Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 461]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.De Christlyke Godsdienst gehandhaafd tegen den laster van wreedheid te leeraaren, of op aarde te veroorzaaken,
| |
[pagina 462]
| |
lieleere, aan welken onze Godlyke Meester, ten deezen tyde, last gaf om het Euangelie te prediken; dat zy strekten om hun te waarschuwen van de rampen en vervolgingen, waaraan de uitvoering van dien last hun onvermydelyk zou blootstellen. ‘Zy werden gezonden als Schaapen te midden der Wolven; zy zouden aan de Raadsvergaderingen overgeleverd, in de Synagogen gegeesseld, voor Landvoogden en Koningen gesteld, en van allen, om christus Naam, gehaat wordenGa naar voetnoot(*).’ - Eene behandeling, zo volstrekt aanloopende tegen het onthaal, 't welk hunne ingezoogene vooroordeelen hun deeden verwagten onder den Messias, den Vrede-Vorst, dat het hoogstnoodzaaklyk was, hun ten aanziene van dit gewigtig stuk te recht te brengen, en hun met de uitdruklykste woorden te waarschuwen, dat, schoon het eindelyk Uitwerkzel des Christendoms met de daad Vrede zou weezen, in den uitgebreidsten zin diens woords, het nogthans voor hun, wien het ten deele viel het eerst het Euangelie te moeten verkondigen, geen Vrede, maar het Zwaard, zou aanbrengen. Maar, zeggen de Vyanden van den Christlyken Godsdienst, welk eene verklaaring men ook aan deeze woorden moge geeven, die woorden blyken by de uitkomst toepasselyk te weezen op de Christenheid, in derzelver allereerst voorkomende betekenis. Het Euangelie heeft, met de daad, het Zwaard, en wel een allerverdelgendst Zwaard, op aarde gezonden. Het heeft de aarde beeken bloeds doen drinken. Het is de oorzaak geweest van zo veel elende en verwoestings alsof het oorspronglyk bestemd geweest ware om het Menschdom tegen elkander in 't harnas te zetten en deerlyk te plaagen; het heeft oorzaak gegeeven tot meer Verdeeldheden, Oorlogen en Menschenslachtingen, dan eenige andere oorzaak van dergelyke rampen, welke men kan noemenGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 463]
| |
Men moet bekennen dit is eene zwaare beschuldiging. Doch, hoe geducht dezelve moge schynen, en hoe zeer dezelve versterkt is, gelyk het daaraan zelden ontbreeke, met alle de haatlyke kleuren van valsche Redenkunst en Vernuft, behoeven wy niet te vreezen dezelve in alle haare kragt onder de oogen te zien. - Het zal, zo het my toeschynt, geene moeilyke taak weezen, elk onvooringenomenen te overtuigen, dat, wanneer men die Tegenwerping van naderby en meer byzonder beschouwt, wanneer men dezelve ontdoet van alle die bykomende verschriklykheden, met welke men dezelve zo voorbedagtlyk omzet heeft, en wanneer men alle verzagtingen en aftrekkingen maakt, welke de waarheid vordert, en braafheid gedoogt, dezelve zal inkrimpen tot eene Tegenwerping van weinig of geene aangelegenheid. I. Wanneer men spreekt van de Wreedheden, door de Christenen tegen de Ongeloovigen, of tegen elkander, gepleegd, geeft men doorgaans teffens te verstaan, dat zy geen gelyk vinden in eenige andere Godsdienstbelydenis, en dat het Christendom het eerst van de verfoeijenswaardige handelwyze, om anderen, ter oorzaake van den Godsdienst, te vervolgen, een voorbeeld heeft gegeeven. Doch, hoe onopregt zodanig eene voordragt is, kan de oppervlakkigste Geschiedkunde ons ten vollen leeren. - Van de vroegste Eeuwen af, tot de tegenwoordige toe, hebben Lieden van bykans elken Aanhang de zodanigen, die