Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigt van den beroemden hervormer Joannes Calvin.(Naar het Engelsch.)
‘Het Character en Gedrag van den beroemden Hervormer calvin zal altoos belangryk weezen, niet alleen in de Jaarboeken der Godgeleerdheid, maar tevens in de Geschiedenis van de Vordering des Menschlyken Verstands uit een staat van Onkunde en Barbaarschheid tot dien van Kennis en Beschaafdheid. Eene ziel, bedeeld met de scherpzinnigheid om de Hoofddwaalingen van een bedorven Godsdienst te ontdekken, en voorzien met eene onverschrokkenheid om dezelve te verwerpen, en nogthans dermaate verdwaasd, dat zy den roem van eenen Naam, in andere opzigten waarlyk schitterende, bezwalkte, door het ten toon spreiden van Geestlyken Hoogmoed, en het bedryven van Wreedheid, welke hy gewraakt hadt in de dwaaze en doldriftige Voorstanders van Onfeilbaarheid, levert een bedroevenswaardig voorbeeld op van de Onbestaanbaarheden, welke men in de Menschlyke Characters aantreft; schoon het eenige verzagting bekome, door de bedenking, dat de Dwaalingen en Misdryven, waartoe veele groote Mannen, ten dien tyde, vervielen, in zeker voege toe te schryven zyn aan de Eeuw, in welke zy leefden. Eene Eeuw, waarin de onderscheidene twistende Partyen even onkundig waren van de echte en zuivere beginzelen der Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid. Een denkbeeld, daarenboven, 't geen ons moet aanzetten, om, in stede van onze Voorouders te beschouwen met een oog van strenge berisping, ons te verheugen, dat het verlichte Tydperk eindelyk is aangebrooken, waarin (schoon des nog veel overblyve) de dwaas- en dolzinnighe- | |
[pagina 397]
| |
den der Dweeperye meer en meer verdwynen - het Tydperk, waarin men vry algemeen zamenstemt in de groote en zo lang verdonkerde of miskende waarheid, dat een Deugdzaam Leeven der Godheid welgevalliger is, dan de grootste zogenaamde Zuiverheid en Regtzinnigheid in Leerbegrippen; en dat, welke Vervolgingen en Straffen de Menschenkinderen elkander aandoen, wegens verschillende Leerbegrippen in het stuk van Godgeleerdheid, god, de algemeene Vader van allen, de zodanigen alleen voor zyne Kinderen zal erkennen, die, door daaden van Goedwilligheid en Liefde jegens hunne Medemenschen, den edelsten invloed ten toon spreiden van opregt Geloof, ongeveinsde Godsvrugt, en bestendige Deugdsbetragting.’
* * * *
Joannes calvin, een der beroemdste Hervormeren der Christlyke Kerke van de dwaalingen en bygeloovigheden, door den invloed en 't gezag van Rome ingevoerd, werd te Noyon gebooren, in dat gedeelte van Frankryk, 't welk voorheen den naam droeg van Isle de France, en, naar de nieuwe Verdeeling, het Departement d'Oise heet. Hy zag daar het leevenslicht op den tienden van July des Jaars MDIX. In de beginzelen der Letterkunde werd hy te Parys onderweezen door mathurinus corderius, Opsteller van de welbekende Latynsche Zamenspraaken: hy zette zyne Leeroefeningen in de Wysbegeerte voort, onder eenen Spaanschen Hoogleeraar, in het Collegie van Montaigu. Zyn Vader, die verscheide blyken van vroege Godsvrugt in hem beschouwde, (bovenal doorsteekende in zyne veelvuldige berispingen der Ondeugden zyner jeugdige tydgenooten en medemakkeren,) schikte hem voor de Kerk, en verkreeg voor hem in den Jaare MDXXI een Kapelaansplaats, in de Kapelle van Notre Dame de la Gesine, in de Kerk te Noyon. In het Jaar MDXXVII kreeg hy de Pastory van Marteville, welke hy twee jaaren laater voor die van Pont l'Eveque, naby Noyon, verwisselde. Vervolgens veranderde zyn Vader van plan met zyn Zoon, en wilde een Regtsgeleerde van hem maaken. Onze jonge Godgeleerde, die nooit in de Priesterorde | |
[pagina 398]
| |
