wimpfen, en door hem beschreven in een aantal Brieven, behelzende zyne ontmoetingen en waarneemingen op zee, by zynen overtocht derwaards en van daar - Eene volledige beschryving van de ligging, staatsgesteltenis, voortbrengzels en handel van dat Eiland - De Zeden, Karakter en Levenswyze der Fransche Kolonisten aldaar; benevens een berigt van de Mulatten en Negerslaaven, derzelver aart en gedrag, alsmede de wyze, op welke zy behandeld worden. IIde Deel. Te Utrecht, by G.T. van Paddenburg en Zoon. In gr. 8vo. 212 bl.Te Port au Prince lieten wy van wimpfen, by onze Aankondiging van het Eerste Deel zyner ReizeGa naar voetnoot(*). Hy vondt hier gelegenheid om by voorige aanmerkingen op het Beheer deezer Volkplantinge nog andere te voegen; en de Stad, by het eerste inkomen hem zo afvallende, behaagde hem op den duur nog minder: welhaast vinden wy de Brieven uit de Woestyn gedagtekend, waar hy zich in April 1790, naa eene korte afweezigheid, weder bevondt, met steeds aangroeienden wederzin om langer op St. Domingo te blyven. Trekken van wreedheid jegens de Slaaven, van zelfmoord, van vergifmenging, behooren tot de Zeden der gelukkige Bewooners van St. Domingo, waar ook de gisting der gemoederen uit Parys was overgeslaagen; 't welk hem, van de Fransche Omwenteling afkeerig, eene bykomende reden opleverde om zich van daar te verwyderen. Van wimpfen haast zich, derhalven, om zynen Vriend de verdere aanmerkingen, door hem gemaakt, mede te deelen. Breedvoerig zyn die over de Slaaven, wier ongunstige stand, ten opzigte van de sterfte en kwaalen, ontleed wordt, met bygevoegde raadgeevin- | |
[pagina 159]
| |
gen tot een beter beheer. Ook laat hy zich in, om een verslag te doen, wegens hunne denkbeelden van regt en onregt, - uit welk een oogpunt zy hun aanweezen beschouwen - en welk een gebruik hy meent dat zy van hunne vryheid zouden maaken. De kundige Vertaaler laat niet na, hier en daar eene gepaste wederspreekende aanmerking aan den voet des blads te plaatzen. Over den Land- en Akkerbouw deelt onze Reiziger zyne denkbeelden mede, en besteedt een langen Brief, om zynen Vriend te onderrigten wegens den uitvoer der waaren - de inrigting des landbouws, der manufactuuren en de nyverheid - de opbrengst van den Impost in 't algemeen - de daadlyke en lydelyke schulden - het inkomen der Boetekas, en derzelver verdeeling in verscheide kassen. Breed geeft van wimpfen zyne gedagten mede op, over de meermaals aangevoerde Zedelyke Gesteldheid der Inwoonderen van St. Domingo; en strekken deeze, om de ongunstige denkbeelden, daarvan gevormd, grootlyks te versterken, en tot eene hoogte, welke ons moet verbaazen, op te voeren. Hy toont, hoe de Godsdienst, zo als dezelve te dier Volkplantinge gepredikt wordt, door meerendeels veragtlyke Monniken, geen gewenschte uitwerking kan hebben. Hy geeft te dier gelegenheid zyn gevoelen op, over de noodzaaklykheid van den Godsdienst in den Burgerstaat; schoon nu en dan zyner penne trekken ontglippen, die ons zeer doen twyfelen aan 's Schryvers hoogagting voor de Openbaaring. De verschynzels van de werking der Fransche Omwenteling, ook op St. Domingo, doen hem haaken na zyn vertrek van daar; dan hy geeft vooraf nog zyne denkbeelden op, wegens het aanleggen der Plantadien op een Eiland, hem langs hoe haatlyker wordende, door den dreigenden storm der naderende Omwenteling, van welker beginzelen hy ooggetuige was, en waarover hy zyne gedagten vrylyk mededeelt; ten slot schryvende: ‘Ik zie met smert, dat de zwymelgeest reeds zodanig een voortgang onder de bewooners alhier gemaakt heeft, dat zy zelfs aan tafel, omringd van Mulatten en Negers, zich gesprekken over de vryheid veroorloven, welke ten hoogsten onbezonnen zyn. Welhaast zullen de slaaven der nabuurige Plan- | |
