Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRedenvoering, over den oorsprong en de vorderingen in de natuurlyke historie in Frankryk.
| |
[pagina 306]
| |
Eene Redenvoering, daar voor, by wyze van Inleiding, geplaatst, door a.l. millin, kan ons van het tegendeel ten vollen overtuigen. En daar deeze Redenvoering, behalven dit, ons den Oorsprong en de Vorderingen in de Natuurlyke Historie in Frankryk, op eene treffende wyze, ontvouwd, en doormengd is met zeer gepaste Aanmerkingen, tot dit Vak behoorende, heb ik de moeite der Vertaalinge op my genomen; niet twyfelende, of ik zou dezelve, door het plaatzen van dit Stukje in uw Mengelwerk, beloond zien. Is dezelve te lang, om in ééns geplaatst te worden, gelyk ik vermoede, ik laat de Afdeeling aan u over, en blyf,’ &c.
* * * *
Menschen, die nimmer hunne gedagten gevestigd hebben op het Geheel en de Huishouding der Natuure, houden de Natuurlyke Historie voor eene Weetenschap, alleen geschikt om de Nieuwsgierigheid te voldoen; maar hadden zy gedagt op de keten en aaneenschakeling der Weezens, op derzelver betrekkingen, op het algemeen oogmerk hunner wording en verdwyning, zy zouden ontdekt hebben, hoe zeer dusdanige bespiegelingen de ziel verheffen, en de denkbeelden uitbreiden. Zonder ons op te houden by deeze overweegingen, zal niemand de Nuttigheid der Natuurlyke Historie kunnen ontkennen, ter opspeuringe en ontdekkinge van Zelfstandigheden, geschikt ten Dieren voedzel, nuttig voor den Landbouw, of bekwaam ten cieraad onzer Tuinen, of dienstig voor Fabrieken en Kunsten; in 't kort, voor alles wat ten geryve en ter veraangenaaming des leevens kan dienen. Myn oogmerk is geenzins, hier eene meer uitvoerige optelling te geeven van de Voordeelen, welke de Natuurlyke Historie verschaft. De onsterflyke linnaeusGa naar voetnoot(*) | |
[pagina 307]
| |
heeft dezelve ten overvloede vertoogd in eenige zynen diep doordagte en vernuftige Verhandelingen. De beoefening der Natuurlyke Historie hebben de grootste Mannen niet beneden zich geoordeeld. Aristoteles, de Vader der Wysbegeerte en der Oordeelkunde, besteedde daaraan veele leevensuuren; theophrastus en plinius volgden zyn voorbeeld. De Geschiedenis deezer schoone Weetenschappe naagaande, zou ik alle de beroemde Mannen, die zich des bevlytigden, kunnen oproepen; maar het bestek, 't geen ik my gezet hebbe, gedoogt zulks niet. Alle Landen van Europa, alleen die Volken uitgezonderd, welke, door Godsdienstdwang, en den Mensch in een Dier herscheppende Leer des Noodlots, in staage onkunde gehouden werden, hebben zich, met meer of min wakkerheids, en tevens met meer of min goed gevolgs, aan de beoefening der Natuurlyke Historie overgegeeven. Elk derzelven heeft uitmuntende en beroemde Mannen voortgebragt; en zyn 'er slegts weinigen, of zy hebben daarin een voorrang boven anderen verkreegen, en eenigen tyd behouden. Frankryk vertoonde, 't is waar, zich niet het eerst op deeze loflyke loopbaane; doch snel waren de schreden, welke het maakte, daarop eens den voet gezet hebbende. Het is alleen over het geen Frankryk in dit Vak deedt, dat ik u eenige oogenblikken zal bezig houden. De Inwooners van Gallien dagten alleen aan het bearbeiden hunner Landen, en aan het stryden. Aan hunne Priesteren, en aan de Druïden, lieten zy alle andere Weetenschappen over; dan deezer kundigheden in de Natuurlyke Historie bepaalden zich tot het gebruik van eenige nuttige daaglyks in 't gebruik zynde Planten, of tot de bereiding van eenige Artzenyen uit het Plantenryk. Het is elk bekend, met welke geheimzinnige plegtigheden zy de Circaea, de Samolus, de Gui, Planten van welke zy het meeste gebruik maakten, verzamelden; en hoe zeer het vertrouwen, door die plegtigheden ingeboezemd, by den gebruiker de kragt verdubbelde. De Monniken en Priesters bekleedden, naa het invoeren | |
