| |
| |
| |
Samenstel van Heelkunde, door Benjamin Bell, enz. Uit het Engelsch vertaald, enz. IIIde Deels 2de Stuk. Met Plaaten. Utrecht en Amsterdam, by G.T. van Paddenburg en Zoon, M. Schalekamp en W. Holtrop. In 4to. 146 bl.
De verdienstelyke bell, van wiens Heelkundig Zamenstel wy meermaalen, met veel lofs, gewaagden, brengt in dit Stuk het XXXVIIIste Hoofddeel zyns Werks, handelende over de Gezwellen, ten einde: vervolgens gaat hy, in het XXXIXste, over tot de Beenbreuken, en eindigt dit gedeelte zyns Werks met het XL Hoofdstuk, in het welk de Ontwrigtingen, en de middelen om dezelve te herstellen, worden beschreeven.
De behandelde Gezwellen zyn: Peesknoopen; Slymbeursgezwellen; Stofverzamelingen in de beursbanden der geledingen; Tegennatuurlyke zamengroeijingen en uitwassen in de beursbanden der geledingen; Algemeene waterzucht; Gespleeten ruggraat; Kropzeerige gezwellen; 't Kropgezwel; Moedervlekken; Wratten; Vleeschgezwellen; Lykdoorns; Beenknobbels; Venerische kalkbuilen, en Winddoorn. - Om uit dit Hoofdstuk iets, ten algemeenen nutte geschikt, over te neemen, zullen wy ons thans bepaalen tot eenige aanmerkingen, aangaande de Wratten: ‘De Onderaardsche Steen (zegt de Schryver) is het sterkste bytmiddel; maar de Wratten worden gemeenlyk, nadat zy twee of drie maalen daar mede bestreeken zyn, zeer pynelyk. Dezelfde tegenbedenking heeft plaats omtrent eene oplossing van den kwik in sterkwater, 't geen anderzins een zeer vermogend korstmaakend middel is. Kwik, in eene gelyke of zelfs dubbele hoeveelheid van sterken Salpetergeest ontbonden, is een middel, dat zelden in het wegneemen van alle zoorten van Wratten zal mislukken; dan daar het zich gemakkelyk in de rondte verspreidt, moet hetzelve niet, dan met zeer veel omzichtigheid, gebruikt worden. Het poeder van Zevenboom, dagelyks op de Wratten gestrooid, zal hen meestentyds, in het verloop van twee of drie weeken, geheel wegneemen. Het beste middel, dat ik ondervonden heb, is het gemeen Ammoniac-zout: het werkt lang- | |
| |
zaam, maar verwekt noch ontsteeking, noch pyn, en mislukt zelden in het wegneemen der allerhardste Wratten. Men moet de Wratten, twee of driemaal 's daags, met een door water vooraf bevochtigd stukje van dit zout wryven. Zomwylen voldoet gemeen gesmolten Wynsteenzout aan het oogmerk; en ik heb gezien, dat de Geest van Hartshoorn goede uitwerkingen deed.’ -
‘Het is billyk te doen opmerken, dat wy, in de behandeling van allerhande zoorten van Wratten, zeer omzichtig moeten zyn, in het vermyden van zulke middelen, waar uit wy eenmaal ontsteeking zagen gebooren worden; want dit toeval is, wanneer het wat hooggaande is, niet gemakkelyk weg te neemen Om dezelfde reden behoort men, wanneer men een Wrat met het mes wil wegneemen, liever een weinig van de gezonde huid weg te snyden, dan gevaar te loopen, van de Wrat zelve te kwetzen, of voor een gedeelte te laaten zitten. By gebrek van uitoeffening deezer voorzorg heb ik gezien, dat Wratten, die in den eersten opslag zo gering scheenen, dat zy geen aanmerking verdienden, de verschrikkelykste toevallen te weeg bragten. Onder anderen ontstond 'er in een geval, door het wegneemen van eene kleine Wrat aan den voet, zulk eene pynelyke en hardnekkige verzweering, dat het, ter behoudenis van des Lyders leven, noodzaakelyk wierd, het lid af te zetten.’
In de behandeling der Beenbreuken vinden wy ook veele zaaken, die de aandagt der Heelmeesters overwaardig zyn, en die, schoon niet geheel onbekend, echter in de dagelyksche praktyk, ten minsten hier te lande, deerlyk verwaarloosd worden. Van dien aard is zyne behandeling van Beenbreuken, die, na dat de beenderen anderzins zo veel mogelyk in hunne voorige plaatzing zyn hersteld, nogthans zeer pynelyk blyven.
‘Zyn de Spieren en andere zachte deelen van het lid niet sterk gekneusd, dan is het mogelyk geheel noodeloos, ter voorkoming van pyn of spanning, iets aan te leggen: dan meestal kan men de hevigheid deezer toevallen, door het tydig gebruik van zamentrekkende middelen, gelyk eene oplossing van Loodzuiker, of ruuw Ammoniac-zout, of met geest van minderer te keer gaan. Doch helpen deeze dingen niet, dan zet men een aantal Bloedzuigers op de pynelyke deelen. In- | |
| |
dedaad, de manier van bloedontlasting door Bloedzuigers is, in alle gevallen van dien aard, werkelyk zo veel van nut, dat ik zulks, zo dra de spanning groot is, of de pyn lang na het zetten der Beenderen blyft voortwoeden, altyd aanraad. In alle gevallen van Beenbreuken is de ontsteeking een toeval, waar voor men in de eerste plaats het meest beducht moet zyn: en daar niets in staat is, om hetzelve met meer zekerheid te keer te gaan of weg te neemen, dan eene plaatzelyke bloedontlasting, moet men deeze, wanneer de omliggende zachte deelen sterk gekneusd zyn, nimmer achterwege laaten; noch het bewerkstelligen daar van, indien zulks maar eenigzins noodzaakelyk is, uitstellen: want het doet altyd de beste uitwerking, wanneer men, spoedig na het toebrengen eener kwetzuure, daar van gebruik maakt.’ Bloedzuigers zyn voorzeker een der kragtigste uitwendige middelen, die, in een oneindig aantal van plaatzelyke ontsteekingen en daar uit voortkomende netelige toevallen, van een onberekenbaar nut zyn: en met dit alles zyn zy in verreweg de meeste Chirurgyns - winkels geheel onbekend!