tegenovergestelde Gevoelens aankleefden, met geene geringe maate van Bitterheid en Onmenschlykheid vervolgd. Het is te over bekend, dat Jooden, Heidenen en Mahomethaanen, elk op hunne beurt, gebruik van dwang en geweld gemaakt hebben in het stuk van den Godsdienst; als mede dat de eerste Christenen de heftigste vervolgingen van de twee eerstgemelden moesten verduuren, langen tyd vóór dat zy eenige vervolging omtrent anderen pleegden. Dit, in de daad, is geene verdediging voor de Christenen die tot dit middel de toevlugt namen: ook voeren wy het geenzins als zodanig aan. Niets kan ooit die handelwyze verdedigen of regtvaardigen. Maar het kan dienen om aan te toonen, dat anderen ook een gedeelte moeten draagen van dien Haat, welke uit dien hoofde doorgaans alleen christus en diens | |
[pagina 464]
| |
Leerlingen wordt toegedraagen; als mede dat het niet het Christendom, maar de boosheid der Menschen is, welke men de schuld des misdryfs van vervolginge moet ten laste leggenGa naar voetnoot(*). De waarheid der zaake is, Godsdienst, of het voorwendzel van Godsdienst, is in bykans alle Eeuwen, en by alle Volken, onder veele andere, eene oorzaak geweest van die ontelbaare Verdeeldheden en Geschillen, welke het Menschdom de deerlykste rampen berokkenden, en de schriklykste vernielingen veroorzaakten. En, schoon het stoffe tot verbaazing aan zommigen, en oorzaak van verontwaardiging by allen, geeve, dat juist het geen oorspronglyk bestemd was om het Menschdom te beschermen en troost toe te brengen verkeerd is in een verderfmiddel, kan men 'er nogthans reden en oplossing van geeven, volgens de algemeenst werkende beginzelen des Menschlyken Gedrags. De verknogtheid der Menschen aan eenig byzonder Voorwerp zal altoos aangroeijen in evenredigheid met de weezenlyke of de veronderstelde waarde van 't zelve; en hun yver, om 't zelve te handhaaven tegen belediging of bederf, zal in dezelfde evenredigheid toeneemen. Te deezer oorzaake heeft de Godsdienst, welken men altoos heeft aangezien voor het gewigtigste van alle belangen der Menschen, aan de menschlyke gevoeligheid de meeste scherpte gegeeven, en de driften der Menschen tot eene | |
[pagina 465]
| |
hoogte van vervoering opgewonden, waartoe geene beweegreden van minder gewigt dezelve kon brengen, Indien wy nogthans, ten zelfden tyde, eene vergelyking maaken tusschen de Geschillen en Wreedheden veroorzaakt door Burger-yver met die te wege gebragt door Godsdienst-yver, zullen wy bevinden, dat de laatstgemelde eene veel mindere evenredigheid hebben tot de eerste, dan men zich doorgaans verbeeldt, en menigmaal inboezemtGa naar voetnoot(*). Verre het grootste getal der Oorlogen, zo wel als de langduurigste, de hardnekkigste, de uitgebreidste en bloedigste Oorlogen, in de Geschiedenissen vermeld, ontstonden uit louter Staatkundige oorzaaken, en deeze menigvoud van eenen zeer beuzelagtigen aart; en, indien wy kunnen dulden, dat de Menschen elkander plaagen, bedroeven en moorden, om een enkel Punt van Eer, of eenige Morgens Lands, waarom zullen wy het dan vreemd vinden, als wy zien, dat zy met dezelfde hitte en bitterheid verdedigen 't geen zy begrypen het allerweezenlykst vereischte te zyn tot Geluk, en hier en hier namaals? Indien wy den Godsdienst alleen uit dat oogpunt beschouwen, 't welk het éénige is 't geen eenige betrekking heeft tot het stuk waar over wy thans handelen, als een Voorwerp 't geen de Menschen zeer ter harte neemen, en willen