veranderingen, ons daarmede troosten, dat hy dezelfde is, en blyft.’ In de bewerking van deeze leeringen geeft Vader hinlópen rekenschap van de wyze, op welke hy zich van zynen post heeft gekweeten, alles met dien gemoedelyken ernst, die ongemaaktheid, welke van zuivere opregtheid des harten inwendige blykbaarheid vertoont. Des wy niet twyfelen, of allen, welke den mondelingen voordragt, zekerlyk niet zonder aandoening, hoorden, zullen in eene herhaalde leezing zich van nieuws verlustigen. Ziet hier eene korte aanhaaling, ter proeve van des Grysaarts denkwyze en manier van voorstellen. ‘Eenen aanhang heb ik nooit onder u getracht te verkrygen. Voor de grootste wangedrochten, in 't Christendom, hield ik hen, die anderen naar zich wilden laten noemen, en voor eene allergevaarlykste zonde, eenen kleineren, omdat hy ons niet volgt, te ergeren. Buiten twisten, die elders de gemoederen verdeelden, zocht ik u mede te houden, verdeeldheden, zonder gedruisch, weg te neemen, en u tot geloof in Jezus Christus, onzen eenigen Leeraar, dien wy hooren moeten, den eenigen Middelaar, door welken wy tot God komen, ons eenig Hoofd en Heer, dien wy gehoorzamen, en door wien wy leven moeten, te leiden, en tot zyne liefde, die ons eerst heeft lief gehad, en ons met zyne genade voorgekomen is, te dringen. Gaarne zou ik dit ook andere Christenen, welke de hervorming niet aangenomen hebben, of eene andere hervorming volgen, meer gedaan hebben, opdat wy (want myne ziele treurt over de scheuringen) maar ééne kudde en één herder wierden, en ons in Jezus Christus, met onderlinge liefde, meer verblydden; maar de gelegenheid, om zulks te doen, deed zich zeldzamer op, en vooroordeelen’ (hier schynt ons Vader hinlopen zyne Menschkunde te vergeeten) ‘wendden, ook, in zulke omstandigheden, het oor meermaalen van my af.’