[pagina 308]
| |
des Christendoms, de plaats der Druïden. Zy droegen, even als deezen gedaan hadden, zorge om het Volk dom te houden, ten einde over 't zelve te heerschen, en alle kundigheden by zich te bewaaren, om zich noodzaaklyk te maaken. Zy alleen beoefenden langen tyd de Genees, en Heelkunde; en, het voorbeeld der Druïden volgende, maakten zy eene Verzameling van Geheimen en Geneeskundige Voorschriften, gepaard met eene menigte Verdichtzelen, voorgewende Wonderen der Natuur, en leugens van allerleien aart. Zulk slag van Verzamelingen kunnen voor geene stukken van de Natuurlyke Historie gehouden worden; doch zy maakten 'er het begin van. Elk zogt vervolgens nieuwe Geheimen te ontdekken, nieuwe hoedanigheden aan den dag te brengen. Gilles de corbeil, Lyfarts van philippe auguste, en Kanunnik der Kerke van Parys, vervaardigde zesduizend Latynsche Verzen over de kragt der Geneesmiddelen uit de drie Ryken der Natuur; maar in 't algemeen lag men zich meest toe op die van het Plantenryk. Het Dierenryk werd min beoefend, dewyl het minder Geneesmiddelen opleverde. Intusschen hadden de Saraceenen eenige Dieren uit Africa medegebragt. Eenigen deezer zag men zomtyds in de Spelen; en pepyn de korte hieuw, in een gevegt tusschen een Leeuw en Stier, den kop eens Leeuws af met zyn zwaard. De Vorsten gaven elkander Dieren ten geschenke. De Calif aroun-al rachidd zondt aan charlemagne een Olyphant; een Dier, tot dien tyd, in Frankryk, nooit gezien. Welhaast verschaften de Kruisvaarten gelegenheid, om den voortgang der Geneeskunde, en der Geneesmiddelen, uit te breiden. De Fransche Geneesheeren, die de Koningen en Prinsen op die Tochten vergezelden, vonden zich in de gelegenheid, om gereedlyk veele Planten en Dieren, voor hun volstrekt nieuw, waar te neemen: gereedlyk konden zy deswegen onderrigtingen bekomen, door hunnen ommegang met de Arabische Geneesheeren; de Europische in de Weetenschappen verre vooruit. Lodewyk de IX bragt met zich eenige zeldzaame Dieren in Frankryk. In de heilige Kapél van Vincennes bewaart men nog eene zonderling ingelegde Vaas, waarop verscheide Dieren van Syrie en Palestina vry goed zyn afgebeeld. | |
[pagina 309]
| |
De uitsteekendste diensten, welke de Monniken, tot op dit tydperk, aan de Natuurlyke Historie gedaan hebben, bestaan, derhalven, niet in de laffe Zamenslanzingen, welke zy zelve maakten; maar in de Afschriften, die zy ons hebben naagelaaten, van de Werken van theophrastus, dioscorides en plinius. Jean ruel, die, in den Jaare MDXXXI, eene Verhandeling over de Planten in 't licht gaf, is de eerste Fransche Schryver, die met regt onder de Natuurkenners mag gerangschikt worden. De Naam van lescluse, meer bekend onder dien van clusius, zou deeze lyst kunnen opcieren. Hy was te Arras gebooren, in 't Jaar MDXXVI. Doch, dewyl deeze Stad, ten dien tyde, aan de Spanjaarden behoorde, en de Schriften diens Mans, in den Jaare MDLXXVI, te Antwerpen uitkwamen, en bovenal dewyl deeze Man in de Kruidkunde, te Leyden, lessen gaf, is het in gebruik