toestaan de werking van dezelfde Driften en Vooroordeelen, als gaande gemaakt worden door eenig Voorwerp 't welk zy ter harte neemen, zullen wy ons niet langer verlegen vinden om de oorzaak te ontdekken van de onheilen en rampen daar aan toegeschreeven. II. En, gelyk de natuur van 's Menschen Ziel ons eene zeer in 't oog loopende reden geeft voor Godsdienstig Waangeloof en Wreedheid in 't algemeen, zo mogen wy in de byzondere Omftandigheden en den Toestand der vroegste Christenen een reden vinden voor den oorsprong hunner overhelling daar toe in 't byzonder. Bovenmaatig Geluk, of overmaat van Elende, heeft | |
[pagina 466]
| |
men waargenomen dat een woestheid aan het Menschlyk gestel byzet. In 't eene geval krygt de geest eene soort van Hardvogtigheid, en in 't andere eene Onbezuisdheid, welke beide dezelve even ongevoelig doen worden voor de indrukken der Menschlykheid. Het was te midden van de worstelingen op het Doodbedde, te midden van de smerten eener allerpynlykste kwaale, en onder de nog ondraaglyker knaagingen van een beschuldigend geweten, terugge ziende op een leeven in het pleegen der grootste boosheden doorgebragt, dat herodes bevel gaf, alle de aanzienlyksten onder de Jooden te dooden, op het oogenblik dat hy den geest gafGa naar voetnoot(*). - Het was, in tegendeel, uit het midden van een weelderig en wellustig Hof, overvloeijende van alles wat gemak, grootheid en vermaak, kon geeven, dat lodewyk de XIV, die geessel der laatstverstreeke Eeuwe, het bevel gaf, om in eene Woestyn het Land te veranderen van een Prins, wiens eenige misdaad daarin bestondt, dat hy zyn Vyand wasGa naar voetnoot(†). Zo gelykaartig zyn de uitwerkzels, voortkomende uit deeze twee tegen elkander overstaande uitersten. Beide deeze uitersten ondervondt de Christlyke Kerk, omtrent den tyd van welken wy thans spreeken, en, 't geen de proeve nog harder maakte, zy ondervondt ze in eene zeer schielyke opeenvolging. De Leden dier Kerke werden, naa vervolgd, geplaagd, en als het uitvaagzel der Aarde behandeld te weezen, Meesters der Aarde. Zommigen, misschien, mogen sterkte van geest genoeg bezitten, om eene groote maate van Elende, of, 't geen mogelyk niet minder bezwaarlyk valt, eene overloopende maate van Geluk, te draagen, zonder dat hunne geaartheid daar by lyde; doch slegts weinigen worden 'er gevonden, die een schielyken overgang van het eene tot het andere uiterste, van behoefte, kommer en verdrukking, tot ruimte, gerustheid en magt, kunnen veelen. Iemand zou veelligt denken, dat, naa de Burgerlyke Vaststelling van | |
[pagina 467]
| |
den Christlyken Godsdienst, het nog versch gevoel van hun eigen leed en lyden den Christenen eene lesse zou gegeeven hebben van Zagtmoedigheid en Gemaatigdheid jegens anderen. Maar ongelukkig gaf het hun dezelfde les, welke doorgaans geleerd werd aan elk Volk in de eigenste omstandigheden, door alle Eeuwen heen. - Want het is een stuk te zeer openbaar om gelochend te kunnen worden, dat, in de meeste Twisten over de Meerderheid, 't zy Godsdienstig, 't zy Burgerlyk, de lydende Party, als dezelve, door een lotwissel, de bovendryvende wordt, bykans nooit gemist heeft, die zelfde Ontmenschtheid aan te neemen, onder welke zy voorheen zo deerlyk zugtte; en het is niet zo zeer de Verdrukking welke geknakt is, dan wel dat men van Verdrukker verandert. Elk zal zich, te deezer gelegenheid, wel herinneren de bekende bloedige worstelingen om de Oppermagt tusschen de twee mededingende