getreeden was, en wiens eenige verbintenis met de Kerk bestondt in de Kruinscheering ontvangen te hebben, gehoorzaamde hierin wilvaardig zynen Vader, en deedt afstand van den Kerkdienst, in den Jaare MDXXXIV. Reeds had calvin een grooten wederzin opgevat tegen de Paapery, in gevolge van een naarstig leezen en beoefenen der Heilige Schriften; en aan deeze omstandigheid hadt zyn Vader de vaardige voldoening zyns Zoons aan zyne wenschen, om van Beroep te veranderen, dank te weeten. Om zich in de Regtsgeleerdheid te oefenen, werd hy eerst na Orleans, en vervolgens na Bourges, gezonden. Groote vorderingen maakte hy in dit vak; in zyne byzondere Studien bevlytigde hy zich op de Godgeleerdheid, waarin hy met geen minder spoed vorderde. Te Bourges lag hy zich met byzonderen vlyt toe op de Grieksche Taal, onder den Hoogleeraar wolmar, een Duitscher, met de gevoelens van luther ingenomen. Dit deedt de zaaden van Kerkhervorming in den boezem van calvin meer en meer kiemen. Calvin was ondertusschen 's Hervormers weezenlyke naam niet; deeze was chauvin; doch, in den ouderdom van vier-en-twintig jaaren, de twee Boeken van seneca, over de Zagtmoedigheid, uitgegeeven hebbende, verlatynde hy, door een vlaag van jeugdigen trots gedreeven, zyn naam in dien van calvinus; zich op den Tytel van dit eerst door hem uitgegeeven Werk noemende lucius calvinus, Civis Romanus: en zints is hy by den naam van calvinus, of den verkorten calvin, bekend geweest. Naa zyns Vaders dood keerde calvin na Noyon terugge; en, daar eenen korten tyd zich opgehouden hebbende, vertrok hy na Parys. Hier werd hy welhaast bekend by, en met onderscheiding behandeld door, de zodanigen, die in 't geheim de Leer der Hervormden omhelsd hadden. Eene Redenvoering van nicholas cop, Rector der Universiteit te Parys, (tot welke calvin de stoffe hadt bygedraagen,) grooten aanstoot gegeeven hebbende aan de Sorbonne en het Parlement, veroorzaakte eene Vervolging tegen de Protestanten: en calvin, die, ten naauwen noode, uit het Collegie van Forteret het gevangen neemen ontkwam, vondt zich genoodzaakt na Angouleme te wyken; ‘waar hy,’ gelyk een Roomsch Catholyk Schryver | |
[pagina 399]
| |
zich uitdrukt, ‘in het Grieksch Lessen gaf, en zyne Dwaalingen predikteGa naar voetnoot(*).’ Van hier ging calvin na Poitiers, Nerac, en wederom na Parys; doch, zyn toestand aldaar hoogst gevaarlyk oordeelende, keerde hy na Basel, in Zwitzerland. ‘Het was te dier Stede,’ zegt de even aangehaalde Woordenboekschryyer, ‘dat hy in 't Latyn uitgaf zyne veel gerugts maakende Institutiones Rel. Christ. Hy schreef dit Werk ter Verdediging der Hervormden, door franciscus den I ten vuure gedoemd. Het behelst den korten inhoud zyner geheele Leere. Het strekte ten Leerboek voor alle zyne Leerlingen. Hy schynt in zyne begrippen niet veel van luther te verschillen; doch gaat veel verder. De weezenlyke tegenwoordigheid van christus Lichaam by het Avondmaal is het éénig punt waarin zy niet zamenstemmen. Volgens calvin is het Lichaam onzes Zaligmaakers weezenlyk in den Hemel alleen. Dan, terwyl wy de dwaalingen, in dit Boek vervat, wraaken, kunnen wy niet nalaaten de zuiverheid en fraaiheid van den styl, zo in 't Latyn als in 't Fransch, hoogst te roemen. Wy ontdekken 'er teffens in, eene uitgestrekte kennis in de Schriftuur en de Kerkvaderen; doch deeze uitmuntende hoedanigheden worden droevig bezwalkt, door mangel aan oordeel in de keuze zyner Begrippen, door te vlotte oordeelvellingen, en geweldige uitvaaringen tegen anders denkenden. - De voornaamste Dwaalingen in dit Werk, als mede in zyne Verhandeling over het Avondmaal, zyn, dat de Vrye Wil geheel verlooren was door de Zonde, en dat God de Menschen geschapen hadt om een prooi des Duivels te weezen; niet om dat zy zulks verdiend hadden door hunne misdryven, maar om dat het zyn welgevallen is. Eeden, die by den Doop uitgeslooten, beschouwt hy als dwinglandsch. Hy wil geen openlyken Kerkdienst, geen Aanroeping der Heiligen, geen zigtbaar Hoofd der Kerke, geen Bisschoppen, Priesters, Feestdagen, Kruissen, Wywater, noch eenige van die heilige Plegtigheden, welke de Kerk zo nuttig keurt in den Godsdienst, en welke de Wysbegeerte erkent zo noodzaaklyk te weezen voor de Menschen in den tegenwoordigen staat, in welken zy zich | |
