gierigheid, en geen best humeur, bezit. Zy woonde geheel alleen met eene Dienstmaagd, en leefde als eene Misanthrope. Zy liet haare genegenheid vallen op een jong nabuurig Predikant, welken zy nooit gesprooken, en slechts eenige maalen gezien, hadt, toen hy, by afweezigheid van den Predikant van dat Stadjen, aldaar predikte. Gemelde Predikant denkt veel te edelmoedig, dan dat hy een Meisjen enkel om het geld zou trouwen; en, ik houde my verzekerd, dat, zo hy immer in het Huwelyk treedt, hy zeker een Meisjen zal neemen, dat Deugd, Braafheid, gezond Verstand, en een goed Character, bezit, zonder eenigzints te zien op Geld, Familie, hoogen Rang, of andere zaaken, waaruit de meeste ongelukkige Huwelyken gebooren worden. Dit Meisjen vattede, gelyk wy zeiden, eene sterke liefde voor hem op; doch zy vondt geene gelegenheid om hem te spreelten; en, al hadt dit plaats gehad, (zoo verkeerd oordeelen veelen,) zou zy hem haare genegenheid niet hebben durven openbaaren. Alle haare gedachten waren steeds op het voorwerp haarer liefde gevestigd; zy verviel in eene mymering, en vervolgends in eene volslagene dolheid. Zy beeldde zich, in haare zinneloosheid, in, dat de Vrouw van den Predikant van dat Stadjen gemelden jongen Predikant aanzette, om over een ander Meisjen in dezelfde plaats te vryen, en dat dit de red was dat hy niet by haar kwam. Deeze gedachte, schoon 'er nooit een enkel woord over gesproken was, maakte haar volslagen woedend; want, op een zekeren tyd, gemelde Predikants-Vrouw voor haare deur ziende staan, vloog zy dezelve met een mes in de hand aan, en zou haar denklyk eenige ongelukkige steeken hebben toegebragt, zo haar Man haar niet spoedig ware te hulp gekomen. Dit en andere zaaken hadden tot gevolg, dat zy dag en nacht door eenige manspersoonen in haar eigen huis bewaard moest worden: deeze wilden weeten, of de gedachte, dat zy op dien jongen Predikant verliefd was, ook zeker ware; zy spraken dus onder zich af, om, in stilte, doch zoo hard dat zy
het hooren konde, elkanderen te verhaalen, dat de Predikant van A.... aan eene heete koorts doodlyk ziek lag; en dit geschiedde. Zy, hoe dol en woedend, luisterde met oplettendheid, en vraagde, met eene zichtbaare deelneeming, of dit waarheid ware; zulks met ja beantwoord zynde, stelde zy zich zeer ongerust aan, sprak met het grootste medelyden van dien ongelukkigen zieken, en verzocht, dat men toch iemand naar die plaats wilde zenden, om naar denzelven te verneemen. Eén van haare bewaarers ging daarop buiten de kamer, keerde na een half uur weder terug, en zeide, dat niet alleen die Predikant beter was, maar haar zelfs hadt laaten groeten: dit stelde haar volkomen gerust; zy bleef dien nacht vry bedaard, en noemde geduurig, met een zicht baar medelyden, den naam van hem, dien zy zulk eene vuurige liefde toedroeg. Dan - ziende dat haare liefde vruchte-