onderwyst, aanduidt; dit blykt uit den met eene slang omringden kogel, welke de godlyke vruchtbaarmaaking der natuur betekent. Het daaraan hangend kruis met eenen ring toont aan, dat 'er van de eeuwigheid en het toekomend leven gesproken wordt. De schroef en de overige tekens hebben hunne betrekking op de naauwe vereeniging der Begrippen en Weetenschappen.
In de vyfde Afdeeling worden de deelen der waereld naauwkeuriger ontleed. De Kapel (Papilio) betekent niet altyd de ziel, maar ook de opmerkzaamheid. Het onderwys heeft zyne betrekking op het Dierenryk en den Landbouw, waarby, door zekere tekens, akkers, weiden, wouden en moerassen, worden afgebakend. Een Kynokephalus geeft te kennen, dat men daarby naauwkeurig op de verandering der Maan acht moet geeven. Een Lotusboom is het zinbeeld van het onderwys in het Plantenryk; zoo betekent de Star Kanopus ook de leer der Jaargetyden. De Kwakkels en Uilen betekenen vlyt en ondervinding.
De zesde Afdeeling handelt van de Waterweegkunde, welke door een oog nevens een waterpas aangeduid wordt; even zoo geeft ook de man achter den Anubiskop de overstrooming, welke men door vlytig graaven kan voorkomen, te kennen.
In de zevende Afdeeling schetst ons eene Star het onderwys in de Starrekunde; waarby de Leerling zyne verwondering vertoont door het opheffen der handen. - De leer der Ouden, aangaande den invloed der Starren, wordt door vorken, troffels en hamers als zinbeelden der gramschap, afgebeeld.
In de achtste Afdeeling zyn, door het beeld van eenen Uil en Valk, zulke bezigheden afgemaald, waartoe vooräl oplettendheid en verstand vereischt worden, naamlyk: de Landmeetkunde en de verschillende soorten van Letteren, waarin de Raaf of Leerling door de Inwying onderweezen wordt. Een balk, troffel en paslood betekenen het onderwys in de Bouwkunde. Sloten, potten, boogen, enz. betekenen kunstige Handwerken. De vrouwlyke Figuur met eene muts, in eenen hoek, heeft haare betrekking op de Huishoudkunde, als ook op de bevordering van het onderwys in spreeken en schryven; hierby geeven twee Slangen de voordteeling te kennen.
In de treurige negende Afdeeling schetst ons een Kynokephalus, die zoo wel de verandering en de afneeming der Maan, als in het gemeen de treurigheid, aanduidt, door de tekenen V O de Geneeskunde af. Een gebroken boog geeft het verval van ziel en ligchaamskrachten te kennen. De mensch, nadat hy een kind, jongeling en man, geweest is, gelyk door de Kwakkel wordt afgeschetst, wordt weder een naakt hulploos kind gelyk. De Ouderdom bevordert zynen dood, het graf is reeds voor hem gedolven. De Zwaan, of Lykrede, bepaalt, of hy ook verdient, om, volgends de AEgyptische gewoonte, begraaven te worden.