Alle redelyk geloof aan God en Jesus van den blaam van zotterny vrygepleit; in een vriendelyken Brief aan Jan van der Wyck, Major by het derde Bataillon der zevende halve Brigade, enz. door Gerbrand Bruining, Remonstrantsch Gereformeerd Predikant, enz. Te Amsterdam, by M. Schalekamp, 1799. In gr. 8vo. 38 bl.
Een welmeenende Brief, waarin de Remonstrantsche Leeraar Bruining zynen ouden Vriend van der Wyck, over het allerschandelykst Lasterschrift, onlangs, onder den titel van Navolging van Erasmus Lof der Zotheid, door hem in de waereld gestooten, ernstig onderhoudt, en eene yverige pooging in 't werk stelt, om een man van zoo uitmuntenden aanleg, en van zoo een braaf hart, als de Major van der Wyck nog in zyn oog is, van Metaphysische spitsvondigheden en Atheistische grondbeginselen, waarin hy ongelukkig verward geraakt is, te rug te brengen. Of nu evenwel van deze openbaare teregtwyzing wel het gewenschte gevolg zy te verwachten, en of de Eerw. Bruining niet vooraf andere middelen, tot dat einde, had kunnen beproeven, willen wy niet beslissen. Ondertusschen zou deze Brief, zoo al niet voor van der Wyck, ten minsten voor dezen of genen, die tot soortgelyke twyfelzucht, omtrent de zekerste, en voor ieder mensch zoo wel, als voor het algemeen belang, aangelegenste waarheden, of derzelver daadelyke verloochening, mogt overhellen, van nut kunnen weezen. Welgegrond zyn des Briefschryvers aanmerkingen, over dat uitmuntend vermoogen om vry te werken, dat elk mensch