Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 113]
| |
Geschiedenis der Landing van het Engelsch-Russisch Leger in Noord-Holland; alsmede der Krygsbedryven en Politieke Gebeurtenissen, zoo aldaar, als in Vriesland en Gelderland, in den Jare 1799. Uit echte Stukken en Bescheiden, door L.C. Vonk. Met eene Kaart en Plaaten. IIde Deel. Te Haarlem, by F. Bohn, 1801. In gr. 8vo. 198 bl., en 177 bl. Bylagen.Van het beloofde Tweede Deel deezes Werks, in onze beoordeelende Aankondiging des Eersten Deels, gewaagendeGa naar voetnoot(*), betuigden wy, na 't zelve te verlangen. Aan dit ons verlangen voldoet het voorhanden zynde Stuk nog binnen den jaarkring van het Eerste Jaar deezer Eeuwe. - Hetzelve is, in aart van opstel, en wyze van voordragt, zo volkomen gelyk aan het voorige, dat het deswegen toen met lof gezegde, en daarop aangemerkte, ook hier gelde. Ons staat, derhalven, niets te doen, dan den hoofd-inhoud deezes Deels, even als van het andere, op te geeven; eene opgave, te noodiger, omdat noch Inhoud van zaaken, noch Register, in het Werk voorkomt. Een van beiden zou veelen welgevallig geweest zyn; dewyl men anders, in eene groote verscheidenheid van voorvallen, om ééne enkele byzonderheid te vinden, zoms lange moet zoeken; 't geen zo ligt hadt kunnen voorkomen worden. Volgens belofte vinden wy hier gewaagd van den Toeleg op Friesland, bovenal op Stavoren en de Lemmer. De Friesche Burgers krygen den welverdienden lof, in het afweeren, bestryden en doen wyken van den Vyand. - Het gebeurde te Genemuiden, Zwartsluis en Harderwyk, vindt voeglyke melding. Een kloeke daad eeniger Zwolsche Burgeren wordt dus vermeld: ‘Door den aftogt des Vyands uit de wateren van de Zuiderzee, de vaart op dezelve weder geopend zynde, vielen twaalf kloeke gewapende Burgers te Zwolle op het denkbeeld, dat 'er hier of daar wel eenigen buit te behaalen zoude zyn. Tot dat einde begaven zy zich, onder Kommando van den Artillerie-Kapitein ellokman, te | |
[pagina 114]
| |
Genemuiden, aan boord van een visschers pink, en zeilden daarmede naar het Eiland Urk, alwaar zy twee der uit Friesland geroofde of ontvluchte schepen vonden. Na eenige schoten met hunne boxen op dezelve gedaan te hebben, maakten zy 'er zich meester van, en bragten dezelve te Genemuiden binnen. Behalven de hoofdlaading dier schepen, bestaande in Boter, vondt men ook in dezelve eene menigte zilveren beugels, horologien en andere kostbaarheden. Geen zucht om zich te verryken, maar zuivere vaderlandsliefde de dryfveer geweest zynde dier onderneeming, gaven de edelmoedige kapers, toen zy met hunnen buit te Zwolle aangekomen waren, openlyk hun hartlyk verlangen te kennen, dat zy in de gelegenheid mogten gesteld worden, aan de eigenaars de door hun prys gemaakte geroofde goederen wederom te kunnen ter hand stellen.’ Staande den vrugtloozen aanval op Friesland en Overyssel, was de laatste Divisie Russische Hulpbenden, ruim twee duizend man, op de Helder aangekomen; en bleek nu spoedig het vast besluit, om de rust, die geduurende eenige dagen by het Leger des Hertogs van york plaats hadt, in eene verdubbelde werkzaamheid te veranderen. Van de zyde onzes Landsbestuurs was niets onbeproefd gelaaten om zich desgelyks te versterken, en den vyand spits te bieden. Hierop volgde de slag, op den tweeden van Wynmaand geleverd, door vonk breedvoerig beschreeven. ‘Volgens de opgave van den Hertog van york bestondt zyn verlies dien dag in vier honderd en zeven dooden, één duizend vyf honderd drie en twintig gekwetsten; terwyl hy het verlies aan onze zyde op omtrent vier duizend man begroot, waaronder twee à drie honderd Krygsgevangenen, en zeven stukken Kanon, met eenige ammunitie-wagens.’ Aan den voet der bladzyde merkt de Schryver op: ‘Ongetwyfeld is de berekening van ons verlies op dien dag aanmerkelyk vergroot. Men vindt dienaangaande geene officieele opgave van onze zyde. Alleenlyk consteert uit een openlyk bericht, door de Municipaliteit van Amsterdam aan de Inwoonders dier plaats gegeeven, dat, volgens zeggen van den Generaal brune, ons verlies in de bataille van den tweeden October zo groot niet geweest is, dan [als] dat van den tienden September; wanneer hetzelve, aan dooden, gekwetsten en vermis- | |
[pagina 115]
| |