Staaten van Griekenland; en de nog bloediger Omwentelingen in de laatste tydperken van het Romeinsche Gemeenebest: waar de eenige stryd scheen te weezen, welke van beide de Partyen de ander in Wreedheid zou overtreffen; en waar het geheugen van voorige Menschenslachtingen niet verlooren ging door daaden van Genade en Vergeeflykheid, maar door Moorden, nog woedender en min verschoonende; door de bykans geheele Vernietiging der overwonnene Party. Wanneer, derhalven de Vyanden van den Christlyken Godsdienst zeggen, dat de Christenen geen ander gebruik maakten van den bystand des Wereldlyken Arms, dan om elkander, en hunne Vyanden, te verdrukken, wat zeggen zy dan meer dan dat de Christenen Menschen waren; dat zy alleen 't zelfde deeden 't geen Menschen van alle Godsdienst-benaamingen gemeenlyk gedaan hebben in dezelfde omstandigheden en onder dezelfde verzoekingen, en dat de Geest van den Christlyken Godsdienst bezweek voor de boosheid der MenschenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 468]
| |
Men mogt, in de daad, verwagt hebben, dat de uitsteekenheid van der Christenen Godsdienst hun zou terugge gehouden hebben van de buitenspoorigheden, maar al te gemeen den Menschen eigen; dat deeze hun zo veel zou hebben doen uitsteeken boven andere Menschen, in Menschlievenheid en Tederhartigheid, als de Goeddaadigheid van de Euangelieleere uitmuntte boven die van alle Godsdlenst-Instellingen in de Wereld. - Vast gaat het, dat het Christendom, by trappen, de woestheid van 's Menschen geest verzagtte en leenigde. Doch dit kon niet op éénmaal geschieden in groote Maatschappyen en uitgestrekte Ryken. Het Christendom kon niet, zonder wonderwerk, onmiddelyk de geaartheid der tyden veranderen, en, in één oogenblik, eene geheele omwenteling te wege brengen in de heerschende neigingen en het vastgevestigd character dier Eeuwe. - De Romeinsche Keizers, en derzelver Heirlegers, waren, Eeuwen lang, gewoon geweest aan Geweld, Oorlog en Opstand. Zy waren desgelyks gewoon alles te zien bukken voor hunne magt, en zich te onderwerpen aan hunne bevelen. Toen zy, derhalven, Wetgeevers wierden in den Godsdienst, zo wel als in alle andere opzigten, wilden zy die zelfde denkbeelden doen gelden in dit geval zo wel als in alle andere. Zy verwagtten eene onderwerping zo volkomen in dit punt als in alle andere; en, indien 'er de geringste tegenstand geboden werd aan hunnen oppermagtigen wil en welbehaagen, betoonden zy zich gereed om dezelfde middelen aan te wenden tot het doen bukken van halstarrige Gewetens, welke zy zo dienstig bevonden hadden in het te onderbrengen van Landen en Koningryken. Op | |
[pagina 469]
| |
deeze wyze begon men Magt en Geweld aan te merken als het geschiktste en kragtdaadigste bewys in den Godsdienst zo wel als in Burgerlyke Geschillen. De Kerklyken lieten zich natuurlyk medesleepen door denzelfden stroom met alle de andere Onderdaanen des Romeinschen Ryks, en namen de heerschende begrippen en zeden aan van hunne Landgenooten. Het vereischte een zeer geruimen tyd, het vorderde veel juister begrippen van het waar character en den geest des Christendoms, dan veelen van deszelfs Leeraaren toen bezaten, om deeze verouderde vooroordeelen te recht te brengen, deeze woelige driften te bedwingen, welke zo diep in de gemoederen geworteld waren. III. Met deeze hinderpaalen in den weg, was het naauwlyks mogelyk voor de zagtaartige en goedertierene beginzels des Christendoms om eene