Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
drik stilling, geduurende deszelfs opvoeding en vroege jeugd. Of en waar van dat stukjen in onze Letteroefeningen is verslag gedaan, weet hy zich niet te binnen te brengen. Zoveel staat 'er hem van voor, dat hy het toen beschouwde als eene soort van zedelyken Roman, geschreven met eene loflyke bedoelinge, om de bestuuring en leiding der Voorzienigheid in den loop des menschlyken leevens te doen opmerken. De Held der geschiedenisse was een boerenzoon, die, eerst tot eenig handwerk opgebragt, na eene afwisseling van verschillende lotgevallen, eindelyk, door hulp van goede vrienden, in de Geneeskunde zich oefende, tot Doctor in dezelve bevorderd werd, en trouwde met een lief, deugdzaam meisjen. Indien zyn geheugen hem niet bedriege, liep door dat Werkjen eene streep van - hoe zal hy het noemen? - Eigenlyke dweepzucht was het niet, maar toch eene soort van deugdlievende geestdrift of enthusiasmus, welke, misschien, beter berekend was voor het gloeiend vuur der jeugd, dan voor de koelheid van zyne toen reeds gevorderde jaaren. - Hoe het zy, het Huislyk Leven van hendrik stilling mag met reden beschouwd worden als een vervolg van het gemelde Werk, en is, meer of min, gemerkt met den zelfden stempel. Ondertusschen heet het, op den titel, eene waare Geschiedenis; en uit een kort Voorbericht van den Vertaaler, j.p. kleyn, moeten wy, naar het schynt, besluiten, dat het, onder veranderde naamen, ‘behelst nagenoeg de [l. den] levensloop van eenen agtenswaardigen Duitschen Geleerden, den schranderen Prof. jung te Marburg, die het zich, als waereldburger, niet geschaamd heeft, tot nuttige eindens [l. einden] zyne goede en zwakke zyden aan u [den Leezer] bloot te leggen en u zyne Lotgevallen te schetsen.’ Wy zullen, zo beknopt wy kunnen, eenig verslag geeven van de Geschiedenis van stilling. Hy zettede zich met zyne jonge Vrouw neder te Schönenthal, in eenen zeer bekrompen toestand, bezittende, behalven de volstrekt onontbeerlyke meubelen, niet meer dan vyf ryksdalers aan geld. By zyne voormaalige Vrienden, de Piëtisten, (Fynen zouden wy hier zeggen) was hy niet zo wel gezien als te vooren, zo omdat hy eene zakpruik en lobben droeg, als omdat hy, liever dan tydig en ontydig over den Godsdienst te praaten, verkoos zyn gevoel daarvan te toonen door de daadlyke betrachtinge zyner plichten. In zyne praktyk slaagde hy, gelyk meer jonge Geneesheeren, nu eens gelukkig, dan eens kwalyk, doorgaans best by armen en behoeftigen, welken hem niet konden betaalen. Hy was daarby de rechte huishouder niet; schoon voor zichzelven niets buiten noodzaaklykheid verteerende, was hy te medelydende om altoos behoorelyke voorzichtigheid te gebruiken. ‘Hy had het zich ten grondregel gemaakt, dat ieder Chris- | |
[pagina 82]
| |
ten, en in [het] byzonder een Geneesheer, zonder te philosopheeren, enkel in vertrouwen op God wel moest doen; daardoor beging hy nu de groote fout, dat hy voor de geheime huisarmen te meermaalen de geneesmiddelen, voor zyne eigene rekening, in den [l. de] Apotheek liet klaar maken, en zoo doende zich in schulden stak, die hem in vervolg van tyd menig zorgelyk uur verschaften, ook kwam het 'er by hem niet op aan, om, als hy kort te vooren geld ontfangen had, by zulke gelegenheden het zelve schoon weg te geven. Ik kan wel niet zeggen, dat in die oogenblikken een inwendige drift tot weldaadigheid zyne handelingen bestierde, neen! 