| |
Hier na.
Zedelyke Beschouwingen.
Als een man gestorven is, zal hy weder leven.
Job.
Is het eene waarheid, dat wy, ondermaansche schepzelen, door onzen wyzen Schepper, niet alleen voor dit leven geschikt zyn; maar dat wy, aan geene zyde van het graf, hier na, eenen anderen staat te verwagten hebben? dat dan het aandenken hier aan ons tot wezenlyk heil gedye; daar eens de dag zal aanlichten, die groote dag, waar op belooning, of straf, ons lot zal zyn; waar in elk, volgens de ronde taal van 't Heilig Bybelwoord, zal wegdraagen na het geen hy hier in 't lichaam gedaan heeft, het zy goed, het zy kwaad! - ja hier na zullen allen, die hier gestorven zyn, weder leven: - hier na, na de slooping van deeze beneden-Waereld, zullen alle daaden, zelfs de verborgenste, in het
| |
| |
helderst daglicht geplaarst worden: - hier na zal geen onderscheid van persoonen zyn. Hy, die zich alle dagen vertoonde, gekleed met purper en fyn lynwaat, levende vrolyk en pragtig, zal gelyk staan met den slaaf, die hier in ketenen geklonken was.
ô Stervelingen! denkt altoos aan hier na.
Gy, die u onophoudelyk in de Weelde baadt, die met God en zynen dienst lacht, denkt eens aan hier na! Daaglyks weggesleept door een aantal zinnelyke Vermaaken, geeft gy uwe lusten den ruimen teugel; niets kan u deeren; gy hebt overvloed van schatten, geniet gezondheid, elk buigt zich op uwe wenken, daar het eene vermaak het andere als opvolgt. Maar, helaas! aan God en zyne bevelen te gedenken, dit acht men veel te laag, dit is enkel goed voor het laag, onkundig, gemeen; en dus leeft men alle dagen, als of zulks eeuwen zoude voortduuren, en zo slyt men zyne dagen, zo eindigt men zyne jaaren, zo sterft men; uit het midden der Vermaaken, uit het volle gewoel der Waereld, word men opgeroepen; de dood klopt aan; onze levensdraad word afgesneden, en wy zyn niet meer: rampzalige nagedachte, als gy eens aan den grooten Koning der Waereld rekenschap zult moeten geeven van die talenten, die gy van Hem ontyangen had.
En hoe zullen zy, hier na, voor den Throon der Godheid staan, die hier hunne voeten gezet hebben op den nek hunner Natuurgenooten; die hunnen throon gestigt hebben op de puinhoopen der Verdrukten, der Onschuldigen; onschuldig bloed hebben doen vloeijen, en hunne ooren gestopt voor de billyke klagten, verzoeken en sineekingen, hunner Broederen! Dan, liever schuiven wy het gordyn voor dit tooneel, en rigten onze beschouwingen tot andere voorwerpen.
