Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 133]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.De Brieven van den Apostel Paulus, uit het Grieksch vertaald, met Aanmerkingen, door E.J. Greve. IIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1801. In gr. 8vo. 416 bl.Voor ettelyke jaaren (1790) had de geleerde greve, toen door andere bezigheden belemmerd, de Brieven van Paulus aan de Efesiers, de Colossers, en den eersten aan Timotheus, in het Nederduitsch vertaald, en met Aanmerkingen begeleid, door zynen Broeder laaten in 't licht geeven. Vier jaaren laater leverde hy zelf soortgelyke, met vry meer naauwkeurigheid bewerkte, verklaaring van den Brief aan de Romeinen, waarvan wy ook voorheenGa naar voetnoot(*) met welverdienden lof gewag gemaakt hebben. In den zelfden trant behandelt de Hoogleeraar den eersten aan de Corinthiers, in dit boekdeel. Aan het hoofd is wederom een Voorbericht geplaatst, betreffende de volgende alle wel doordachte onderwerpen: (1) Over den tyd, wanneer deze Brief geschreven is, die hy meent, dat in het 55ste jaar der gewoone jaartelling moet gesteld worden. (2) Over den toestand, waarin de zaaken van de Gemeenten van Achajen toen waren. Hiertoe behoort eene gepaste opheldering van de waare gesteldheid der onderscheidene Aanhangen, die zich te Corinthe vertoonden. (3) Over de dingen, die aanleiding tot het schryven van den Brief gegeeven hebben. (4) Over de oogmerken van den Brief. (5) Over den Styl: waarby ook weder eenige ophelderingen gevoegd zyn van woorden en spreekwyzen, die de Apostel, in de Brieven aan de Corinthiers, wat menigvuldiger gebruikt heeft: Geest, Wysheid, Heilig, Conscientie of Geweeten, Satan. - Daarop volgt, als | |
[pagina 134]
| |
voren, eene dubbele Vertaaling van dezen Apostolischen Brief, te weeten, eene geheel woordelyke, zynde de gemeene Nederlandsche Overzetting, alleen hier en daar verbeterd, en eene vryere, waarin de Schryver den zin van des Apostels gezegden, by wyze van Omschryvinge of Uitbreidinge, duidelyker tracht te maaken. Voorts eene juiste opgave van de voornaamste Verscheidenheden in de leezing in dezen Brief. En eindelyk een aantal Aanmerkingen. Overal ontdekt men den schranderen en letterkundigen Bybeluitlegger, die niet zelden van alle zyne Voorgangers afgaat, en niet alleen over verscheidene min of meer duistere plaatzen, maar over den gantschen Brief, een nieuw licht poogt te verspreiden. Hier en daar wordt men verrascht door uitweidingen over zaaken, wier behandeling men hier althans niet zoo uitvoerig zou verwacht hebben; waaromtrent het echter niemand zal berouwen, het welwikkend oordeel van iemand, die zoo vry denkt, als greve, hier geleezen te hebben; b.v. over de hooge noodzaakelykheid, om eenigheid onder de Christenen te herstellen, niet alleen door algemeener oefeninge van liefde en verdraagzaamheid, maar ook door meer samenstemminge in de Christelyke Leere, en vereeniginge van allen tot één lichaam; over de verkeerdheid der hedendaagsche Philosophie, die de noodzaakelykheid der leere van de vergeevinge der zonden loochent, en het geheele Euangelie omarbeidt, om het tot eene loutere natuurlyke zedeleer te maaken; over de ongeoorloofdheid der afscheidinge van den Godsdienst van den Staat; over het leerbegrip aangaande de werkingen des Duivels op 's menschen geest en gedachten, waartegen zich de Hoogleeraar zeer yverig verzet. Wy achten onzen Leezeren geen ondienst te doen, met deze en gene proeven van 's Mans wyze van vertaalen en uitleggen, vooral dezulken, die van 't gewoone afwyken, hier ter neder te schryven. - Van Hoofdst. I: 2, alwaar de gewoone overzetting heeft, den geheiligden in Christus Jesus, den geroepenen heiligen, geeft greve deze vryere vertaaling, den medeleden des Christelyken Lighaams, die tot de vergadering aldaar (te Corinthe namelyk) behooren, en die vertaaling wordt, in de Aanmerkingen, opgehelderd en bekrachtigd. - H. I:16 zet hy de laatste woorden ook anders, en, zoo als in de bygevoegde Aanmerkingen | |
[pagina 135]
| |