'er liep dikwyls eene zekere ligtzinnigheid, en minagting van het geld onder, welke zwakheid in zyn Character stilling toenmaals nog niet regt had opgemerkt, maar eindelyk door veele zwaare preuven volledig genoeg leerde kennen,’ bl. 19. Hierby kwam de zwakheid zyner geliefde en waardige Echtgenoote, en de vermeerdering van zyn huisgezin, daar zyne Vrouw hem, eerst eene Dochter, en naderhand eenen Zoon ter waereld bragt. Telkens werd hy, evenwel, en somtyds als het water aan de lippen stond, uit den dringendsten nood gered, en wel eens op eene wyze, die waar kan zyn, maar niet waarschynelyk is. Zie b.v. bl. 149 env. Indien dit Werkjen inderdaad eene waare geschiedenis behelze, zonder opsieringe, onder verdichte naamen beschreven, hebben wy hier niets tegen. Zekerlyk gebeuren dikwyls dingen, welke niemand te vooren zoude verwachten; en in de geschiedenissen is wel eens iets waar, zonder waarschynelyk te weezen. Maar is het stuk, geheel, of gedeeltelyk, een roman, dan kunnen wy dergelyke opsiersels niet goedkeuren. Een romanschryver dient het onwaarschynelyke, vooral in gelukkige uitkomsten, te vermyden. Zyne schriften zyn doorgaans buiten dat al genoeg geschikt om jeugdige gemoederen te verhitten, en te vervullen met ydele verbeeldingen. Stilling was, op sterken aandrang, begonnen de operatie van de Cataract of Staar te oefenen, en slaagde daarin dikwyls gelukkig. Hy werd hierdoor meer bekend, verkreeg meer begunstigers, maar werd ook meer het voorwerp van den laster en kwaadspreekendheid, waarvan in het Werk verscheiden ergerlyke staaltjens voorkomen. Onder dit alles begon hy eenen tegenzin te krygen in de praktyk der Geneeskunde, en bleef dezelve alleenlyk aanhouden by gebrek van iets beters, zoude men doorgaans zeggen - maar in de taal van stilling, dewyl hy meende door de Voorzienigheid daartoe bestemd te zyn. Dit begrip van eene Voorzienigheid, welke de lotgevallen van ieder mensch bestuurt, heerscht door het geheele stuk, welks voornaame oogmerk schynt te zyn, dit zo heilzaam, zo vastgegrond denkbeeld in te prenten. Een loflyk oogmerk, wan- | |
[pagina 83]
| |
neer men de zaak niet dryft tot het dweepzieke. Of dit hier geschiede, willen wy niet beslissen. Maar zekerlyk zouden wy niet verkiezen te schryven, hetgeen wy hier leezen op bladz. 197, by gelegenheid der doodziekte van stillings eerste Vrouw: ‘Dag en nacht was stilling in stryd, een hoekje in zyne studeerkamer was glad van zyne knieën, en vogtig van zyne traanen, maar [NB] de Hemel was voor hem geslooten, alle zyne vuurige zugtingen stieten te rug, hy voelde, dat Gods vaderhart geslooten was.’ - Indien wy de aanmerkingen wilden op het papier brengen, welke by het leezen deezer woorden in ons opkwamen, zoude ons bericht te lang worden. En dergelyke plaatzen hebben wy meer aangetroffen. Eindelyk werd hem opgedragen een Professoraat in de Landbouwkunde, Technologie, Koophandel en Veeziekte op de Cameraal-Academie te Rittersburg, onder het gebied des Keurvorsten van de Palts. Hy nam dit aan, werd bewaard voor verscheiden rampen, welke de bittere Godsdienst-yver van sommige Roomschgezinden, en de kwaadaartigheid van anderen, hem poogden te berokkenen, verloor zyne Vrouw, trouwde eene andere, verhuisde, by de verplaatzing der Cameraal-school van Rittersburg na Heidelberg, na de laatstgemelde plaats, en werd eindelyk, ‘ingevolge eener ordre van den Heere Landgraaf [van Hessen-Cassel], in February van het jaar 1787 van de Universiteit Marburg, tot openbaar gewoon Leeraar der Oeconomie- Finantie- en Cameraal-wetenschappen met een vast inkoomen van 1200 Daalders zwaar geld, of 2160 Guldens Rykswaarde, en eene aanzienlyke somme voor zyne vrouw, in gevalle hy mogt koomen te overlyden, in alle orde beroepen.’ Hier leeft hy gelukkig, ontvangt een bezoek van zynen ouden Vader, en de historie eindigt. Wy zouden hierby nog het eene en andere kunnen aanmerken omtrent hetgeen de Schryver heeft raakende de Piëtisten. Hoe kan men by voorb. van braave en waarlyk oprechte vroome lieden, van rechtschapene menschen en beste Christenen, (zo als veelen hunner bl. 6 genoemd worden) zeggen, dat zy alles bederven door de begeerte om hunnen medebroeder te veroordeelen? dat by hun, al wie in den geringsten graad anders denkt, Anathema Maranatha is? bl. 36. Zyn zulke menschen rechtschapen Christenen? Maar ons bericht zoude op die wyze te lang worden. Wy zullen daarom alleen zeggen, dat het Stukjen, over het geheel, op eenen inneemenden trant is geschreven, en veele nuttige aanmerkingen bevat, op eene behaagelyke wyze voorgesteld. |
|