gerigt om den zwakken tegen de verdrukkingen der Magtigeren te verdeedigen.
De Landheer, voor de straf der ingeroepene Wetten dugtende, gaf terstond het overschot, zo onregtvaardig onder zich gehouden, over aan dien handhaaver des onderdrukten, die het onmiddelyk dien verdrukten en wanhoopenden ter hand stelde.
Deeze Heer liet het by deeze daad van Regt niet berusten. Overtuigd van de onvermoeide poogingen, welke de eerlyke Boer steeds aanwendde om voorwaards te komen, bewerkte hy dat 'er eene Inschryving geschiedde onder zyne Bekenden, om den Boer weder op de been te helpen, en ging zelve voor met het intekenen van eene goede somme.
Zulk een liefderyke bystand stelde den Landman in staat om de onderdrukkingen zyns voorigen Landheers te ontwyken, en de Landhoevenaar te worden van een beter en menschlievender Landëigenaar. Op wiens goed hy thans, vergenoegd en wel te vrede, geene gelegenheld verzuimt om zyn kleinen voorraad te vermeerderen door onaflaatend vlytbetoon. Steeds met lof gewaagende van zynen Weldoener, en de taal der zuiverste dankbaarheid uitboezemende.
Dit Voorval schetst ons, op het leevendigst en treffendst, twee tegen elkander lynrecht over gestelde Characters. - In 't een hebben wy voor oogen eene waare schildery van Regtvaardigheid en Weldaadigheid; Deugden, die den Mensch ten waaren cieraad strekken, die overeenstemmen met 's menschen Natuur, en bevorderlyk zyn tot 's menschen Geluk. - In het ander de waare afbeelding van Onregt en Onmenschlykheid; Ondeugden, die de Menschheid ontluisteren, en de banden der Maatschappye verbreeken.
Onderscheide beweegredenen zetten den Mensch aan tot het pleegen van Onregt. Eenigen zyn ingenomen met de zugt tot meerderheid, en, om dien staat van hoogheid te beklimmen, na welken zy haaken, zullen zy niet ontzien zich schuldig te maaken aan alle bedryven van te kortdoening en berooving, welke zy kunnen te werk stellen, zonder onder de straffende hand der Wet te vallen. - Eenigen zyn verslaasd aan zinnelyke lusten, en, om in weelde hunne dagen door te brengen, schaamen zy zich niet de goede en deugdzaame wreed te verdrukken, en hun zelfs van de leevensnoodwendigheden te ontzetten. - Eenigen voelen zich geplaagd door onleschbaaren Gouddorst, en stellen alle praktyken van bedrog en uitzuiging te werk, om schatten opeen te hoopen; die zy, schoon zy zelve 'er geen gebruik van durven maaken, weigeren, voor hoe gering een gedeelte ook, te besteeden om den elendigen en behoeftigen uit schreiende armoede te redden. - Eenigen denken, dat de minste terging een genoegzaamen grond geeft tot de gestrengste verdrukking, en volgens dit beginzel dryven zy hun vermogen om