| |
Verhandeling over de veranderingen, welke alle geschapen wezens ondergaan.
(Vervolg van bl. 432.)
Is nu de Mensch, gelyk wy in eene voorige Verhandeling gezien hebben, aan zo menigvuldig veele veranderingen onderhevig, het overig Dierenryk levert daar van geene minder treffende bewyzen op. De Natuur in al het geschapene is tog een en dezelfde, niet geschikt voor de bestendigheid; onstandvastig en aan gestadige wisselingen onderworpen. - Heden vertoont zy zich zo, en morgen wederom in eene geheel andere gedaante - deze onstandvastigheid brengt de gesteldheid van al het geschapene met zich. - Al wat aanzyn ontvangen heeft - wat eenmaal geworden is, kleeft van den aanvang zyner wording de onbestendigheid aan. Het is niet mogelyk, dat een eenig geschapen Wezen, een eenig Wezen in het het Ryk der Dieren, standvastig en bestendig kan zyn. - Is de Mensch in het Ryk der Dieren aan zo veele wisselende onbestendigheden on- | |
| |
derhevig, al het viervoetig Gedierte - al het Gevogelte des Hemels, is aan geene mindere Veranderingen onderworpen. - Veele viervoetige Dieren komen even magteloos in de wereld als de Mensch - anderen krygen weer schielyk de verinogens en kragten om te loopen, en hebben de moederlyke zorg en oppassing veel korteren tyd noodig. De jonge Veulens, Kalveren en Schapen, bezitten aanstonds, van de geboorte af, de vermogens, om te kunnen loopen; zy worden door de moedermelk gevoed, maar hebben de kragten al terstond, om zich zelven daarvan te verzorgen; zy bezitten de vermogens om hun voedzel uit de emmers op te slurpen. - Zy volgen de moeders van stonden aan, waar die weiden en haar voeder zoeken. De natuur leert het jong, zo dra het geboren is, waar het voor zich onderhoud voor 't leven en zyn bestaan vinden kan - aanstonds zyn de jongen levendig - zy springen en huppelen door de velden, daar weer andere Dieren van eene geheel verschillende geaardheid zyn, gelyk Honden, Katten, en meer anderen, welke alle blind gebooren jongen ter wereld brengen, die negen dagen in dien zelfden staat blyven, terwyl zy daar en boven een geruimen tyd ten
éénemaal magteloos zyn, en de moederlyke hulp, oppassing en ondersteunende zorg, niet ontbeeren kunnen, zonder bykans zo spoedig weer te sterven, als zy geboren zyn. In dezen staat blyven zy zo lang volharden, tot zy de kragten en vermogens ontvangen hebben, dat zy, zonder de hulp van hunne Ouders, voor zich zelven genoegzaam kunnen zorgen. Deze vermogens ontwikkelen zich langzamerhand en van trap tot trap, evenwel ongelyk veel spoediger dan by de Menschen, en deeze ontwikkeling gaat ook by 't eene zoort van Dieren ongelyk veel schielyker voort, dan by anderen. - Onder de Vogelen loopen de jonge Kuikens, Patrysen, en anderen, zo dra zy uit het Ei komen, weg - anderen blyven weeken lang magteloos in de nesten liggen. De jonge Eenden zyn zo dra niet geboren, of zy begeven zich zonder gevaar te water - in welk Element anderen versmoren, bykans zo dra zy 'er inkomen. - Dan hoe veele veranderingen hebben 'er inmiddels plaats by alle onderscheide soorten van Gedierten, zo in hunne vermogens, kragten en werkingen, als in derzelver groei en wasdom. Zommige van dezelve zyn zeer zwak en magtloos, in het tydstip dat zy in het leven verschynen; doch, opwassende, vermeerderen ge- | |
| |
stadig hunne kragten, tot zo lang zy zeer sterk en vermogend worden. - Welke kragten betoont een Paard niet, daar het Veulen bykans van alle vermogens ontbloot is. Hoe veele honderde ponden kan het torschen, wanneer het in zyne volle kragt is, en eenige uuren lang sleept het een ongelooflyk gewigt, al dravende, voort, zonder zich eens merkelyk te vermoeijen, of ten minsten zyne kragten uit te putten. - Een Os bezit eene verbazende sterkte, terwyl hy, by zyne eerste verschyning in het leven, bykans zonder vermogen is, en nauwlyks de kragten heeft, om zich staande te houden. - De blind geboren Hond, die geen vermogen heeft als hy eerst in 't leven verschynt, bezit, volwassen, naar zyne grootte, eene aanmerkelyke sterkte - zyne vermogens zetten hem eene vlugheid by, waar door hy
bykans de snelheid van den wind evenaart.