Komt hier gylieden die het geld tot uwen God maakt; wat zullen uwe stapelen gemunt metaal u hier na baaten? wat voordeel uwe zakken gouds u aanbrengen? daar gy den behoeftigen, en die gebrek leed, niet hebt medegedeeld. Als onder het goud verzonken, wist gy u altoos, door allerlei slinksche voorwendzelen, van den nooddrustigen te onttrekken. - Hoe dikwils stopte gy uwe ooren voor de aandoonlyke klaagtoon der biddende armoede! hoe menigmaalen sloot gy uwe oogen voor de traanen der schreijende ellende! en, wierd soms uw versteende hart bewoogen, om egter eenige hulp te bewyzen aan den lydenden, dan was uwe gift zeer gering, en daarenboven nog gepaard met de hartgrievendste bejegeningen. - ô! gy Gierigaarts! hoe zullen hier na uwe gedraagingen voor u uitloopen, als gy voor God zult verschynen, te gelyk met hun, die gy, hier op aarde, in de bitterste armoede hebt laaten worstelen, en die gy, met eene kleene hoeveelneid van uwe schatten, draaglyke dagen had kunnen
| |
| |
verschaffen! - Wel dan, hebt gy nog eenige aandoeningen voor uwe medeschepzelen? maakt alsnog een loflyk gebruik van uwe schatten, eer het te laat is; denkt aan de duidelyke taal des Bybels, dat Gierigaarts het Koningryk van God niet zullen beërven: dus, denkt aan hier na! - En zo spreekt onze Godlyke Meester insgelyks het wee uit over den Geveinsden, dat hun hier na te wagten staat, die, onder schyn van Godsdienst, de grootste euveldaaden verrigten; met God in hunnen mond pleegen zy zonden op zonden; als Verkondigers van 's Heeren Woord mismaaken zy hunne aangezigten, op dat zy van de menschen mogen gezien worden, terwyl zy hun werk maaken om de gunst der Grooten en Aanzienlyken deezer Waereld te verkrygen, de vooraanzittinge der maaltyden te verwerven, en, daarenboven, door hunnen invloed, dikwils oorzaak zyn van beroeringen, burgertwisten, en zo veele rampzalige voorvallen - met één woord, zy belyden God met hunnen mond, maar hun hart is verre, zeer verre, van Hem; en, daar zy geduurig hunne Medenatuurgenooten als toeroepen: Denkt aan uw uiterste, en gy en zult niet zondigen! denken zy weinig voor zichzelven aan hier na.
Is nu het aandenken aan eenen anderen staat, voor dezulken, die weinig goeds hier op aarde verrigtten, niet zeer streelende en voldoende? 'Er zyn 'er egter, wien de bewustheid van een ander leven na den dood groote, zeer groote, genoegens verschaft.
Hoe aangenaam moet het aandenken zyn der zulken, die hier, uit edele beginzels, den naakten hebben gekleed, den armen van hun brood medegedeeld, de traanen der ellendigen hebben afgedroogd, de Weduwen tot een Man, den Weezen tot een Vader, geweest zyn! welke heerlyke genoegens verschaffen hun die uitmuntende daaden reeds hier! hoe worden zy' van elk geacht, bemind en geëerbiedigd! hoe gerust kunnen zy hunne hoofden nederliggen! daar de herïnnering van wezenlyk goed gedaan te hebben hun in de uure des doods de aangenaamste kalmte verleent: en hoe groot zal hier na het loon zyn hunner Christlyke verrigtingen; daar hun Godlyke Meester hun zal inleiden in een volmaakt zalig Gewest, en, volgens zyne eigene onfaalbaare woorden, tot hun zal zeggen: Het geen gy aan den ellendigen gedaan hebt, dat hebt gy aan my gedaan; gaat in, in de eeuwige vreugde! - Ja, de geruststellende verzekerdheid van, hier op aarde, braaf, deugdzaam, geleefd te hebben, is altoos, en voor alle menschen, een aangenaam aandenken aan hier na. Daar wy alle weeten, en daaglyks door de ondervinding gewaar worden, dat het den Mensch gezet is, eenmaal te sterven, weeten wy ook, dat, als een man gestorven is, hy weder leven zal: dan waar toe? om eens hier na het loon zyner daaden te verwerven. - Heelt nu eene ingetogene Maatigheid by ons- | |
| |
zelven plaats gehad? hebben wy eene allezins strikte Regtvaardigheid aan onzen Evenmensch betoond, en eene voorbeeldlyke Godsdienstigheid geoefend aan onzen God, aan Hem, aan wien wy al ons heil en genietingen, in alle deelen, ten hoogsten verschuldigd zyn? dan hebben wy niets te vreezen: dan zal de dood voor ons geen Koning der verschrikkinge zyn; maar
een bode van blydschap: dan zullen wy, met een vast geloof en vertrouwen, reikhalzen na die volmaaktheden, die alle braaven genieten zullen aan de andere zyde van het graf: en hoe troostvol moet het aandenken aan hier na voor dezulken zyn, die hier door den dood elkanders liefderyk byzyn moesten missen!
