Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799

Het werktuiglyke der Verlossing verklaard, betoogd, en herleidt tot één algemeen Grondbeginsel: door A. van Solingen: A.L.M. Medic. & Philos. Doctor, Lector in de Verloskunde aan de Illustre School te Middelburg, enz. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1799. In gr. 8vo. 292 bl.

Dit aanpryzenswaardig Werkje van den Heer van solingen bestaat uit een Voorbericht, eene Inleiding, de bepaaling van dat geen, 't welk, volgens de meening des Schryvers, het algemeen Grondbeginzel der Verloskunde uitmaakt; en eindelyk de toepassing daar van op de Vroedkundige bewerkingen.

In het Voorbericht handelt de Schryver over de noodzaakelykheid der betoogende Leertrant in de Vroedkunde, het welk nog nader ontwikkeld en aangedrongen wordt in de eerste Afdeeling der Inleiding. De tweede Af-

[p. 434]

deeling handelt over de verdeeling der Verlossing in Natuurlyke, Nietnatuurlyke en Tegennatuurlyke: verstaande onze Schryver door Natuurlyke Verlossingen de zodanige, welke door de kragten en werkingen der Natuure alleen kunnen worden volbragt; door niet natuurlyke die geene, welke door middel der medewerking der Kunst moeten worden ten einde gebragt; en door Tegennatuurlyke die Verlossingen, welke noch door de Natuur, noch door het werktuiglyke der Verloskunde, kunnen volbragt worden. Zo dat, tot het volbrengen der Verlossing, het kind, of het lichaam der moeder, gekwetst moet worden.

De derde Afdeeling deezer Inleiding handelt over de drie tydperken, in welke de Verlossing gevoeglyk kan worden verdeeld, welke bepaald worden door den Ingang der vrucht in de bovenste opening van het moederlyk bekken; den Doorgang, door de daaling van het hoofd des kinds van de bovenste doortocht naar de benedenste; en eindelyk den Uitgang van het kind door de benedenste opening van het bekken. Waarop dan verder de hiertoe zo noodige bepaaling der afmeetingen der verschillende deelen van het bekken en van de hoofden der kinderen, enz. volgt.

Eindelyk deelt de Schryver, in de vierde Afdeeling deezer Inleiding, zyn Algemeen Grondbeginzel der Beschouwende en Beoeffenende Verloskunde mede, het welk, op p. 38, dus wordt voorgesteld. By alle Verlossingen behooren, in elk tydperk der Verlossing, de kleinste afmeetingen van het Hoofd der Vrucht overeen te komen, of in te vallen, met de voor deeligste afmeetingen van het Moederlyk Bekken. Dit Grondbeginzel is algemeen, zegt de Schryver. ‘1^o. Om dat het toepasselyk is op alle Verlossingen - want wanneer de Natuur de Verlossing volvoert, volgt zy bestendig deeze algemeene vastgestelde Natuurwet - en wanneer de Verlossing door de Kunst volvoerd wordt, moeten alle Kunstverrichtingen volgens deeze algemeene Natuurwet worden ingericht: dat is: alle poogingen der kunst, die niet anders mogen doen, dan de Natuur naarbootzen, behooren daar heen te strekken, om 's hoofds kleinste afmeetingen, of volkomen, of zo veel als mogelyk, in de voordeeligste afmeetingen van het Bekken te herleiden.

2^o. Het algemeen Grondbeginzel geldt by alle Verlossingen: niet alleen by het hoofd; maar ook by de voeten. Immers behooren toch ook, in de Verlossin-

[p. 435]

gen by de voeten, de kleinste afmeetingen van het hoofd met de voordeeligste afmeetingen van het Bekken overeen te komen: en dit is juist de reden, waarom, in de voordragt van het algemeene Grondbeginzel, van geene andere afmeetingen der Vrucht, dan van die des hoofds, wordt gewag gemaakt: dewyl dezelfde wet omtrent de plaatzing van 's hoofds kleinste oppervlakte niet alleen geldt by de Verlossing met het hoofd vooruit, maar insgelyks by die, welke met den tronk vooruit geschiedt,’ enz.

De hier op volgende Werktuiglyke Leer der Verlossing is voorts verdeeld in drie Hoofdstukken, wier eerste het werktuiglyke der Natuurlyke Verlossing aanwyst, zo als dezelve door de Natuur op de voordeeligste of bestmogelyke wyze volbragt wordt. Het tweede Hoofdstuk handelt over het werktuiglyke der Natuurlyke Verlossing, zo als dezelve door de Natuur, op verschillende manieren, kan volvoerd worden. Het derde Hoofdstuk behelst het Betoog van het werktuiglyke der Nietnatuurlyke Verlossing, zo als dezelve door de Kunst volbragt wordt. Eindelyk is hier nog bygevoegd een Besluit, in 't welk de Schryver, onder anderen, kortelyk eenige grondregels opnoemt, welke hy vermeent der kunst te hebben toegevoegd.

Met veel naauwkeurigheid heeft de Schryver in deeze verschillende Afdeelingen de verscheidene liggingen der kinderen in de baarmoeder aangeweezen, en getoond, hoedanig de Natuur, in het daarstellen der Verlossing, op eene werktuigkundige wyze werkzaam is. Voorts heeft hy de Werktuigen, die in de Verlossingen het meest te pas komen, in zo verre zulks zonder Plaaten geschieden kan, naauwkeurig beschreeven, en de gevallen aangeweezen, in welke zy, tot hulpe der te kortkomende Natuur, aangewend moeten worden. Voornaamelyk volgt onze Schryver de werkwyzen van baudelocque, dewyl dezelve, volgens zyne meening, aan de ondervinding getoetst, steeds met het richtsnoer der Natuur overeenkomen, waarom ook, zo hy verzekert, alle de door hem aangepreezene bewerkingen, zo dikwyls die door kundigen verricht zyn, steeds met een gezegende uitkomst bekroond zyn geworden. Het Werk van onzen Schryver kan dus door hen, die dit onderwys willen volgen, met groot nut gebruikt worden: dan daar by baudelocque alles merkelyk uitvoeriger behandeld en ook met Plaaten

[p. 436]

is opgehelderd, zullen de Leerlingen best doen deszelfs Vroedkundig Werk teffens raad te pleegen. Terwyl wy ook vermeenen, dat de zo schoone Plaaten en onderrichtingen van smellie en camper, schoon niet in alles overeenstemmende met de denkbeelden van onzen Schryver, teffens steeds met het best gevolg gebruikt zullen kunnen worden.