getoond wordt, beter, dan gewoonlyk, over: Voorts weete ik het niet, zoo ik iemand anders gedoopt heb. - H. II:10, Want zoo door God bestraald onderzoekt de menschelyke geest alle dingen, zelfs de diepe verborgenheden Gods. - V: 4, 5, Ik heb besloten, met de magt, die ons onze Heere Jesus Christus verleend heeft, hem, die dit zoo uitgericht heeft, in zynen naam, uit de Christelyke maatschappy te sluiten, en aan de booze waereld over te geeven, tot zyn tydelyk verdriet en ongeluk, op dat de ziel behouden worde in den oordeelsdag des Heeren Jesus. - X: 1, 2, Mag ik u doen opmerken, dat onze Joodsche Voorvaders allen, onder het geleide der wolk, zyn opgetrokken, en allen door de zee zyn doorgegaan, en allen dus door beiden, de wolk en de zee meene ik, als by den doop plechtig tot den Godsdienst van Moses overgegaan zyn. - XI: 10, Daarom moet ook, naar de burgerlyke wetten, de Vrouwe, om de magt over haar persoon te erlangen, door momboirs gesterkt zyn. - XII: 3, Ik mag u dus vooreerst doen opmerken, dat 'er geene inwerkingen van zoodanige weezens zyn, en niemand door den geest eener zoogenaamde Godheid gedreven wordt, om te zeggen, de naam van Jesus moet uitgeroeid worden; en wederom kan van den anderen kant ook niemand zeggen: Jesus is de Heere, door een goeden en heiligen geest. - XV: 29, Anders, welke deugdzaamheid en braafheid van gedrag zal men in 't Christendom vervolgends van hun verwachten, die, heden zich doopen laatende, de plaats der gestorvenen in de gemeenten vervangen; indien 'er van geene opstanding der gestorvenen, en dat eeuwig leeven, dat wy ons in Christus 'er by voorstellen, volstrekt iets is? Ja! waarom laaten zy zelfs zich, als Christenen, doopen, om in deze zorgelyke tyden in de plaats der overledenen weer in te treeden? Onder de verschillende leezingen, aan welken de Hoogleeraar de voorkeur geeft boven de gewoone, verdienen die, welke hy by H. I:15, 22. II:4. VI:20. X:8. XV:51 beschryft en beoordeelt, vooral opmerking. Overwaardig zyn ook eenige anderen, alleen by wyze van oordeelkundige gissing, voorgeslagen, om door des kundigen nader overwogen te worden, b.v. H. I:8, 9, 22. VII:39. XV:16, 17, 55. Hier en daar heeft de geleerde Man, die doorgaands zyn eigen weg zoekt, mogelyk te weinig geraadpleegd met andere Schryvers, die deze en gene door hem bemerkte zwaarigheden reeds geheel of ten deele weggeruimd hadden. | |
[pagina 136]
| |
In de Aanmerkingen, die ook, in 't byzonder, allerwege den vryen, ginds en elders stouten, Zelfdenker aanduiden, zyn, onder veele andere grootendeels nieuwe gedachten, die over H. VI:1-6, over 't geheele VIIde H., over H. XV:27 29, inzonderheid leerryk. By het XIIde is, over de gaave der taalen, en over de wyze, waarop bovennatuurlyke openbaaringen medegedeeld wierden, veel gezegd, dat zou kunnen dienen, om de wyd uiteen loopende gedachten der nieuwste Uitleggers, over deze onderwerpen, nader tot elkander te brengen. Op zeer veele plaatzen, daar men juist aan 's Mans denkwyze niet, in alles, het zegel van goedkeuringe kan hangen, ontmoet men echter doorgaands (wy spreeken uit onze eigene ondervindinge) gegronde aanwyzingen van aanneemelyke voorstellingen en betere inzichten, dan de gewoonen, die ons nader op den regten weg brengen. Nu zullen wy 'er de geheel nieuwe gedachte van den Schryver over H. XVI:22 nog, met 's Mans eigen woorden, byvoegen. Hy vertaalt dezelven dus: ‘Zoo iemand in den dienst van den Heere Jesus Christus geen behaagen meer heeft, zy het Formulier des Bans, het bekende Maran ata etc. (Onze Here is gekomen, enz.)’ En schryft vervolgends, in de Aanmerkingen: ‘Ἀναθεμα betekent wel somtyds het voorwerp van den ban of verwerping; maar ook meermaals den ban of uitsluiting uit de Gemeente zelve, of wel, de woorden en 't formulier 'er van: in welken laatsten zin ik hetzelve hier heb opgevat. Μαϱαν αθα zyn Syrische woorden, die betekenen, onze Here is gekomen: Ik kan 'er niet anders van denken, of het is het begin van eene reden of formule, die het Ouderlingschap te Corinthe bekend was: Want 'er is geen twyffel, of 'er zyn leden van Joodschen oorsprong, en der tale en gebruiken der Gemeente van 't Oosten kundig, onder hetzelve geweest. By den brief maken de woorden een naschrift (post scriptum) uit; 't gene de Apostel, zyne groetenis aan 't einde eigenhandig schryven willende, 'er nog bygevoegd schynt te hebben; om dat het in de tegenwoordige omstandigheden ligt kon gebeuren, dat wanneer de brief te Corinthe kwam, men 'er den eenen of anderen, als een onwaardig lid, buiten de gemeente zoude moeten sluiten, en hy dan liever wilde, dat men dit formulier 'er by gebruikte, dan wel eenig ander, dat, volgens de Joodsche manier, welligt min menschlievend en betaamlyk mogt zyn.’ |
|