[pagina 160]
| |
tadien, die verkeeren met die van de Stad, dezelven aan hun overbrengen, en op hunne manier alles wat zy gehoord hebben uitleggen. Indien de Blanken slegts vry zyn van daag, wat waren zy dan gisteren, slaaven gelyk wy! God behoede my, ooggetuige te zyn van de gevolgen eener dergelyke redenkaveling! De Rechten van den Mensch te beredeneeren in het byzyn van zodanige menschen, wat is dat anders, dan hen te leeren, dat de kragt is by den sterken, en dat de sterkte in 't getal bestaat.’ ‘Wilt gy weeten wat ik ten laatsten over dit Land denke? Dat, hoe meer ik de menschen leer kennen, die hetzelve bewoonen, te meer wensch ik myzelven geluk, dit Land te verlaaten. Ik was 'er met die edele eerzucht heen gekomen, om my eeniglyk met myn fortuin bezig te houden; maar bestemd om meester te zyn, en bygevolg om slaaven te hebben, heb ik, toen ik genoodzaakt was met hun om te gaan, het noodig geoordeeld hen te leeren kennen; en ik vertrek met veel minder achting voor den een, en met medelyden voor de anderen. Wanneer men is, 't geene de meeste bewooners hier zyn, dan is men genoodzaakt slaaven te hebben: wanneer men is, 't geene de meeste slaaven zyn, dan is men gemaakt om slaaf te weezen; elk is hier op zyn plaats.’ Eer hy vertrok was hy ooggetuige van het uitbarsten der Partyschappen, door hem op eenen aandoenlyken trant beschreeven, met vermelding van 't geen door de beide Partyen verwaarloosd was, om het heil der Volkplantinge niet te verwoesten. Hy besluit dit verslag met aan te merken: ‘Wat er ook gebeuren moge, ik heb de Wetgeevende Vergadering, door het kanon uiteen gejaagd, op de vlugt enz. gelaaten; het wat al te uitvoerend vermogen, en dat tamelyk verlegen met deszelfs overwinning is, onzeker gelaaten wat te doen, om 'er de noodzaaklykheid van te billyken en 'er vrucht van te raapen; het publiek heb ik gelaaten in een staat van bedeesdheid en onzekerheid, zoo als gemeenlyk op hevige stormen volgt, en myn vriend den handel zeer wel te vreden met zyne magazynen gered te hebben, en zeer bezig om dezelve buiten het bereik te stellen van het Oppermagtig Volk. Wat my aanbelangt, ik voer | |
[pagina 161]
| |
wegens St. Domingo het denkbeeld met my, welk geenzins dat van iedereen is; te weeten, dat de Vryheids-boom 'er even min zyn grond gevonden heeft, om vrucht te geeven, als de Brood-boom.’ - In hoe verre hy of die anderen gelyk hebbe, heeft de ondervinding, hoe veele en geweldige schokken deeze Volkplanting zints leedt, beweezen. Van wimpfen's reis na America, hoe voorspoedig in den aanvange, werd eerlang beloopen door eenen geweldigen storm, die hem in 't gevaar van dreigende Schipbreuke bragt, treffend beschreeven. In America geland, is hy geheel verrukking, door hem in deezer voege uitgedrukt: ‘'t Is waarlyk eene uitmuntende vertooning voor iemand, die van St. Domingo komt, dit gelukkig Land te beschouwen. Ik hield niet op, de naare wooningen, welke ik maar pas verlaaten had, te vergelyken met de fraaije en nette huizen, welke wy overal door de groene velden verspreid zagen. De