om op lte bouwen als een hoop zands. Nogthans blyven zy jaaren lang aaneen verbonden; en 't is dikwyls de Dood alleen, die hun van elkander scheidt. Het loopt zeker aan tegen het algemeen begrip van Vriendschap gevormd, dat dezelve nimmer zou kunnen bestaan tusschen Persoonen van lynrecht tegen elkander overgestelde hoedanigheden; doch de uitzonderingen op deezen Regel zyn niet weinige, on morologus, eutrapeles en tetricus verschaffen eene zeer opmerkenswaardige.
Daar zy zelven niet weeten hoe, of wanneer, zy zamenkwamen, zou het onvoegelyk zyn voor anderen dit te onderzoeken. Toeval bragt hun waarschynlyk eerst byeen, en 'er was, dit mag men veronderstellen, iets gemeens tusschen hun, 't welk hun bewoog voorbedagtlyk weder by elkander te komen. Elkander getrouw, zyn zy nu zeker steeds by den anderen, schoon geene drie Persoonen meer ongeschikt schynen om zamen te stemmen.
Morologus is een van die Praaters, die, zonder eenige maate van ongemeen, of zelfs van gemeen, verstand te betoonen, steeds spreekt over allerhande voorwerpen, en het waagt een gevoelen staande te houden met dezelfde heftigheid, 't zy hy iets of niets van de zaak zelve verstaat. - Eutrapeles, met meer vernufts begaafd, doch met niet meer verstands beschonken, is eenigzins grappig. Hy heeft alle Boeken vol snaakeryen geleezen, en kan oude koddigheden op nieuwe voorvallen toepassen. Hy is zeer gelukkig in kwinkslagen, en is 'er altoos op uit om iets van dien aart te zeggen: goed kunnen zy niet genaamd worden; doch het is 'er zo mede gelegen, dat, hoe slegter zy zyn, hoe zy te meer doen lachen; en dit is het hoofddoel van eutrapeles. - Tetricus bezit eene groote maate van verstand en oordeel, doch wil beide niet ten vollen laaten werken; hy is zo voorbaarig, dat het in 't kinderagtige valt, en zo grommig, dat hy als ten spreekwoord strekt. Hy klaagt steeds, dat morologus spreekt als hy behoort te zwygen; morologus zegt, dat hy, zonder oorzaak, buiten zyn humeur is; en eutrapeles bedient zich van zyn vernuft, ten kosten van beiden, op zulk eene wyze, dat zy zich tegen hem, als tegen een gemeenen Vyand, vereenigen. Morologus praat hem uit het veld; tetricus brengt hem in een kwaad humeur. Dus stemmen zy overeen in het zamenmengen hunner strydige hoedanigheden.
Bezwaarlyk valt het te zeggen, wie, van de Drie, de aangenaamste Gezelschapsman is. - Morologus moet al de praat alleen hebben, en weinige gezelschappen hebben zin in zulk eene Monopolie. - Eutrapeles is zo diepzinnig geestig, dat men hem dikwyls niet verstaan kan, en, vóór dat hy heeft beginnen te lachen, bemerkt niemand dat hy