Dan, welke onbedenkelyke Veranderingen ondergaan deze Dieren vóór zy hunnen volkomen wasdom verkregen hebben - vóór zy zelfs de vermogens bezitten, om, zonder hulp, zonder den bystand hunner Ouders, genoegzaam voor zich zelven te kunnen zorgen? - Alle deze groote Veranderingen gebeuren ook aan de overige viervoetige Dieren. - De jonge Katten, Hazen, Konynen, Rotten, Muizen, en alle andere viervoetige Dieren, komen ter wereld in een magteloozen staat, zo dat zy de hulp en moederlyke zorg zo noodig hebben, dat zy, buiten dezelve, van gebrek in hunne magteloosheid vergaan zouden. - Blind komen zy ter wereld, en krygen maar eerst het vermogen om te zien, na den afloop van negen dagen - waarlyk eene onberekenbare verandering, van blind ziende te worden! Deze trapswyze verandering blyft voortduuren van de geboorte af tot aan derzelver dood toe, en, schoon, voor het oog, als men dezelve dagelyks ziet, wegens een zo langzamen voortgang, als onzigtbaar, is dezelve echter zo aanmerklyk, in eene lange tusschenruimte van tyd, dat zy de beesten, even gelyk by de menschen plaats grypt, ten eenemaal onkenbaar maakt, als men ze alleen gezien heeft by de geboorte, en men ziet ze dan weêr in hun volwassen staat.
Wat de Vogelen aangaat, de Veranderingen, daar by plaats hebbende, zyn voorwaar allerverbazendst, en mogelyk zo veele, zó nog niet overtreffender, als 'er by de viervoetige Dieren gezien en waargenomen worden. - Dan ik kan van dezelve slegts maar weinige aanhalen, gemerkt
| |
| |
het eng bestek, onder welk ik deze Verhandeling diene te bepalen.
De Vogels komen naakt, slegts met eenig zagt dons overdekt, uit de Eieren. Dit dons beschermt haar tegen de ongemakken van weêr en lugt. - Niet lang blyven zy in dezen staat, straks ontstaat 'er by dezelve eene allerzeldzaamste, en, zo wy 'er niet aan gewoon waren, voor ons de aller wonderbaarlykste, verandering. Na verloop van korte dagen, botten, het gansche Lichaam over, de Vederen uit, welke door bloed en zappen worden gevoed, waar door zy groejen tot hun vollen wasdom, terwyl zy den Vogelen dienen tot een kleed, by zommigen zo cierlyk, en vol luister, dat zy de pragtigste Koninglyke cieraden door haren glans verduisteren, en tevens verstrekken, om haar van de aarde op te nemen, en door de lugt te voeren. - Welke verbazende Veranderingen - welke ondoorgrondelyke diepten der wysheid van den grooten Schepper! Hier geschieden gedaantverwisselingen, waren wy 'er niet als onverschillig door de gewoonte aan geworden, zo dat zy onze aandagt niet eens meer opwekken, of op eenigerhande wyze gaande houden - gedaantverwisselingen, zo groot, dat ze alle bevatting te boven gaan; - want wie zou verwagten, dat uit een Ei, vrugtbaar gemaakt door het mannelyk zaad, en gekoesterd door de broejende warmte van het wyfje, na verloop van eenige dagen of weeken, daar uit een jong zou voortkomen, dat, zyne kluisters, binnen welke het besloten was, verbroken hebbende, levend in de wereld verschynt, in eene geheel tegenstrydige gedaante als het Ei, uit welke het geboren is, en eerlang dat Dier zal worden, dat men op ligte vlerken door de dunne lugt ziet vliegen, en, buiten ons gezigt, zich als boven lugt en wolken verheffen - wie zou, zo men 't door gewoonte niet als eene onopmerkzame zaak beschouwde, wie zou dat in zyn nest magtloos liggend pul aanzeggen, dat het haast met vederen zal bedekt zyn, die uit het lyf, even als het kruid uit de aarde, schieten? - Wie zou zeggen, dat het eerlang als de snelle wind door zwerk en lugt zal vliegen? - Waarlyk allerverbazendst! - dan men
is 'er zo aan gewoon, dat het de aandagt niet eens verdient. - Intusschen was deze Vogel kort geleden nog vloeibare stof in eene dunne schaal besloten, en nu vliegt en verheft zy zich door de lugt - nog korter was zy een ten eene- | |
| |
maal magteloos Jong, en nu is dezelve den wind in snelheid gelyk.
