Beschouwing van de mogelykheid, om de zo schadelyke en thans zo algemeen toeneemende Bedelary in de Bataafsche Republiek geheel uit te roeijen, en van het voordeel, 't geen daardoor aan de inwooners van dezelve zoude kunnen worden toegebragt; door P. Pous. Te Middelburg, by S. van Benthem, 1801. In gr. 8vo. 64 bl.
De welmeenende Schryver deezer kleine Verhandeling bewyst zeer voldoende, dat luiheid en onkunde van den eenen, en geene genoegzaame oplettenheid der Regeeringen, en van gegoede lieden, van den anderen kant, de bronnen der Bedelary zyn. Voorts, dat dezelve, in meer dan een opzicht, allerschadelykst is voor den Burgerstaat, en dus, zo veel doenlyk, geweerd moet worden. Eindelyk, dat zulks, wil men de handen maar yverig aan het werk slaan, zeer uitvoerbaar is; gelyk de Schryver, onder anderen, met het volgend zeer overtuigend voorbeeld bevestigt.
‘Dan myn betoog omtrent de mogelykheid, om dergelyke Stichtingen, waarin de Bedelaars aan werk, en dus aan brood, worden geholpen, tot merkelyk gerief van alle Ingezetenen, in ons Vaderland daar te stellen, tot nog toe op onderstellingen berustende, zal de ondervinding daarvan hetzelve meerder kragt kunnen byzetten, en deeze behoeft men gelukkig niet verre te zoeken. Begeeven wy ons slegts naar Bergen op den Zoom, alwaar eene zodanige Inrichting is daargesteld, wy zullen 'er Bedelaars zoeken, zonder die te vinden, daar wy dezelve in andere Plaatzen in menigte zonder zoeken aantreffen; daar zullen wy die anders zo verachtelyke klasse van menschen vergenoegd, gelukkig, wel gekleed, wel gevoed, en door maatigen arbeid versterkt en gezond, kunnen beschouwen, en daar zullen de Opzieners over dezelve ons kunnen verzekeren, dat de werkzaamheid dier lieden hun de daartoe te makene onkosten rykelyk vergoedt. En waarom tog zou Bergen op den Zoom en niet andere Steden hiertoe geschikt wezen: in het tegendeel dunkt my, dat Zee- en Koopsteden, tot dergelyke Stichtingen, even goed, zo niet beter, gelegen zyn.’
Van harten wenschen wy, tot heil van den Lande en het behoeftig gedeelte van deszelfs Ingezetenen, het beste gevolg van de welmeenende poogingen des geachten Opstellers.