onmiddelyke uitwerking hervoort te brengen. En derzelver werking werd ongelukkig nog verder wederstreefd, door eene oorzaak, welke in volgende Eeuwen stand greep. De Noordsche Barbaarsche Volken, die, niet lange naa de Burgerlyke Vaststelling des Christendoms, in het Westersch Ryk invielen, voerden met zich een geest van Wreedheid en Krygsgeweld, die zich voortplantte met hunne Heerschappye, en door de Overwinnaars aan de Overwonnenen werd medegedeeld. Hunne woeste zeden voegden versche brandstoffe aan voor die stug- en woestheid, welke de Christenen hadden aan- en overgenomen van den tyd hunner Romeinsche Voorvaderen. Daar zy, ten zelfden dage, door een openlyken Oorlog te verklaaren tegen alle Geleerdheid, gewyde en ongewyde, in eene zeer groote maate, de Overwonnenen uitslooten van het eenig kragtdaadig middel, 't geen aangewend kon worden tegen die Barbaarschheid, welke zy hun inboezemden. Zy maakten het voor hun bykans ondoenlyk, eene vereischte maate van kundigheid en regte bevatting te verkrygen van den waaren aart der Euangelieleere, welkers zagte en weldaadige invloed alleen kon werken om hunne dwaalingen te recht te brengen, en hunne harten te zuiverenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 470]
| |
Geen wonder, derhalven, dat, wanneer die invloed ten eenemaale verlooren was; wanneer men de Heilige Schrift in eene onbekende taale als opgeslooten hieldt; wanneer de beoefening der Fraaije Letteren, en in 't byzonder alle Bybelgeleerdheid, een einde had genomen; wanneer Gothische beestagtigheid als 't ware ingegrifd was in Romeinsche fierheid, en alles zamenspande om de woedendste driften van 's Menschen hart aan te stooken en te verbitteren - geen wonder, dat de Geest van Onverdraagzaamheid elken dag veld won. - Het was egter niet dan omtrent den aanvang der Dertiende Eeuwe, in welke duisternis en barbaarschheid het geheele gelaad des Aardbodems als 't ware overdekte, dat dit kwaad ten hoogsten toppunte steeg. Het was toen eerst, dat de onmenschlyke Oorlogen tegen de Albigensen eenen aanvang namen, en het Christendom, voor een langen tyd, een aanhoudend tooneel werd van Verwoesting; dat men Vervolging in een geregeld Stelzel hervormde, en het Moorden wettigde door het schriklyk Stelzel van menschlyke Woede, de Inquisitie: in al het welk de Christenheid juist zo veel deels heeft, als Onkunde, Geestdryvery en Bygeloof, in het zamenstel des waaren ChristendomsGa naar voetnoot(*). En, schoon deeze woeste buitenspoorigheden van verkeerd geplaatsten yver ons, met regt, onder de haatlykste kleuren voorkomen, verwekten zy nogthans, als van ééne kleur zynde met de algemeene handelingen dier Eeuwe in andere omstandigheden, toen in de gemoederen der menschen geene byzondere maate van verbaazing of schrik. Op een tyd wanneer Krygshaftige denkbeelden den boventoon in alles sloegen, in | |
[pagina 471]
| |
de Regeeringsvorm, in den geest der Wetten, in de Landbezittingen, in de Regtspleegingen, kon het niet vreemd voorkomen, dat ook de Kerk iets Krygshaftigs aannam. En hun, die gewoon waren te zien, (gelyk veelmaal geschiedde,) dat een Burgerlyk Regt, of een Lyfstraflyke Beschuldiging, ja zelfs een afgetrokken punt van Regt, beslist wierd door een Tweegevegt, door eene VuurproeveGa naar voetnoot(*), in stede van by wettig onderzoek, scheen het niets vreemds, den menschen het Christendom te leeren door vuur en houtmyt, in stede van door bewys en rede.
('t Vervolg en Slot hierna.) |
|