ô, Welk eene verbazende vertooning! - De lugt is het element der Vogelen, gelyk het water voor de Visschen, de aarde voor de Menschen, en voor al het Gedierte des velds. - Alom zweven zy boven onze hoofden, verheffen zich op hunne vlerken tot eene ongenaakbare hoogte, en zweven ginds en herwaards, wyd en zyd, even gelyk het heir der Visschen, die door de onmeetbare wateren zwemmen, en daar in leven, waar de Mensch en byna alle viervoetige Landdieren hun grafvinden. - Met welk eene aanbiddelyke wysheid is door den Heer der Natuur deze verordening gemaakt, dat een gedeelte zyner Schepzelen de drooge aarde bewoont, en tot hun vast verblyf heeft, daar millioenen anderen de onmeetbare wateren veilig doorzwemmen, en de diepe afgronden bewandelen, terwyl een talloos heir de dunne lugt doorklieft, en zich zo ver in de hoogte verheffen kan, als men met zyn gezigt niet kan bereiken. - Met welk eene wysheid heeft de Heer der Natuur deze Schepzelen gevormd, met voertuigen voorzien, die hunne ligtere lichamen gemakkelyk kunnen in de hoogte heffen, en her- en derwaard door den dampkring voeren.
Dan nog veele onverbeeldelyk groote Veranderingen hebben 'er nog, behalven de reeds opgenoemde, onder de Vogelen plaats, waarvan ik 'er slegts maar weinige zal aanstippen.
Het is den Vogelen eigen, onder alle de veelvuldige onderscheiden zoorten van Schepzelen, uitgezonderd de Insecten, voort te komen uit Eieren - Eieren zo verbazend onderscheiden en verschillende van de Vogelen zelve, dat men 't nooit in zyn denkbeeld zou kunnen krygen, om in een Ei een Vogel te besluiten, die uit hetzelve door eene koesterende warmte voortkomt. - Een Dier, dat zich van de aarde in de hoogte verheft, door de lugt vliegt, zonder gevaar te loopen, om van boven uit de hoogte in de laagte neer te storten; dat zich op zyne vlerken, zonder eenig ander steunpunt, kan bewegen werwaard het wil, zich naar beneden en naar boven willekeurig begeeft. - Deze verandering is waarlyk groot; het eerste is een wezen, waar in het beginzel van leven zo verborgen is, dat het, ten zy door eene koesterende warmte opgewekt, nimmer in beweging raakt
| |
| |
- het ander is een levend Schepzel, onbedenkelyk vlug, en geheel onderscheiden en verschillende van zynen oorsprong.
Behalven deze groote Veranderingen, welke 'er by de Vogelen plaats hebben, zo by derzelver te voorschyn komen uit het Ei, als die van tyd tot, tyd by de jonge Vogelen plaats grypen, tot zo lang zy hunnen volkomen wasdom verkregen hebben; zo ziet men 'er ook nog meer andere gebeuren. - Onder deze ook vooral, dat zy jaarlyks hare oude kleederen afleggen, en een nieuw gewaad aantrekken; want byna alle Vogels verwisselen jaarlyks van Veeren, en krygen weer nieuwe en schoone Pluimagien, veel schooner dan die zy afgelegd hebben.
