geheel vry naauwkeurig is, en aan elke Gelykenis en haare byzonderheden het nodige licht byzet. De Schryver heeft alleen Verklaringen, geene stigtelyke Verhandelingen willen leveren. Eerst wordt de inhoud der Gelykenis voorgesteld - dan de verklaring van Jesus zelven, voor zo verre wy die bezitten, gegeven; daarna volgen ophelderende aanmerkingen over woorden en spreekwyzen, en eindelyk wordt het oogmerk en de leering der Gelykenis aangewezen. De Schryver erkent, dat 'er niets of weinig nieuws in zal voorkomen - doch andwoordt daarop, ‘dat het nieuwe niet altyd het beste is, en dat zy, die al te veel nieuwe verklaringen, over boeken, die niet tot de moeilyksten behooren, gelyk de Euangelisten (Euangelien) te voorschyn brengt, onder het vermoeden vallen, dat de liefde tot het nieuwe hen verleid hebbe, om het natuurlyke en gemaklyke te verlaten, en het gedwongene voor te trekken.’
Op de vraag, voor welken dan dit boekje geschreven zy, is het andwoord van den Heer bauer: ‘Voor Meesters wel niet, dat durve ik niet denken: maar voor jonge studerenden, die den rechten weg der uitlegkunde betreden willen, en voor lieden van de edelste klasse, die dit deel van den Bybel, en de woorden van onzen Heere gaerne verstaan zouden, heb ik het geschikt.’ Vooruit worden gezonden drie korte Verhandelingen. In de eerste wordt onderzocht, wat eene Parabel is. De tweede loopt over de Leerwyze van Jesus in Parabelen; en in de derde worden opgegeven de regelen, van welke men zich in het verklaren van Parabelen bedienen moet.
Door de zulken, die de Werken van den beroemden j.j. hesz bezitten, kan dit boekje zeer wel ontbeerd worden. Het geen de drie voorafgaande Verhandelingen bevatten, vindt men by den gemelden Schryver veel vollediger.
Wat de Vertaaling belangt, dezelve is niet overal gelukkig, vooral uit hoofde van onvergeeflyke Germanismen. Zulke Germanismen strekken te zeer om onze schoone moedertaal te verbasteren, dan dat zy geene strenge berisping zouden verdienen. Ter proeve diene, bl. 1. ‘Deze voorloopige verhandelingen kunnen, zoowel den jongen exegeet, (waarom niet uitlegger?) als den gemeenen lezer, die zich niet eigentlyk voor het