geraakt, deezen grooten Man, die voor een der eerste Grondleggeren van de Plantkunde mag gehouden worden, onder de Hollandsche Schryvers te rangschikken. Pena, een Provencer, Vriend en Tydgenoot van lobel, volgt in tydörde; doch de Werken van dalechamp verdienen meer de vestiging van onze aandagt. Eer hy het onderstondt over plinius te schryven, lag hy zich toe op de beoefening van de onderscheide deelen der Natuurlyke Historie; de Plantkunde was zyne meestgeliefde bezigheid, en Frankryk heeft aan zynen ouden dag eene Algemeene Geschiedenis der Planten dank te weeten. Tot den tyd van hendrik den IV hadden de Koningen de beoefening der Natuurlyke Historie niet zeer aangemoedigd. Deeze Vorst scheen 'er meer agts op te slaan. Hy deedt, door den beroemden rabel, eene Verzameling van Planten afbeelden, door malherbe in een Klinkdicht bezongen. Ondertusschen levert die Verzameling meer blyks op van den smaak in dit slag van schilderen, dan in de Kruidkunde zelve. De helft van de honderd bladen, waar uit die Verzameling bestaat, dient om eene verscheidenheid van Tulpen af te beelden. - Hendrik de IV bewees een gewigtiger dienst aan de Natuurlyke Historie, met het aanleggen der Kruidtuinen te Parys en te Montpellier; dan zyn | |
[pagina 310]
| |
dood stuitte hem in den loop deezer weldaadige verrigtingen. In dit Tydperk gaf richer de belleval, Hoogleeraar te Montpellier, en Opzigter der Kruidtuin te dier Stede, zyne Onomdtologie in 't licht; in welk Werk men eenige nutte wenken vindt over de Naamlysten. Aan deezen Man heeft men desgelyks te danken, uitsteekende Verhandelingen over het aankweeken der Moerbezlenboomen, en de kunst om Zydewormen op te voeden. Twintig jaaren naa den dood van hendrik den IV, wist labrosse, eerste Opzlender van 's Konings Tuin, de bescherming dier Instellinge van den Cardinaal de righelieu te verwerven; maar het was voor lodewyk den XIV bewaard, in Frankryk aan de Natuurlyke Historie dat gewigt by te zetten, 't welk dezelve zints verkreegen heeft. De mildheid van deezen Vorst, bestuurd door zynen eersten Lyfarts fagon, verrykte den Kruidtuin, en het Kabinet is aan hem den oorsprong verschuldigd. Tournefort ging na de Levant, plumier na America, om vreemde Planten te verzamelen. De Academien van Parys en Montpellier werden opgericht. Het Tydperk van tournefort werd het meest beroemde voor de Kruidkunde in Frankryk. Zyne Leerwyze werd schielyk gevolgd, uit hoofde van de in 't oog loopende gemaklykheid. Zynen grootsten roem verwierf hy door de naauwkeurigheid, waar mede hy de Geslachten onderscheidde. Schoon zyne Leerwyze naderhand verlaaten, en alleen tegen het Stelzel van linnaeus langen tyd verdedigd is, uit hoofde van Volks - eigenliefde, die de Natuurkenners aanzette om dezelve te behouden, zal Frankryk zich, ten allen tyde, beroemen, ten Geboorteland gestrekt te hebben aan dien grooten Man. Zyne Reis na de Levant strekt ter proeve van de verbaazende verscheidenheid zyner kundigheden, van het juist gebruik 't geen hy 'er van wist te maaken, en teffens van de uitgebreidheid en kragt zyns verstands. Tournefort moet voor den Stichter der Flora Parisiana aangezien worden. Zyne Historie der Planten omstreeks Parys zal altoos een uitsteekend Werk weezen, en tot een voorbeeld in dat soort kunnen dienen. 't Is waar, zyne beschryvingen hebben de juistheid niet der heden- | |
[pagina 311]
| |