[pagina 400]
| |
niet kunnen opheffen tot de Aanbidding van het Opperweezen, dan door tusschenkomst der zinnen. Hy erkent slegts twee Sacramenten, de Doop en het Avondmaal. Hy verzaakt de Aflaaten, het Vagevuur, de Misse, enz.’ Dit Roomsch Catholyk Berigt van de Dwaalingen deezes grooten Hervormers zal zeker den Protestant doen glimlachen. 't Zelve behelst nogthans een ernstige les voor alle Secten, om niet voorbaarig zich de zogenaamde Regtzinnigheid, als hun in byzonderen eigendom behoorende, toe te eigenen. - 't Zelve toont ons niet min duidelyk, hoe weinig men afkonne op de opgave van Party, ten aanziene van Gevoelens, niet zelden zo ingerigt, dat het een het andere als overdwarse en omver stoote. Naa dat calvin eenigen tyd in Italie en Zwitzerland gesleeten hadt, liet hy zich overhaalen om Geneve tot zyne Woonstede te neemen, waar hy verkoozen werd en tot Hoogleeraar en tot Leeraar der Kerke; dit viel voor in den Jaare MDXXXVI. In het volgend jaar deedt hy al het Volk verklaaren, by eenen afgelegden Eed, dat zy toestemden in eene Geloofsbelydenisse, welke eene Verzaaking des Pausdoms behelsde; en, daar hy bevondt dat deeze Hervorming in Leere nog geenen genoegzaamen invloed hadt op de Zeden des Volks, en niet strekte om dien geest van tweespalt, welke de voornaamste Familien tegen elkander tweedragtig maakte, te dempen, verklaarde calvin, in zamenstemming met andere Ministers, dat hy het Avondmaal niet kon houden, zo lang die onderlinge vyandschappen onder hun heerschten, en zy de Kerktugt met voeten traden. Calvin was egter te Geneve nog niet ten hoogsten toppunte van Geestlyke Heerschappy opgeklommen. Verklaard hebbende, dat hy zyne toestemming niet kon geeven aan zekere schikkingen, door het Synode te Bern gemaakt, met betrekking tot de viering des Avondmaals, gaf het Volk, op aanstooking der Syndici van Geneve, de toestemming tot zyne Verbanning, in den Jaare MDXXXVIII. Na Straatsburg de wyk neemende, richtte hy, in die Stad, eene Fransche Gemeente op, waar hy de eerste Leeraar was, en tevens tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aangesteld werd. - Geduurende zyn verblyf te Straatsburg, gaf hy veelvuldige blyken van zyne genegen- | |
[pagina 401]
| |
heid voor de Kerk te Geneve: dit blykt inzonderheid uit het Antwoord, 't welk hy, in den Jaare MDXXXIX, schreef op den schoonen doch listigen Brieve van den Cardinaal sandolet, Bisschop van Carpentras; de Inwoonders van Geneve uitnoodigende om in den schoot der Roomsche Kerke weder te keeren. Twee jaaren laater werd calvin gekoozen om tegenwoordig te zyn op eenen Ryksdag, welken de Keizer vastgesteld hadt te Worms en te Regensburg te houden, om de Godsdienstverschillen by te leggen. Hy ging na den Ryksdag, vergezeld door bucerus, en hieldt een gesprek met melanchton. Eene verandering in de Regeering te Geneve de Regeeringsleden, die zyne Verbanning bewerkt hadden, uit het bewind geweerd hebbende, hieldt het Volk met zo veel ernsts aan op zyne wederkomste, dat hy 'er ten laatsten in bewilligde, en, in Herfstmaand des Jaars MDXLI, te Geneve wederkeerde, tot groote blydschap beide van de Magistraat en van het Volk. ‘Hier,’ zegt de meermaals aangetoogene Schryver, ‘werd hy ontvangen als de Paus eener Nieuwe Kerke. Geneve werd, toen ten tyde, het tooneel van het Calvinismus. Hy stelde een strenge Kerktugt in, met een Kerklyk Regtsgebied. Hy deedt Byeenkomsten houden; Oudsten, Diakens en Opzienders, werden van hem aangesteld. Hy schreef de Gebeden voor, de wyze van Prediken, van Avondmaal houden, van Doopen, en het begraaven der Dooden. Een gevaarlyk Godgeleerde, maar een uitmuntend Regtsgeleerde, vormde hy, in zamenstemming met de