ten, bedroeg één duizend zeven honderd negen en vyftig manschappen.’ Het terugtrekken onzer Legermagt, het voortrukken der vyandlyke, en derzelver komst in Alkmaar, was het gevolg van dien slag. Der Oranje-yveraaren aanvanglyke toomlooze woede, te dier Stede, vinden wy opgetekend; doch tevens vermeld, hoe de ingetrokken troepen, volgens gegeeven woord, de rust en goede orde handhaafden. Der Oproerigen naamen staan hier vereeuwigd; en het voorgevallene binnen Alkmaar, geduurende het kortstondig verblyf der Britsche troepen, leeren wy kennen uit een Afschrift van het Register der Decreeten van het Administratief Bestuur dier Stad. Een zeer geschikt stuk, en met toelichtende byzonderheden doorvlogten. De Schryver laat 'er op volgen eenige belangryke en niet algemeen bekende merkwaardigheden, voorgevallen staande dit korte tydvak. Tot aan den tyd van het intrekken der Engelschen binnen Alkmaar hadden de voorstanders van Oranje, in de nabuurschap dier Stad, zich vry rustig gedraagen; ‘dan door deeze gebeurtenis de kans dier verblinde menigte gunstiger geworden zynde, konden veelen zich niet langer bedwingen, en vierden ook den ruimen teugel aan hun onbegrensden yver voor het Ex-Stadhouderlyk Huis.’ Wat toen te Egmond op den Hoef voorviel, wordt vermeld; van Graft is 'er een gedetailleerd Verbaal geplaatst, vol Boersche onbeschoftheden. Niet zonder characteristieke trekken speelen drie Jooden in de Ryp een oproersrol. Heyloo, Limmen en Avenhorn leveren byzonderheden op, den Burgeren tot eere strekkende. Des Generaals brunes gunstige stelling, naa zyn terugtocht op de Beverwyk, werd, den zesden van Wynmaand, aangetast. Het gevolg daarvan was de slag, waaraan zo veel hing, die zo veel besliste, die van 's morgens ten zeven tot 's avonds ten agt uuren duurde; wanneer ons verlies in ruim veertien honderd man, dooden, gekwetsten en krygsgevangenen, bestondt; terwyl dat des Vyands, volgens zyne opgave, ruim twee duizend vyf honderd man bedroeg. In eene aantekening maakt de Schryver met lof gewag van het verrigte der Municipaliteiten van Haarlem en de Beverwyk. Schoon deeze aantekening vry breed zy, hadt dit gedrag wel verdiend in het lichaam des Werks te staan, en in meer | |
[pagina 116]
| |
byzonderheden opgegeeven te worden, welke den Schryver niet onbekend konden weezen, en althans by de Municipaliteiten en Burgers dier Plaatzen nooit uit het geheugen zullen gaan. - In deezen slag, meester van het Slagveld gebleeven, wanneer, volgens geloofwaardige berigten, zo als in eene aantekening vermeld wordt, de Bataafsche Husaaren en het tweede Bataillon der eerste halve Brigade Bataafsche Infanterie, aangevoerd door den Major hachenbach, door hunne onverschrokke aanvallen, den zegepraal van dien dag ten onzen voordeele deeden keeren, trok york terug. Brune rukte voorwaards, bezette Alkmaar op nieuw; en betrokken de onzen de stellingen, welke zy op den slag van den tweeden verlaaten hadden, naa het bemagtigen van eenige wagens, het maaken van een honderd krygsgevangenen, en het veroveren van twee veld-hospitaalen. Van het voorgevallene te Enkhuizen voorheen, van den negentienden tot den een-en-twintigsten September, gewaagd hebbende, deelt hy hier het Verbaal mede van 't geen in die Stad, geduurende het verblyf des Vyands, is voorgevallen, gerekend van het oogenblik dat het Gemeente-Bestuur van deszelfs posten op eene onwettige wyze werd ontzet, tot het oogenblik dat het in dezelve wederom is hersteld geworden; en gaat dit met eenige daaraan toegevoegde byzonderheden gepaard. Even zo wordt het verlaaten van Medenblik beschreeven; het gedrag der Engelschen, staande hun verblyf te dier Stede, naar eisch vermeld; en het gruwzaam, deels volvoerd voorneemen der Brandstichting, met welverdiend afschuwen gedagt. De benaauwing der Engelschen op den weder betrokken uithoek, het ongunstig wordend Saisoen tot het verkrygen van toevoer, het ontruimen der Zuiderzee door den Admiraal mitchel, maakten het den Engelschen en Russen geraaden, op den voorheen weinig verwagten aftocht bedagt te weezen. ‘Hy berekende, zegt onze Geschiedschryver, met regt, in deeze hachlyke gesteldheid van zaaken, zeer zeker alle de gevolgen, welke het welgelukken van een laatsten en krachtdaadigen aanval van de Fransch-Bataafsche Armee voor de zyne zou kunnen te wege brengen.’ En hieraan is het dan ongetwyfeld toe te schryven, dat hy de gevraagde nadere Instructien van zyn Gouvernement niet afwagtte, maar | |
[pagina 117]
| |
zogt te daadigen. De bekende Briefwisselingen deswegen, en het geslooten Verdrag, waren het gevolg; alsmede dat, binnen den gestelden tyd, de Engelsch-Russische Armee den Bataafschen grond verliet. Meer bezield zou men de beschryving van dien aftocht hebben mogen verwagten. Preezen wy de Plaaten des voorgaanden Deels ten hoogsten, de twee in het tegenwoordige, althans de laatste, bevallen ons even zeer. Zo koel de Beschryving des Aftochts is, zo bezield is de Plaat, denzelven verbeeldende. Het Naberigt des Boekhandelaars, wegens zyn oogmerk, om, door dezelfde handen, nog twee Plaaten te doen vervaardigen, als eene, voorstellende den Slag by Bergen, in welken een groot aantal Engelschen en Russen en de Generaal herman krygsgevangen gemaakt werden, en de andere een der voornaamste gevallen in de Bataille by Castricum, zal zeker goedkeuring wegdraagen. - Hoe veel ook de Schryver, in het lichaam des Werks, van oorspronglyke Stukken geplaatst hadt, beslaan egter de Bylagen omtrent de helft van dit Deel. Men heeft de agtergevoegde Lyst slegts in te zien, om van derzelver aangelegenheid overtuigd te worden. |
|