daagsche; maar het ontbreekt dezelve niet aan naauwkeurigheid. De Geneeskundige Eigenschappen, en de Scheidkundige Proeven van de Academie der Weetenschappen, maaken dit Werk te belangryker. Deeze Natuurkundige zwaaide toen ten tyde den Scepter in de Kruidkunde; dan men ontdekte welhaast de ongenoegzaamheid der Wetten door hem voorgeschreeven. - Vaillant volgde hem op. Deeze toonde zich meer bezorgd in de Verdeeling der Geslachten, bovenal der Soorten. Aan deezen hebben wy dank te weeten eene goede Parysche Flora, vercierd met uitsteekende Afbeeldingen. Vaillant hadt eene verbetering ontworpen in de Leerwyze van tournefort; hy was zelfs op eene geheel nieuwe bedagt, waarvan hy niet meer dan één Classe schikte, die der zamengestelde: hy sloeg ook meer agts op de Cryptogamie, toen zo weinig bekend, en welke de groote dillon bykans uit den Chaos heeft getoogen. Eene der uitsteekendste verdiensten van vaillant bestondt in een veel klaarder uitlegging van de Sexen der Planten gegeeven te hebben. Zyne Academische Redenvoering over 't geen hy het Huwelyk der Planten noemt, is wel doorzaaid met eenige gebreken; maar vol keurlyke waarneemingen. Dan hy was de eerste Ontdekker niet. Millington, grew, camerarius en geoffroi, waren hem voorgegaan; doch geen hunner hadt de verborgenheid van de bevrugting der Planten zo duidelyk ontdekt: wat men 'er van gezegd hadt liep in 't ongerymde; en vaillant hadt te kampen tegen de hoogagting, waarin tournefort stondt, die altoos deeze waarheid verworpen hadt. 't Was voor den onsterflyken linnaeus bewaard, dezelve in klaaren dag te haalen, en ze ten grondslage te leggen van zyn vernuftig Stelzel. Frankryk zag ten dien tyde een groot aantal Natuurkundigen te voorschyn komen. - Plumier, van zyne Reizen te rug gekeerd, beschreef de Planten van America, en bevlytigde zich bovenal op de Vaaren-planten van dat Werelddeel. - Feullié gaf zyne Reizen na Peru in 't licht, en liet een groot aantal Schriften en Tekeningen naa, behoorende tot de verschillende Ryken der Natuure. - Barrelier doorzwierf Provence en Spanje. - Marchand, garidel, isnard, morin, en meer | |
[pagina 312]
| |
anderen, beoefenden, met eenen gelukkigen uitslag, de Natuurlyke Historie. Het Werk van dodart, bestaande uit 131 Plaaten, kwam op kosten van lodewyk den XIV in 't licht, die de Plaaten in zyn Kabinet van Tekeningen deedt bewaaren; en hy voegde een Exemplaar daarvan by de Geschenken, welke hy van dien aart deedt, aan Koningen, Prinsen en Gunstelingen. Het schoonste Werk van deezen aart, 't welk men aan de praalzugtige weldaadigheid van deezen Vorst te danken heeft, is de uitmuntende Verzameling van Dieren en Planten, geschilderd op Velinpapier, door aubriet; aangevangen op last van gaston, en zedert, zonder afbreeken, voortgezet door verscheide Meesters. Van spaendonk is tegenwoordig belast met de bestuuring van dit Werk. - Deeze allerheerlykste Verzameling bestaat reeds uit meer dan zestig Deelen. Het is een Meesterstuk, uit het oogpunt van Kunst beschouwd; maar men moet bekennen, dat het van weinig nuttigheids geworden is voor de Plantkunde zelve, bovenal naa dat het Plantkundig Stelzel der Sexen is aangenomen; de tekenen ter onderscheiding van het Geslacht zyn 'er slegts zints eenige jaaren bygevoegd. Dit voordeel verschaft het intusschen, dat 'er eenige Planten in bewaard zyn, die voorheen den Kruidtuin te Parys vercierden, en thans daar niet meer in weezen zyn. Het denkbeeld deezer Verzamelinge