baar en geschikt te maaken ter aankweeking van boomen, planten, kruiden en gewassen; ten einde dus menschen en beesten te voeden en by het leven te bewaaren. Hier over opgetoogen, zong onze gewyde Dichter (de text is Ps. LXV:10-14.) Gy maakt hun koorn gereed; Gy zegent het uitspruitzel; de heuvelen zyn aangegord met verheuging; de velden bekleed met kudden, en de dalen bedekt met koorn. Zy juichen; ook zingen zy. - En, van waar die alles vruchtbaarmaakende kracht van het regenvocht? - Erinnert u, M.T. dat de regen, door de benedenlucht nederdaalende, allerleie zoort van uitwaassemingen, de zaadjens der kleinste plantjens, de eitjens van kleine diertjens, alsmede de onzichtbaar kleine diertjens zelve, welke de lucht, in welke zy zweeven, vervuilen, medeneemt, en met zich in de Aarde brengt. Hierom is het regenwater ook zelden, of liever nooit, zuiver, maar altyd met zouten, olyen, geesten en luchten aangevuld en vermengd. Terwyl deze onzuiverheid, zoo als van zelfs spreekt, na lange droogte en hitte, zoo wel als in laaggelegene streeken, grooter is, dan op hooger land, en kort na anderen regen. Nu merkt Gy; in het medenemen van allerleie stoffen, ligt de reden van de vruchtbaarheid des regens, en, door die menigerlei olyen, zouten en geesten dient een en dezelfde regen ter voeding en opkweeking van allerleie zoorten van planten en gewassen; waar toe volmaakt zuiver water zoo zeer niet in staat zoude wezen. Hoe wys heeft dan de aanbiddelyke Schepper van alles, - van de geringste dingen zelfs, - een nuttig en verheven gebruik weten te maaken!
Dit gevoelt Gy te meer, als Gy bedenkt, dat het juist even door dit zelfde middel is, dat de lucht van zulke dampen, en uitwaassemingen, welke voor de Gezondheid nadeelig zyn, gezuiverd, - verdund, - en zoo van de lastige zwaarte, welke ons doet hygen, ontlaaden wordt; zoo zelfs, dat zich, in heete landstreeken, de vernielende pest, door dit middel, gestuit vindt.
Welk een aangenaam genoegen (vervolgt de natuurkundige Leeraar) wordt ons, na den regen, door de zuivering der lucht geschonken, daar wy alsdan de voorwerpen verhelderd, - de verwyderde voorwerpen duidelyker, de koleur der planten versterkt, het groen verlevendigd, het gras verjongd zien, en alles een