Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
Robert, of de Man zo als hy behoort te zyn. Als Burger, Echtgenoot en Vader geschetst. Eerste Afdeeling. Een Wederga van Eliza of de Vrouw zo als zy behoorde te zyn. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te West-Zaandam, by H. van Aken, en te Amsteldam, by J.F. Nieman, 1801. In gr. 8vo. 244 bl.Toen wy het eerste Deel van dit Werk aankondigdenGa naar voetnoot(*), konden wy hetzelve onze goedkeuring niet weigeren, maar gaven het onder anderen dien welverdienden lof, dat deszelfs zedelyk doel ten sterksten in het oog loopt; wy herhalen dit, en twyfelen niet of onze Lezers zullen met ons het derde Deel, dat het laatste wezen zal, met verlangen te gemoet zien. Wy moeten den draad der Geschiedenis vervolgen. By het slot des vorigen Deels lieten wy robert en amelia in ene onaangename verlegenheid, en vreesden, dat het pas gevestigd geluk van robert, door den Ambtman rabe, die hun gesprek had beluisterd, zou worden vernield, en hy terugkeren in de school des ongeluks. Dan, dit was het geval niet; de waardige man, wien rabe reeds ontsnapt was, geraakt nader in gesprek met amelia; en het gelukt hem, vooral door de belofte dat hy enig uitstel van haar huwlyk zal bewerken, haar enigzins tot bedaren te brengen. Hoeveel robert zelve voor het waardige meisje ook gevoelde, hy was te groot, dan dat hy zich in dezen hartstocht zou toegeven; hy begreep het ongevoeglyke en onmooglyke van zodanige verbintenis; zyn besluit is dus genomen; hy zal alles beproeven om haar hart wederom te hechten aan haren eersten geliefden; zelve met ernst denken aan een huwlyk; en ‘wanneer alles mislukte, wanneer amelia van haaren hartstocht niet te genezen en voor den vriend haarer jeugd niet weder te winnen ware, wanneer zyn vertoornde Begunstiger den onschuldigen voor de schuldige boeten liet, zo bleef hem altyd nog iets over om het verstoorde huislyk geluk allengs weder te herstellen, voorzeker intusschen het hardste en bitterste voor zichzelven, dat hy naamlyk den wandelstat opnam, en dit bekoorlyk oord, waar hy van het door hem gezaaide zaad nog voor het menschdom en zichzelven hoopte te oogsten, met een stille traan en het bescheiden geloof: het heeft zo niet moeten zyn, verliet.’ Daar de Ambtman het gesprek beluisterd had, moest ook de Graaf het weten. Robert gaat 's morgens by hem; dan amelia was hem reeds voorgekomen; zy had alles verhaald, en de Graaf was volkomen overtuigd van de onschuld van zynen | |
[pagina 85]
| |
Vriend. Hun gesprek is zeer belangryk; en nu reeds trekt robert van des Graven tegenwoordigen toestand party, om eenmaal ene verzoening te bewerken, tusschen den Graaf en deszelfs Echtgenote, die hy door amelia ontdekt had, dat nog in leven, maar door den Graaf verstoten was. Hy doet gevoelen, hoe veel moederlyke vermaning thands op het hart der Dochter vermogen zou, en krygt van hem de bekentenis, dat de Gravin indedaad nog leefde, hoewel hy van die trouweloze niet wilde horen. De komst van den Ambtman breekt dit gesprek af. De Graaf giste zyn oogmerk; want amelia had ook niet verzwegen, dat hy hen beluisterd had. Het liep dus zeer kort af: ‘De graaf. Nu nog een woord tot u, Heer Justitie-Raad, dat egter geheel onder ons drieën blyft. Wanneer gy van hetgeen gy gisteren avond achter de hegge gehoord of niet gehoord hebt, een woord openbaar maakt, zo zyt gy oogenbliklyk van uwen post ontzet. Adieu. De ambtman (ontsteld.) ‘Uwe Excellentie ik weet niet - De graaf. Des te beter; wanneer gy niets weet, dan hebt gy ook niets te verzwygen. Voor uwe ambtsberichten verzoek ik een gelegener tyd.’ Amelia's huwlyk moest nu toch worden uitgesteld. Robert brengt haar dit bericht, en ontdekt, op verzoek van den Graaf, alles aan gustaaf, de Graaf van tannenberg; die reeds vroeg daar was, niet zo zeer ongerust over de, den vorigen avond voorgewende, onpasselykheid, als wel over de zichtbare verandering in het gedrag, zyner aanstaande Bruid jegens hem; en robert leert in hem enen edelman kennen, die de lessen der wyzen niet enkel gehoord, maar, wat by de studeerende Adel zeer zelden het geval is, werklyk in zyn hart had ingeprent; en dit versterkt hem reeds in zyn genomen besluit, om, door doelmatige middelen, hem het hart zyner beminde te helpen herwinnen. Kort hierop vertrekt robert naar de Hoofdstad, ten einde zich daar, om niet belemmerd te worden in de oefening der Geneeskunst, in die wetenschap te doen onderzoeken. Hy herinnert den Graaf, dat hy nagenoeg Wildenau, het Landgoed waar de Gravin verbannen was, moest voorbytrekken; hy krygt verlof om haar te bezoeken, en, zo zy berouw had en vergeving vroeg, haar te zeggen, dat haar Gemaal haar beklaagde. Robert had ook een aanbevelings-brief aan den Minister; in diens huis was verwarring en droefheid; (onëenigheid staat 'er, dan dit is duidelyk ene fout;) 's mans énige Dochter lag, naar het scheen, te sterven, en was opgegeven door beide de Lyfärtsen van den Vorst. Robert had het geluk, dat hy haar, door ene gewaagde kunstbewerking, herstelde tot vorige gezondheid; en hoe zeer die aanzienlyke Geneesheren zich beledigd vonden, dat zy in bekwaamheid over- | |