Deugdzaame Echtelingen! scheurt de dood u vaneen, hier na zult gy elkanderen in een volmaakter staat aanschouwen. Het is slegts voor een korten tyd; aan de andere zyde van het graf zult gy opstaan, om u eeuwig met elkander in Gods nabyheid te verheugen.
Waardige Ouderen! neemt de dood uw Kroost van u weg, uwe veel beloovende Zoonen of Dogteren; weent niet over hun. Zyt gy ten vollen overtuigd, alles in het werk gesteld te hebben, ten einde hun geschikt te maaken tot waardige Burgers van den Hemel; groot zal dan uw loon zyn ten dien dage, wanneer gy, voor den Throon der Godheid staande, met opgeregten hoofde zeggen zult: Heere! zie hier de Kinderen die gy my gegeeven hebt!
Wie twyfelt nu nog één oogenblik aan de nuttigheid, noodzaaklykheid en troostrykheid, om dikwils aan hier na te gedenken? en, helaas! hoe weinig word, door ons menschen, aan hetzelve met ernst gedagt! Als overstelpt door de woelzieke Waereld, leven wy den eenen dag als den anderen, en zo verscheidene jaaren voort; en, trest ons, op het onverwagtst, eene doodlyke krankheid, die ons op den rand van het gaapend graf voert, dan beklaagen wy te laat ons pligtverzuim, dan denken wy aan God, dan hoopen wy op zyne groote barmhartigheid en menschenliefde, die wy zo dikwils baldaadiglyk in den wind geslagen hebben, en denken dus met angst en siddering aan hier na. - Dat gy dan in deezen uwen dag nog bekent, wat tot uwen vrede dient, eer het verborgen word voor uwe oogen: leeft altoos op het heerlyk voerspoor van een Christen; vertrouwt op Hem, die u door alle de verwisselende tooneelen van dit leven helpen zal: en, zyn rampen, onspoeden of verdrukkingen, hier uw lot, zyt getroost, berust in Godes wyze schikkingen, en leeft deugdzaam: uw Vader die in de Hemelen is, ziet, weet en kent, uwe omstandigheden, en het is ten uwen nutte alles wat hy u op deeze aarde doet wedervaaren; hier na zullen alle traanen van uwe oogen afgewischt worden, in die plaatze, daar droefheid noch moeite zyn zal, maar eene onophoudelyke voortduuring van
| |
| |
ongestoorde zaligheden, die nooit oogen gezien, nooit ooren gehoord, en nimmer in de gedagten van eenig sterveling zyn ôpgeklommen.
Dat wy ons dan in het Godsdienstige en Burgerlyke altoos gedraagen met voorzigtigheid, en onze daaden bestieren met bescheidenheid: zo mogen wy met blymoedigheid vertrouwen op, en berusten in, Gods Vaderlyke zorgen, zo lang wy hier op deeze aarde zyn.
Zo zullen wy hier reeds, wanneer wy ons in alles zoeken te schikken naar Gods volmaakten Wil en Welbehaagen, die troostryke gemeenschap met onzen God ondervinden en genieten, welke slegts een aangenaame voorsmaak en onderpand is van die, alle onze verbeelding te boven gaande, verlustiging, welke uit Gods onmiddelyke tegenwoordigheid zal voortvloeijen, hier na, in de toekomende Waereld!
't Is waar, de Dood zal my in yz'ren kluisters klinken;
Maar myn Verlosser zal my van dien dwang ontslaan,
Wen tyd en sterflykheid in de Eeuwigheid verzinken.
Hier daagt ons Heil bewolkt, daar blinkt het eens volmaakt!
|
|