Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHuwelyk uit zusterliefde.Toen ik my voor eenige jaaren aan de Hoogeschool van G........ bevond, om 'er myne Letteroefeningen voort te zetten, leerde ik aldaar eenen Student kennen, wiens uitmuntend character de aandacht van alle Braaven naar zich trok. Terwyl hy met my aldaar zyne Studiën voortzette, hadt zyn | |
[pagina 371]
| |
Vader, meer door zyne onachtzaamheid dan wel door andere redenen, het ongeluk, dat hy een banquerout moest maaken; hy begaf zich in alle stilte uit de Stad, en liet gemelden Student, benevens deszelfs eenige Zuster, achter. Deeze twee wierden vervolgends door hunnen Oom, die ook aldaar woonde, in huis genomen; dan, zulks geschiedde niet zo zeer uit liefde, dan wel omdat hy niet wist waar hy zo schielyk zyn Neef en Nicht zoude bergen: men kan dus ligtlyk berekenen, dat zulk een verblyf aan zyn huis niet zeer aangenaam was. Terwyl deeze beide in deeze wooning traanen-brood aten, wilde het ongeluk, dat de Zuster van gemelden Student door eene allerkwaadaartigste Kinderziekte wierdt aangetast. De oppassing, die dat Meisje genoot, was geëvenredigd aan het onthaal en de liefde van haaren Oom; dat is, zeer slecht. Het was niet doenlyk voor haaren Broeder, schoon hy haar eene zuivere genegenheid toedroeg, om dat en nacht, wyl hy alle oogenblikken haaren dood te gemoete zag, voor haare bedsponde te zitten, en haar de noodige diensten en oppassing te bewyzen; dit lieten noch zyne omstandigheden, (hy moest in alle haast een einde aan zyne Studiën maaken,) noch zyne lichaamskrachten, toe. Eene haarer Vriendinnen, (en deezen naam mogt zy te recht draagen,) bewees, toen zy alles vernomen hadt, haar allen bystand en hulp, en verliet vervolgends nimmer, dan hoogst noodzaaklyk, het ziekbed. - Eindelyk veranderde de hevigheid der ziekte, 'er deedt zich eene slaauwe hoop ter herstelling op, het gevaar wierdt van tyd tot tyd minder, en 'er volgde eene langzaame, doch tevens volkomene, geneezing. Gemelde Student, die zyner Zuster eene hartlyke Broederliefde toedroeg, wegens het gehouden gedrag van zynen Vader niets bezittende, om de hulp, aan zyne Zuster betoond, door eenig geschenk te beloonen, boodt, ten teken zyner dankbaarheid, aan de Vriendin zyner Zuster niet alleen zyne hand, maar ook met dezelve zyn geheel hart, aan: dezelve wierden even gul aangenomen als zy wierden aangeboden. Kort daaraan wierdt die Student Proponent, en op eene zeer schoone en voordeelige plaats in eene onzer Provincien, als Predikant, beroepen. Hierop wierdt het Huwelyk voltrokken; en thands nog leeven deeze drie waardige menschen, in het zuiverst genoegen en de gulste genegenheid, met elkanderen. Met de warmste vreugde heb ik dit huislyk geluk beschouwd, en meer dan eens gewenscht, om, zo myn lot, (het geen myne omstandigheden en hooge jaaren echter zeer onwaarschynlyk maaken,) my eens tot een Huwelyk mogt roepen, dan zo vergenoegd, zo zalig, zo wel te vreden, te leeven als dit paar, als deeze myne kennissen. - Ik heb deeze Gebeurenis der vergetelheid willen ontrukken, opdat zelfs onze Nakomelingen hieruit mogen leeren, dat de Deugd niet onbeloond blyft; maar zelfs dan nog, wanneer hy, die | |
[pagina 372]
| |
deugdzaam leefde, reeds niet meer is, van alle Braaven bewonderd, gepreezen, wordt. Hierdoor ook wensche ik, dat de Zinspreuk van gemelden Student, mynen Vriend, toen hy my eenige Versen van den onsterflyken croneck, in myne Vriendenrol, tot een eeuwig aandenken, schonk, haare volkomene vervulling kryge; zy is: Virtus post fata superstes; dat is: De Deugd leeft zelfs nog na den dood. |
|