Magistraat, een Stelzel van Burgerlyke en Kerklyke Wetten, 't geen de goedkeuring des Volks toen erlangde, en nog wordt aangezien als een Wetboek der Republiek. - Hy deedt meer, hy richtte eene soort van Inquisitie op, eene Consistorie, bekleed met het regt van straffe en ban. Deeze Godsdienst, welke men oordeelde gunstiger te weezen voor die Vryheid, die weezenlyk eigen is aan een Gemeenebestbestuur, hadt ten Insteller een Man, die streng was, tot dwinglandy toe. Michael servetus, een Geneesheer, aan hem eenige Brieven geschreeven hebbende over de Verborgenheid der Drieëenheid, maakte calvin 'er zodanig een gebruik van, dat hy deezen ongelukkigen leevend deedt verbranden; vergeetende, of niet bedenkende, wat | |
[pagina 402]
| |
hy zelve voorheen tegen het Kettervervolgen geschreeven hadt. Maar verschillende Tyden baaren verschillende Zeden. In Frankryk zelve vervolgd, schreef hy tegen de Onverdraagzaamheid: Geestlyk Oppervorst te Geneve zynde, drong hy aan op de noodzaaklykheid, om lieden, die niet van zyn gevoelen waren, ten vuure te doemenGa naar voetnoot(*). Valentyn gentilis, der Ariaansche begrippen toegedaan, eenigen opgang maakende, deedt de Patriarch van Geneve deezen vatten, noodzaakte hem zyne gevoelens te herroepen, en na Lyons de wyk te neemen.’ Geen Protestant, die bestaanbaar met zyne eigene beginzelen handelt, kan dit verslag van calvin's waangeloof en wreedheid leezen, zonder schrik. Het heeft niet alleen (blykens dit aangetoogene) aan de Roomschen een groot voordeel geschonken, wanneer de Protestanten hun den vervolgenden geest der Paaperye ten laste leggen; maar het is eene byzonderheid, waar mede de Deïsten niet hebben nagelaaten hun voordeel te doen, en het by te brengen als een onderwerp van schimp en zegepraal teffens. Voltaire heeft, in zyne Aantekeningen op beccaria's Proeve over de Misdaaden en Straffen, zich in deezer voege uitgedrukt: ‘Een Calvinistisch Leeraar, die in zekere Landschappen van Frankryk voor het Volk predikt, wordt, indien men hem ontdekt, met den dood | |
[pagina 403]
| |
gestraft; en zy, die hem te eeten of huisvesting geeven, worden, voor al hun leeven, na de Galeien gezonden. - In andere Landen hangt men een Jesuit, die zich het prediken onderwindt, op. Is het om de zaak van god te handhaavenen, dat deeze Calvinist en deeze Jesuit ten dood gebragt worden? Hebben beide deeze Partyen zich gegrond op die Euangelische Wet: Indien hy u niet hoore, hy zy u als de Heiden en de TollenaarGa naar voetnoot(*)? Maar by den Euangelist wordt niet bevolen, dat die Heiden en Tollenaar zullen gehangen worden. - Of volgen zy het voorschrift, 't welk wy in het Boek Deuteronomium leezen: Indien onder u een Propheet opstaat, en het teken, van welk hy gesprooken heeft, komt, en hy tot u zegge, laat ons andere Goden navolgen en die dienen, zodanig een Propheet zal gedood worden: want hy heeft een afval gesprooken tegen den heere uwen god: gy zult hem met steenen steenigen, dat hy sterve.Ga naar voetnoot(†)? - Maar, noch deeze Calvinist, noch deeze Jesuit, heeft tot u gezegd, kom laat ons vreemde Goden dienen. De Raadsheer dubourg, de geweezen Monnik calvin, de Spaansche Arts servetus, en de Calabrische gentilis, dienden allen denzelfden God; nogthans deedt de President minard den Raadsheer dubourg verbranden, en dubourg's Vrienden deeden minard ombrengenGa naar voetnoot(‡); | |
[pagina 404]
| |
calvin hadt het genoegen om servetus te doen verbranden, en smaakte hy ook de vertroosting van de voornaame bewerker te weezen dat gentilis het hoofd verloorGa naar voetnoot(*); en de Opvolgers van calvin verbrandden anthonyGa naar voetnoot(†). Was het Rede, Godsdienst, | |
[pagina 405]
| |
