Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 78]
| |
Proeve, om de verheffing van het diep vervallen Fabrykwezen te vereenigen met de belangen van den Koophandel, Zeevaart en Landbouw, door Pieter Vreede. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz., 1802. In gr. 8vo. 60 bl.
| |
[pagina 79]
| |
nen beweerd; en met den aanvange getoond hebbende, dat, tot den hoogsten top van Volksgeluk, ook de vereeniging van een bloeiend Fabrykweezen onontbeerlyk is, agt hy aan zyne taak te voldoen, met vooreerst aan te toonen, dat in ons Vaderland Fabryken bestaan kunnen, en ten anderen aan te wyzen het verband, in 't welk de uitbreiding derzelven, met de overige takken van ons Volksbestaan, en byzonderlyk met de belangen van onzen Koophandel, zyns oordeels, kan en behoort ondernomen te worden. De vrye Beschouwing behelst een pleit voor den Koophandel. Niemand zal den Schryver de eere kunnen ontzeggen van een bekwaam Advocaat te zyn, die alles aanvoert, wat ter begunstiginge van het stuk, door hem verdeedigd, en ter bestrydinge van het door hem gewraakte, kan dienen. Zyn hoofdregel komt hierop neder, dat de groote kunst van het bestuur van een Land daarin gelegen is, dat het Gouvernement de beste party van het vermogen, de industrie en geaartheid van een Land zoekt te trekken, waarvoor 't zelve, naar gelang van deszelfs ligging, Geographische omstandigheden, betrekkingen met deszelfs Nabuuren, en ook vooral naar gelang van den Aard en Genie der Ingezetenen, vatbaar is. Hy wil, dat men, onbevooroordeeld, de Kaart van Europa voor zich legge; ons Land, en den staat der rondsom liggende Landen, beschouwe; zich op den Commercie-staat en op den Fabriek-staat der rondsom liggende Volken naauwkeurig onderrigte; en oordeelt hy, dat men willens blind moet zyn, indien men niet komt tot de volledigste overtuiging, dat de Bataafsche Republiek eigenlyk en hoofdzaaklyk moet beschouwd worden, als geschikt tot den Handel-staat, en als ongeschikt tot den Fabriek-staat. Welk een wydgaapend verschil met de Voordragt van vreede! Wy kunnen ons niet inlaaten om eene opgave te doen van 't geen elk deezer bekwaame Mannen voor zyne begrippen bybrengt. De beide Stukjes zyn van kleinen omvang; en twyfelen wy niet, of elk, die belang stelt, in dit zo menigmaal behandeld en betwist onderwerp van wederzyden te beschouwen, zal zich deeze Stukjes eigen maaken, - elks voor en tegen weegen. Als voortbrengzels van Schryfkunde, hebben zy ons beiden bevallen. En zullen wy van de groote hoofdzaak iets zeggen, dan komt het ons alzins voor, dat de Burger vreede en een Theorist en een Practicus te gader is, en de ongenoemde Schryver der vrye Beschouwing meer onder de eersten dan onder de laatsten moet gerangschikt wordenGa naar voetnoot(*). |
|