Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 293]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Proeve over de uitwerkzels der weelde op het staatsbestuur.(Overgenomen uit william falconer's Remarks.)
(Vervolg en Slot van bl. 262.)
Is 'er dan geene Regeeringsvorm, welke gelykaartig met Weelde mag heeten; die Ondeugd, die zich zo wyd en zyd verspreid heeft, en welker heillooze invloed van dag tot dag toeneemt? - Het Despotismus, de volstrekte Alleenheersching, is van deezen aart; als welke zamenverbonden is met Weelde, door de wederkeerige verpligting van voortbrengzel en steunzel. Weelde mag de Moeder van het Despotismus heeten, en even natuurlyk baart Despotismus Weelde. De Oostersche Volken, in wier Staatsgesteltenisse het Despotismus als 't ware natuurlyk is ingeweeven, hebben, door alle eeuwen heen, zich berugt gemaakt door hunne Weelde en Zedebederf. De Gewyde Schryvers stellen ze in dit licht voor; en veele der Aankondigingen van 's Allerhoogstens wraake tegen de Jooden werden uitgesprooken ter oorzaake van hunne overneeming der Snoodheden deezer VolkenGa naar voetnoot(*). Xenophon spreekt zeer byzonder over de bedorvene Zeden, zo wel als over de Weelde en Verwyfdheid, der Asiatische VolkenGa naar voetnoot(†); en quintus curtius heeft een treffend tafereel gemaald van de Ongebondenheden der BabyloniersGa naar voetnoot(‡). Hippocrates beschryft de Asiatische | |
[pagina 294]
| |
Volken, in 't algemeen, als weelderig, vreesagtig en verwyfd; en merkt dit gedeelte van hun Character aan als de grondoorzaak van het Despotieke Staatsbestuur, 't welk zo algemeen onder hun standgreepGa naar voetnoot(*). Asia, in de daad, schynt de groote Marktplaats geweest te zyn, zo van Weelde als van Despotismus, voor het overige der Wereld, van de vroegste eeuwen af tot den tegenwoordigen tyd. De invoer des Persischen Gouds, en der Weelde van dat Ryk, in Griekenland, en byzonder te Athene en Sparta, verlaagde der Inwoonderen Zeden, en baande den weg tot het invoeren van het Macedonische Juk. Sallustius schryft de overdaadige Weelde, en het daar uit volgend Zedebederf, der Romeinen toe aan de besmetting uit dat Land overgewaaid; livius brengt het tot denzelfden oorsprong, maar tot een vroeger tydperkGa naar voetnoot(†). - Hoe verre de zints onlangs ruime invoeringen van Asiatische Weelde uit de Oost-Indiën, veele van welke men reden heeft te gelooven, dat verkreegen werden door middelen, niet zeer verschillende van die de Romeinen bezigden, zullen medewerken om de Regeeringsgesteltenisse in Engeland te veranderen, is eene zaak die de ernstigste opmerking verdient. Dit uitwerkzel der Weelde, om eene volstrekt Oppermagtige Regeeringsvorm in te voeren, werd zeer wel begreepen door de zodanigen, die ten oogmerke hadden om eene Dwinglandsche Heerschappy over anderen te onderschraagen, of op te rigten. - Cyrus stelde, om de Lydiers in onderwerping te houden, vast, dat zy alleen | |
[pagina 295]
| |