bewyst genoegzaam den smaak van gaston voor de Natuurlyke Historie; hy was bovenal een Liefhebber van Planten; zyne bescherming en milddaadigheid bragten veel toe aan den voortgang der Kruidkunde. Aan deeze besteedde hy zyne ledige uuren in zyn verblyf te Blois, waar hy by zyn Paleis een Tuin hadt aangelegd, zeer uitmuntende door het groot aantal uitlandsche Planten, onder het opzigt van morison, een beroemd Engelsch Plantkundige, die 'er ons eene beschryving van heeft naagelaaten. Cieraads- en zeldzaamheidshalve alleen lag men zich niet op de Natuurlyke Historie toe. De Geleerden zogten dezelve ten algemeenen nutte te doen strekken. Lemery schreef zyne Histoire des Drogues: geoffroi zyne Materies Medica. Eene Weetenschap, welke alles aan de Natuurlyke Historie moet dankweeten; naardemaal de kennis van de Eigenschappen der Geneesmidde- | |
[pagina 313]
| |
len overtollig zou zyn, indien men de kunst niet wist om ze te vinden, te onderscheiden en uit te zoeken. De Scheidkundigen der Academie bevlytigden zich om een groot aantal Planten scheidkundig te onderzoeken; maar, dewyl zy zich altoos van vuur bedienden, konden zy geen meer onderscheidene uitkomsten leveren dan van de verschillende Gezinnen. De Soorten gaven hun bykans altoos dezelfde uitkomsten op. Men bevlytigde zich desgelyks om Planten en nuttige Dieren van elders over te brengen. In 's Konings Tuin groeit de Koffyplant, die den rykdom uitmaakt van onze Fransche Vastigheden in de Volkplantingen, en welke men niet kan zien zonder met vertedering te denken aan de Vaderlandsliefde van den edelmoedigen desclieux. De Indische Kastanjeboom verciert onze Hoven. Met één woord, men heeft de vorderingen in de Natuurlyke Historie weeten dienstbaar te maaken aan de Geneeskunde, aan den Koophandel, aan den Landbouw, en aan de Kunsten. De Zendelingen der Geestlyken, die ten dien tyde met de Jesuiten in zo grooten getale over den geheelen Aardbol verspreld waren, bragten het hunne toe ter bevorderinge van de Natuurlyke Historie, door de berigten welke zy gaven, en de staalen welke zy overzonden; doch deezen hielden zich te zeer op met geweetensdwinglandy te oefenen, geenen gaven zich te veel over aan schraapzugt, om schatten te woekeren; nog anderen om te regeeren: hier door trok men van hun min voordeels, dan zy zouden hebben kunnen aanbrengen. Met grooten yver werd de Natuurlyke Historie voortgezet; doch de voortgang was te veel met waggelende schreden. Men wenschte om een vastgaander Gids; elk wilde een afzonderlyk Stelzel in de Plantkunde uitdenken. De zodanigen, die een scheppenden geest derfden, schikten en plooiden de Stelzels van anderen. Dillon werkte in Engeland, boerhaven in Holland, micheli in Italie, jussieu in Frankryk: deeze Landen betwistten elkander de Heerschappy in de Natuurlyke Historie. Linnaeus verscheen, en Zweeden verwierf de zegepraal. De menigte der Planten, nieuwlings ontdekt, was verbaazend: de Plantkunde liep gevaar een Chaos te worden. Het Sexenstelzel der Planten strekte ten draad om uit dien Doolhof te komen; en alle de deelen van het | |
[pagina 314]
| |
Dierenryk werden teffens gerangschikt in een algemeen Zamenstel, waarin linnaeus, als ware hy by de Schepping tegenwoordig geweest, alle Weezens beschreef en rangschikte, van de meest zigtbaare voor het ongewapend oog, tot die bykans onze waarneemingen met het Microscoop ontglippen.
('t Vervolg by eene nadere gelegenheid.) |
|