Niet minder leerryk zyn des Schryvers lessen over de geschiktste wyzen, om door uitrekking de gebrooken beeneinden wederom by elkanderen te brengen. Doorgaans geschiedt de hier toe noodige uitrekking en tegenrekking op eene onberedeneerde wyze, waardoor men veel kragts van nooden heeft, en den Lyder dikwyls zonder noodzaakelykheid zwaare pynen doet ondergaan. Bell, daarentegen, leert ons zeer naauwkeurig, hoe men, in het zetten van gebrooken beenderen, steeds daarop bedagt moet zyn, om, in de hier toe noodige uitrekking, de gewrichten zodanig te buigen en te plaatzen, dat de voornaamste tegenstand biedende spieren in een staat van ontspanning zyn; 't geen deeze werking, die anderzins zo bezwaarlyk en pynelyk is, doorgaans zeer gemakkelyk maakt.
Zodanig eene verstandige wyze van werken wordt insgelyks door onzen Schryver in het oog gehouden in de behandeling der Ontwrichtingen, welke, door op dit stuk wel te letten, doorgaans oneindig gemakkelyker, met minder pyn, en zonder aanwending van groote kragten, hersteld worden; veel beter dan met behulp van allerhande konstig uitgedagte werktuigen. Zie hier de manier, waar op het hem meest altoos gelukt is,
| |
| |
versche ontwrichtingen van het Opper-armbeen, zonder merkelyke moeite of toestel, te herstellen. ‘Men zet den Lyder op een stoel neder, en doet een breeden langen gordel, wiens einden door medehelpers vastgehouden, of aan een styl of post worden vastgemaakt, om zyn lyf: dan slaat men een lederen vier of vyf duim breeden en met flanel gevoerden band, even boven den elleboog, rondsom den Arm. De drie aan deezen band vastgemaakte riemen of koorden aan de medehelpers gegeeven zynde, moeten die den Arm, in den bovengemelden staat van verslapping, op eene langzaame en geregelde wyze uitrekken; terwyl een andere achter den Lyder staande helper gebruikt wordt, om het Schouderblad achter uit te drukken. De Wondarts zelve staat het best aan de buitenzyde van den Arm; zyn werk bestaat in den helperen de maat der aan te wenden kragt, en de richting, waarin zy den Arm moeten uitrekken, op te geeven: hy kan tevens den Voor-arm ondersteunen, en aan den Elleboog geboogen houden. Zodra het hoofd des beens den rand van de Gewrichtsholte voorby is, dan moet men de uitrekking een weinig verminderen, wanneer het herstel voor het grootst gedeelte door de werking der spieren geschieden zal, of, door den Arm in verscheidene richtingen te beweegen, gemakkelyk zal verkreegen worden. Men hoort een gekraak, als het been inschiet; de Lyder voelt terstond verligting, en het voorste van den Schouder krygt zyne gewoone uitsteekende gedaante weder,’ enz.
In de behandeling van de Ontwrichting des Dyëbeens volgt de Schryver gelykzoortige beginzelen. Hy merkt aan, dat, hoewel het Dyëbeen beschouwenderwyze op verscheidene wyze kan ontwrichten, zulks doorgaans geschiedt naar onderen en voorwaards, in welk geval het hoofd van het Dyëbeen in het Eirond gat der Heupbeenderen blyft zitten; van waar het met geene mogelykheid, door middel eener rechtstandige trekking naar beneden, kan worden op zyne plaats gebragt, maar wel, wanneer, door eene gepaste buiging, de spieren ontspannen worden, en teffens, door de vereischte draaijingen des Beens, aan het hoofd des Dyëbeens die richting wordt gegeeven, welke hetzelve in staat stelt, over de uitsteekzels, die het passeeren moet, heen te komen, en de holte der geleding wederom te bereiken.
| |
| |
Hoe droevige gevolgen uit de verwaarloosde buiging der ontwrichte ledemaaten by hunne herstelling kunnen voortkomen, bewyst de Schryver onder anderen met twee voorbeelden van ontwrichte Beneden-armen naar achteren. In het eerste dier gevallen, in welk de uitrekking op eene onverstandige wyze, zonder buiging des lids, wierd volbragt, moest het uitsteekzel der Ellepyp, om dat men het niet naar vooren kon krygen, afgezaagd worden: terwyl in het andere geval, om dat men de ontwrichting niet kon herstellen, en 'er zich gevaarlyke toevallen vertoonden, de geheele Arm wierd geamputeerd. De Schryver verzekert, dat die beide gevallen, zo men op zyne wyze gewerkt had, zonder moeite of verlies te herstellen zouden geweest zyn.
|
|