geringe en slegte Beroepen, en de zodanige die der Weelde dienstbaar waren, zouden uitoefenen. - Dionysius halicarnassensis verhaalt ons, dat aristodemus, de Tyran van Cumae, ‘besloot, ten einde geen manlyke of edelaartige Geest by de rest der Burgeren mogt bovenkomen, door Opvoeding het geheele Geslacht der opkomende Jeugd in de Stad te verwyven: met dat oogmerk verdrukte hy de Schoolen, verboodt den Wapenhandel, en veranderde geheel en al de Leevenswyze, voorheen by de Jeugd plaats grypende: want hy beval, dat de Jongens het hair lang zouden draagen, gelyk de Meisjes; het geel te verwen; het te krullen, en deeze krullen vast te maaken in netwerk; geborduurde onderkleederen te draagen; die ten voeten reikten, en over deeze dunne en zagte mantels; en hunne dagen in den lommer te slyten. - Wanneer zy ter Schoole gingen, waar men hun dansen, speelen op de fluit, en zulk soort van Muzyk-Instrumenten, leerde, vergezelden hunne Opvoedsters hun met zonneschermen en waaijers, waschten hun met eigene handen onder het baaden, verzorgden hun kammen, albasteren potten met kostbaare reukwerken, en spiegels. Door zulk eene soort van Opvoeding volhardde hy de gemoederen van de Jeugd te verzwakken, tot zy hun twintigste jaar voleindigd hadtGa naar voetnoot(*).’ Dezelfde Staatstreek werd te werk gesteld door augustus caesarGa naar voetnoot(†). Wanneer de Raad hem voorsloeg, de oude Romeinsche Tugt, ten aanziene van de Zeden, in te voeren, stelde hy de gedaane verzoeken te leur; wel weetende, dat een bedorven en weelderige Leevenswyze best berekend was voor het Regeeringsstelzel, 't welk hy wenschte in te voeren. - Tiberius ontmoedigde, om dezelfde reden, de poogingen der AEdiels, om de Tafelweelde te besnoeijenGa naar voetnoot(‡): deeze snoode, maar doorzigtige, Dwingeland hadt een klaar begrip, hoe dienstbaar het Zedebederf was ten steunzel der Dwinglandye. | |
[pagina 296]
| |
De Romeinen bedienden zich desgelyks van dëzelfde middelen, om hunne Heerschappy te versterken, by de overwonnen Volken. Tacitus vermeldt ons, met zo veele woorden: ‘Allengskens kwam men wyder tot het streelzel der Ondeugden, de galeryen en badstooven, en zinlykheid der maaltyden, en dit werd, by de onervaarenen, beleefdheid genoemd, daar 't een deel der Slaavernye wasGa naar voetnoot(*).’ Het behoeft bykans geene ontvouwing, door welke middelen deeze Regeeringsvorm Weelde en Zedebederf voortbrengt. Vryheid vordert, zo tot haar genot als tot haare instandhouding, een werkzaamen, wakkeren en moedigen, geest; beginzels van billykheid en regtvaardigheid, in het hart geprent; en bovenal een geest van gelykheidGa naar voetnoot(†), en spaarzaamheid in 't gedrag: om al het welk te vernietigen de Weelde onophoudelyk werkzaam is. Vryheid, zonder deeze vereischten, zou misschien de snerpendste geesselroede weezen, welke het Menschdom kan teisteren. Wanneer elke Ondeugd toeneemt, en de magt om dezelve te bedwingen vermindert, en de beschutzels der VryheidGa naar voetnoot(‡) veranderd worden in eene wykplaats voor de Snooden, en de daar uit volgende verdelging der Braaven; zal Despotismus, in zulk een geval, schoon het in 't einde het kwaad vermeerdert, mogelyk het éénig middel weezen, 't welk de Ondeugden der Menschen toelaaten. Wanneer de braave en edelaartige beginzels van Gedrag, als Deugd, Gemaatigdheid en Eer, het onderstboven gekeerd zyn, kan 'er geen ander middel van bedwang, dan Vrees, overblyven. Dit is het beginzel van het Despotismus: de eenvoudigheid en eenpaarigheid van 't zelve voegen niet kwalyk aan het vreesagtig en | |
[pagina 297]
| |