of Regtvaardigheid, die deeze Moorden deedt pleegen?’ De strengheid, waar mede calvin, by alle gelegenheden, de Regten van zyn Consistorie handhaafde, verwekte hem veele vyanden, en veroorzaakte niet zelden in Geneve groote beweegenissen. Maar niets was in staat zyn onverzettelyken aart te doen buigen. En heeft men zich hoogst te verwonderen, dat hy, te midden van zo veele bezigheden en beweegenissen t'huis, zo veel zorgs op zich kon neemen, ten aanziene van buitenlandsche Kerken, in Engeland, Frankryk, Duitschland en Poolen. Nog meer deedt hy door zyne pen dan door zyne tegenwoordigheid; zyne raadgeevingen en voorschriften by Brieven verzendende: terwyl die zelfde hand onledig was met Werken te schryven. By zommige gelegenheden, egter, deedt hy zich in Persoon gelden. Zo toog hy, in den Jaare MDLVI, na Frankfort, om de geschillen, welke de Fransche Kerk in die Stad verdeelden, te beslissen. Onophoudelyk was hy bezig; meest zag men hem met de pen in de hand, zelfs als ziekte hem aan zyn bed kluisterde, en hy was van eene zwakke gesteltenisse; op 't laatst zyns leevens met veele kwaalen worstelende. In deezen werkzaamen yver, om alles te doen voor de Kerken die zyne Leerstellingen volgden, volhardde hy tot den dag zyns doods, op den zeven- en- twintigsten van May MDLXIV; vier- envyftig jaaren en ruim tien maanden bereikt hebbende. De Werken van deezen onvermoeiden Man zyn te gader gedrukt te Amsterdam, in den Jaare MDCLXXI, | |
[pagina 406]
| |
in negen Deelen in Folio. De voornaamste onder dezelve zyn zyne Leeringen van den Christlyken Godsdienst, in 't Latyn, en zyne Verklaaringen van de Heilige Schrift. Zyn styl is deftig en beschaafd. Zyn geestlyke Hoogmoed, en daar uit voortvloeijende hoogstlaakbaare bedryven, uitgezonderd, was hy voorbeeldlyk in zyn gedrag. Godsdienstig, maatig, kuisch, naarstig, en oninhaalig. Men vindt van hem aangetekend, als iets bewonderingwaardigs, Vyanden zo wel als Vrienden geeven dit getuigenis, dat calvin, die zo veel roems en agtings verworven hadt, slegts eene Jaarwedde van honderd Kroonen voor zynen dienst trok, en weigerde eene hoogere wedde te trekken; dat hy, naa een reeks van jaaren met de grootste spaarzaamheid geleefd te hebben, niet meer dan driehonderd Kroonen aan zyne Erfgenaamen naaliet, en onder deeze naalaatenschap waren zyne Boeken, die ten hoogen pryze verkogt werden, begreepen. Als een sterke trek zyner onbaatzugtigheid, verhaalt bayle, dat, wanneer calvin van Straatsburg vertrok, om na Geneve weder te keeren, de Straatsburgers begeerden, dat hy het Voorregt van Burgerschap dier Stad zou behouden, alsmede de Inkomsten van eene Prebende, hem toegeschikt; de eerste deezer aanbiedingen aanvaardde hy, doch de laatste sloeg hy volstrekt af. Gierigheid of Inhaaligheid was hy dus niet van te beschuldigen. Zyn geestlyke Hoogmoed en Heerschzugt overschreeuwden alle andere Driften. Calvin trouwde, toen hy omtrent dertig jaaren bereikt hadt, op aanraaden van zyn Patroon martinus bucerus, te Straatsburg, idoletta van buren, Weduwe van jan sterder, die, tot de Wederdoopers behoord hebbende, tot de gevoelens van calvin was overgegaan. Zy hadt Kinderen by haaren eersten Man, en baarde haaren tweeden één Zoon, die jong gestorven is. De Moeder stierf in den Jaare MDXLIX. Het blykt uit calvin's Brieven, dat hy zeer het verlies deezer Egtgenoote betreurde. Niet ongepast is hier de taal deezes Mans, op het verwyt, den Hervormeren door de Roomschen gedaan, van den Oorlog tegen Rome om dezelfde reden te hebben aangevangen als waarom de Grieken dien tegen Troje voerden, te weeten om eene Vrouw te hebben. ‘Zy, die dit vercieren,’ schryft calvin, ‘moeten my daar van ten minsten uitzonderen. Ik was onder | |
[pagina 407]
| |
de Pauslyke Tyranny, waar uit de Heere my verlost heeft, vry om eene Vrouw te neemen; ik heb desniettegenstaande veele jaaren ongehuwd geleefd. Naa den dood myner Huisvrouwe, een voorbeeld van deugd in de daad, is het reeds anderhalf jaar dat ik wederom vrywillig ongehuwd blyve.’ In deezen ongehuwden staat is hy tot zynen dood gebleeven. |
|