Deze Verandering is even zo wonderbaar, als heerlyk en schoon; want zo zorgdragend is de groote Formeerder van 't Heelal, dat, zo dra der Vogelen kleederen, die door den tyd veranderen en slegt beginnen te worden; dat, zeg ik, zo dra de oude moeten afgelegd worden, Hy reeds voor hunne nieuwe gezorgd heeft, welke dan weer de eigen diensten doen, als de vorige, welke zy hebben afgelegd; en welke tevens weer zo schoon en luisterryk zyn, als de voorgaande, met welke zy nieuw omkleed wierden. - Wie, deze dingen in opmerking nemende, moet zich niet ten hoogsten verwonderen over zo eene wyze schikking, en verbaasd staan over de oneindige grootheid en goedheid van den Schepper der Natuur, welke grootheid en goedheid gepaard gaan met onbegrensde wysheid? - Dan, Hy zorgt zo wel voor de Vegelen des Hemels, als voor den Mensch, en al het Gedierte des Velds, en der diepe Wateren.
Is deze Verandering nu waarlyk zonderling, welke wy reeds by de Vogelen hebben waargenomen, ze zyn niet minder opmerkzaam, welke men al verder aan dezelve ontdekt. - Wanneer de Vogels hunnen vollen wasdom hebben, dan vormt ieder zich eene stem, welke hem eigen onderscheid van alle andere. Hoe zoetluidend zyn zommiger stemmen, zo dat zy aller ooren streelen kunnen, en dusdanig eenen trap van lieflykheid bereiken, dat zy in aangenaamheid het streelendst Muzyk overtreffen. Hoe veelen worden niet geleerd de fraaiste Muzykdeuntjes te sluiten, die zy, op de bevalligste wyze, de Muzyk-Instrumenten nadoen - terwyl men 'er weer anderen vind, die den Mensch volmaakt naklappen. - Deze zyn by- | |
| |
zonderheden, den Vogelen alleen eigen; geen viervoetig Gedierte bezit die; nebbende de alwyze Schepper hun begaafd met zulke inwendige deelen, die, voor zang en spraak, in veelen opzigte, den mensch zeer naby komen, zo niet zommige hem, ten opzigte van het eerste, overtreffen. - Hier heeft weer die zelfde trap van verandering plaats als by al het vorige, door ons van de Vogelen aangehaald. ô, Welk een liefderyk bewys van 's Makers goedwilligheid jegens den mensch ontdekken we hier wederom niet! - Hoe word 's menschen leven niet op allerhande wyze veraangenaamd, inzonderheid door het hartstreelend gekwinkeleer der Vogelen, 't geen by Lente- en Zomertyd alom de wyde vlakten en digte bosschen vervult! waar uit duizende van zoetluidende gezangen het gehoor vermaken, en het hart streelen, en hier door 's menschen aardsch geluk vermeerderen. - Van trap tot trap vordert, inmiddels, al het Gevogelte in zangkunst, tot zo lange hetzelve den hoogstmogelyken trap van volmaaktheid bereikt heeft, terwyl deze vorderingen geen plaats kunnen hebben, ten zy de Vogelen, ten dezen opzigte, eene allergrootste en merkbaarste verandering ondergaan.
Dan onder al het Gedierte, door den grooten Stigter der Natuure voortgebragt, verdienen de Visschen, welke de diepe Wateren en de afgronden der Zee bewoonen, byzonder onze aandagt en opmerkzame bespiegelingen; en, mogte ik daar in uitweiden, hoe veele byzonderheden zouden ze my niet opleveren, welke veeler verwondering en opmerkzame oplettendheid zouden gaande maken. - Doch het kort bestek dezer Verhandeling duld niet, dat ik daar thans in uitweide; zullende dit sparen tot eene volgende, wanneer ik deze stof nog verder vervolgen zal, indien myne lust tot deze aangename Bespiegelingen niet door eenige tusschenkomende beletzelen bedwongen worde, waar door ik dan verhinderd zoude worden myn voorgenomen werk te voleinden.
C. v.d. G. |
|