werkloos Character, door Weelde ingevoerd en gekoesterdGa naar voetnoot(*). De middelen, door welke het Despotismus, op zyne beurt, Weelde en Zedebederf invoert, vallen van zelve in 't ooge. Vooreerst is het 's Vorsten belang, dat zy de overhand krygen; en doorgaans geeft hy 'er zelve een voorbeeld van. Een Mensch, die, door zyne zintuiglyke gewaarwordingen, ten allen oogenblikke onderrigt wordt, dat Hy alles is, dat zyne Onderdaanen niets zyn, is, uit deeze oorzaake, lui, wellustig, en onkundig. Hy behoeft niet te overleggen, te beraamen, te beweeren; hy heeft alleen te willen. Maar, onafhangelyk van den onmiddelyken invloed of het voorbeeld van den Vorst, strekt de eigen aart van zulk een Staatsbestuur, in eene hooge maate, om dit uitwerkzel hervoort te brengen. Weelde, in de daad, is, in Despotieke Staaten, bykans de éénige bezigheid, overgelaaten aan de zodanigen, wier rang verheeven is boven dien des Werkmans of Daglooners. De jalousy en onkunde, Gezellinnen van een Despotiek Staatsbestuur, zo wel als de eenvoudigheid van 't zelve, beletten, dat iemand zich eenigerwyze op 's Lands zaaken toelegge: Verstandsbeschaaving ligt, om dezelfde reden, aan eene zyde. Wat blyft dan over om den tyd te besteeden, dan het opvolgen en botvieren aan de Driften en Begeerlykheden? Dit misbruik der Slaavernye, gelyk montesquieu het zeer eigenaartig uitdrukt, is natuurlyk eigen aan deeze soort van StaatsbestuurGa naar voetnoot(†). Het gevaar, desgelyks, waarin elk hoofd voor hoofd dagelyks verkeert, onder een willekeurig Oppermagtig Staatsbestuur, strekt voor iedereen ten scherpen prikkel, om alles te haalen van het tegenwoordig oogenblik, wat hy kan. - Men verhaalt van een Persisch Edelman, dat hy nimmer de tegenwoordigheid van den Vorst yerliet, zonder zich zelven geluk te wenschen, dat zyn hoofd nog op zyne schouderen stondt. Een Staatsbestuur, 't welk het eigenaartige van zulk eene gelukwen- | |
[pagina 298]
| |
sching wettigt, moet ieder Mensch aanzetten, om zo veel mogelyk het tegenwoordig oogenblik te genieten, en 'er zo veel vermaaks, als mogelyk is, in opeen te hoopen; ten einde, door die opeenhooping, vergoeding te doen voor de kortheid en onzekerheid van den duur. Vermaakneeming is, derhalven, by hun niet, als by ons, eene zaak van uitspanning; maar maakt eene bezigheid des leevens uit. Een Volk in den boven beschreeven staat, door Weelde verzwakt, en door het Despotismus te ondergebragt, schynt, in den eersten opslage, van alle hoope op herstel beroofd. De onderlinge bystand, welke Despotismus en Zedebederf elkander verleenen, belet kragtdaadig de hervorming van beide. Oproeren en beweegenissen, in de daad, grypen 'er dikwyls plaats; maar deeze opbruischingen zyn verre van te gelyken op de beweegenissen van een Vry VolkGa naar voetnoot(*): zy zyn, of de stuiptrekkingen der Natuure onder het haar aangedaan lyden, of de stryd tusschen geweld en roofzugt, om te beslissen, welke Party eerst de magt in handen zal krygen, om met een Dwinglandschen Scepter te heerschen over het leeven en den eigendom haarer Medemenschen. Nogthans is deeze staat des Menschdoms, hoe hoogst betreurenswaardig ook, niet altoos geheel hooploos. Zedebederf en Dwinglandy, tot zeker toppunt opgesteegen, bewerken zomtyds haaren eigen val; en het verdrukte Volk mag alsdan zelfs uit de overmaat des lydens noope scheppen op verlossing, en, gelyk milton het zeer wel uitdrukt, ‘door wanhoop aangedreeven een besluit neemen!’ - Ledigheid, Ongebondenheid en Zedebederf, met de andere Ondeugden, Gezellinnen van de Weelde, strekken natuurlyk om de kragt van een Staat te verzwakken, en den Staatkundigen invloed te verminderen. De kostbaarheid desgelyks, welke de Weelde noodwendig vergezelt, strekt om het Staatsbestuur te verarmen, en voorkomt daar door dien invloed, welken Rykdom verschaft. Deeze omstandigheden zetten eenige der nabuurige Landen aan, om een Land, 't welk zich in bovengemelden toestand bevindt, aan te vállen; en over 't algemeen is | |