algemeene welvaart, welke in dat gedeelte van de Nieuwe Wereld heerscht, scheen de bron van rampen en misdaaden gedempt te hebben, met de gewaande rykdommen van hem, wiens zoetste hoop is, het land te verlaaten, 't welk hem draagt en voedt. Te vergeefs zou ik trachten, den staat van gelukzaligheid te schilderen, in welken ik my als verzonken zag, toen ik, by 't vallen van den avond, den oever langs voer. Zulks is geen mensch mogelyk; maar indien iemand in dat oogenblik het voorstel gedaan hadt, my op nieuw scheep te begeeven, om slechts tien mylen van daar zoo veele gulde vliezen te haalen, als 'er bladeren waren aan de boomen van Colchis, zou ik gewis op zyn voorstel niet dan met een schamperen lach geantwoord hebben. Weinig scheelde het zelfs in dat oogenblik, of ik zwoer by my zelven, dat land niet meer te verlaaten, hoedanig ook het fortuin mogt zyn, 't geen het lot my bereidde.’ Te Norfolk hieldt hy met den Heer oster, Onder-Consul van Frankryk, een zeer lang en leerzaam gesprek, die hem eene Memorie mededeelde, wegens de Handelbetrekkingen van Frankryk en de Vereenigde Staaten. Over deeze loopt een geheele handelkundige Brief; Frankryks, Engelands en Hollands gedrag ten deezen aan- | |
[pagina 162]
| |
ziene schetzende, doormengd met Staatkundige bespiegelingen, zo sterk ten voordeele van Engeland uitloopende, dat de ondervinding, schoon daaraan deels beantwoord hebbende, niet voortvaart, daaraan het zegel te hangen. Zeer is hy met de Americaanen ingenomen. Hy sluit zyn laatsten Brief, te Norfolk in September 1790 gedagtekend, in deezer voege: ‘Indien onze oordeelvellingen veelal afhangen van onze goede of kwaade geestgesteldheid, bemerk ik, dat ik nooit meerder geneigd was om met iets vooringenomen te zyn. Ik zal evenwel trachten alle partydigheid te vermyden, en dit hoop ik te meer, om dat het my toeschynt, dat men met eene sterke verbeelding, welke ik niet hebbe, moet gebooren zyn, om in de bewooners van dit nieuwe ryk meer dan menschen te zien, die, in het midden van de ongeregeldheden eener Omwenteling, zuivere zeden wisten te behouden, en niet toe te laaten, dat de moed, waarmede zy hunne rechten verdeedigden, en de geestdrift, waarmede zy hunne vryheid wonnen, ontäarte, de een in eene dweepzucht, en de andere in woeste wreedheid, en voorwaar dit is al veel. - Moge de nakomelingschap, myn Heer! dit zelfde ten eenigen tyde van u zeggen! Men gelooft het hier, om dat men vry algemeen anderen naar zichzelven beoordeelt, en dat de Eigenliefde der Americaanen behaagen schept in de gedagte, dat zy de eerste meesters waren in de dubbele konst om den blixem aan den hemel en den scepter aan de dwingelanden te ontwringenGa naar voetnoot(*). Maar als men slechts de inrichtingen, de zeden en den geest der beide Volken met elkander vergelykt, zoo schynt men zulks meer te verlangen dan te hoopen.’ Agter deezen Brief is een Postscriptum gevoegd, betreffende de maatregelen, door het Fransch bewind genomen, om de orde op St. Domingo te herstellen, en in die ongelukkige Volkplanting, benevens den akkerbouw, op welken haar oude welvaard, of liever, die | |
[pagina 163]
| |
van den Koophandel met het Moederland gegrond was, de zaaken op eenen draaglyken voet te herbrengen. Met genoegen vinden wy agter dit Werk een welopgesteld Register. Wy vermelden dit, omdat het eenigzins in onbruik schynt te geraaken, de Werken daarmede te voorzien. |
|