[pagina 86]
| |
troffen werden door enen ongepromoveerden Geneesheer, konden zy hem toch zynen roem niet onthouden. De Minister gaf hem een prachtig feest, waarop zyne Dochter haren redder een bewysschrift overgaf, door den Vorst zelven opgesteld, uit kracht van 't welk robert felser, thands Huisarts by den Graaf van zonnestern, wegens zyne uitstekende verdiensten, tot derden Vorstelyken Lyf-Arts en Byzitter in het Collegie van Gezondheid, met 't karakter van Raad, en een jaarlyks inkomen van tweeduizend guldens, werd aangesteld. Met dankbaarheid nam robert dit aan, maar gaf het ook met dankbaarheid terstond terug. De Grote Wereld en het Hof bevielen hem niet; op het platte land kon hy werkzaam zyn in enen meer uitgebreiden kring, en meer goeds stichten; daar behoefde men ook meer enen kundigen Arts; dankbaarheid en vriendschap verbonden hem ook aan den Graaf. Hy ontstelde, toen de Minister, die alles reeds vooraf bezorgd had, hem enen brief van zynen weldoener overhandigde, waarby deze hem ontsloeg en geluk wenschte; dan hy bleef toch standvastig, en alles, wat men by hem winnen kon, was, dat hy den tytel van Raad aannam; en nu, na zich alvorens, hoewel nu ongehouden en ten overvloede, te hebben laten onderzoeken in de Geneeskunst, keert hy, rykelyk door den Minister beloond, naar Hogen-Eik terug. Alvorens evenwel bezoekt hy Wildenau, wordt volkomen overtuigd van de onschuld der Gravin, en krygt daarvan echte bewyzen in handen. De schyn was geheel tegen haar. De eerloze, die haar te vergeefs had getracht te verleiden, had zich zo gewroken, dat de Graaf haar wel voor schuldig houden moest, en alle verdediging haar onmooglyk was. Dan kort daarop, doodlyk gewond, raakte hem het geweten wakker; hy schreef aan de Gravin, en deze brief gaf alle opheldering aan den Graaf, en was het overtuigendst bewys harer onschuld. Door den Eerwaarden calovius zond de Gravin dit geschrift aan den Graaf, die niets van hare hand ontfing; en deze verfoeijelyke booswicht had, op raad van den Ambtman, dit stuk verdonkerd, en schreef terug, dat de Graaf noch te verbidden, noch te overtuigen was. - Robert kwam op Hogen-Eik terug. De Graaf was vol vreugde, en liet hem een huis gereed maken by het zyne; hier oefende hy zyne weldadige kunst. Met amelia en haren minnaar was 't nog in denzelfden toestand. Het geluk diende robert; hy wordt by enen zieken geroepen, den Heer blum, die door zyne Vrouw (ons reeds uit het eerste Deel bekend) arm was geworden; hy herstelt den ouden man gelukkig, en zyne Dochter eliza blum, een uitmuntend meisje, wordt zyne Echtgenote. Robert handelt hier edel en groot. Eliza wilde nimmer huwen; want zy had haar weinig goed bestemd tot afdoening | |
[pagina 87]
| |
der schulden van hare ouders, en daarmede de schuldeischers te vreden gesteld; dan robert bedoelde geen huwlyksgoed; dus werd haar huis terstond verkocht, en de schuld afgedaan; en de edelmoedige gustaaf kocht het boven de waarde, en gaf het aan robert ten geschenke. Wy stippen de byzonderheden maar aan. Robert redde ook eens ene Schyndode, die men reeds naar 't graf droeg, het leven; zyn gehele gedrag doet ook hier eer aan zyn verstand en hart, en had het oprichten van een lykenhuis ten gevolge. De Graaf wordt spoedig overtuigd van de onschuld der Gravin; Predikant en Ambtman trekken dan ook op; en op zynen zestigsten verjaardag treed de Gravin in de Feestzaal, waar ook robert en zyne eliza tegenwoordig waren. De Graaf verklaart opentlyk hare onschuld; en nu is amelia geheel gewonnen; vertederd op het gezicht van hare beminde Moeder, vraagt zy haren minnaar vergeving, en reikt hem de hand. Kort daarna schikt robert zyn huis op Hogen-Eik tot een Werk- en Opvoedingshuis, en kiest nu voor zich eliza's woning; hy spoedt zich, met het aangenaam bericht, dat de Graaf dit toestaat, naar zyne beminde; hem ontmoet een ongelukkig Soldaat; - het is meyer. Hier eindigt dit Deel. Het een en ander in dezen Roman is, dit erkennen wy, wat gezocht en onwaarschynlyk; b.v. het opwekken op die wys van ene Schyndode, en de kunstbewerking aan des Ministers Dochter. Doch dit doet minder ter zake. Tot zulke verbazende opofferingen, en zo in 't oog lopende daden, is maar zelden gelegenheid. Doch men bestudere zyn karakter, en handele naar zyne beginselen, by de gewone voorvallen des levens: want, hoewel maar weinige menschen zulk ene sterkte van geest, ware edelmoedigheid, en vastheid van beginselen hebben, als deze robert; zo herhalen wy nogmaals: de Karakterschets van dezen Man komt ons veel minder overdreven voor, dan het grootsch Ideaal van Vrouwlyke volkomenheid, ons in de Vrouw zo als zy behoorde te zyn voorgesteld. |
|