[pagina 299]
| |
de wederstand zeer middelmaatig. Naardemaal de beginzels van Deugd en Eer uit zulk eene Maatschappy verbannen zyn, vindt men het Volk zelden yverig in de Landsverdediging. Vrees, by zulk een Volk het beginzel van werkzaamheid, is altoos van eenen verraadlyken en slaafschen aart; en, waar het over 't hoofd hangend gevaar niet dreigt, zet dezelve de daar door beheerschten aan, om tegen hun Land te vegten als tot deszelfs verdediging, inzonderheid als zy daar toe zich niet aangedreeven voelen door belang; dewyl 'er niemand gevonden wordt, die den Vorst of diens Heerschappye bemint. De Overheersching van een Volk, in zulk een stand, mag het grootst geluk geheeten worden, 't welk 't zelve kan overkomen. Indien de middelen, om de Overmagt te bekomen, niet volstrekt verwoestend zyn voor de Overwonnenen, kan dezelve, door het invoeren van nieuwe Beginzelen, Zeden en Wetten, de eertyds geheerscht hebbende schadelyke Vooroordeelen verwoesten, en, gelyk montesquieu het uitdrukt, het Volk onder het geleide stellen van een beter Volksgeest. Zodanig was goeddeels de staat des Romeinschen Ryks, toen de Barbaaren op 't zelve aanvielen. De Romeinen, de Wereld overheerscht hebbende, begonnen welhaast dezelve te bederven; en dit bederf, gelyk blykt uit de plaats van tacitus, hier boven aangehaald, was een der Staatstreeken, welke zy te werk stelden, om die zy zich onderworpen hadden in onderwerping te houden. Voor een Volk, zo verzwakt en vernederd, moest eene verandering van Staatsbestuur, in een Staatkundig licht beschouwd, een geluk weezenGa naar voetnoot(*), inzonderheid daar het | |
[pagina 300]
| |
meerendeel van deeze Overwinnaaren het eene soort van willekeurig Staatsbestuur niet in plaats van het ander steldeGa naar voetnoot(*), doch, waar zy kwamen, eene geheele verandering invoerden, en over 't algemeen niet alleen een vry Staatsbestuur vaststelden, maar bykans met tak en wortel uitrooiden alle de Wetten, Zeden en Gewoonten, die of de oorzaak, of op eenigerlei wyze verbonden geweest waren met de Staatsverderfenissen, welke zy weerden. Het tydperk, in de daad, in 't welk deeze verandering werdt te wege gebragt, was, door de woestheid des inrukkenden Volks, allerbloedigst en heilloost: uit een zedelyk oogpunt beschouwd, moeten wy de wreedheid deezer Invalleren veroordeelen, terwyl wy hunne dapperheid bewonderen; en de Menschlykheid moge een traan storten over het lot der lyderen. Maar wy moeten, ten zelfden tyde, bekennen, dat geen Geneesmiddel, dan een zo sterkwerkend, kragtig genoeg was, om eene zo verouderde en diep ingewortelde kwaale te geneezen; en moeten wy, ten zelfden tyde, de Wysheid en Goedheid, zo wel als de Regtvaardigheid, der Voorzienigheid eerbieden, die zich van het zelfde werktuig bediende, en tot de Hervorming, en ter Straffe, van het Menschdom. Dit, nogthans, schoon de algemeenste, is niet de eenige, wyze, waar op eene verandering van dien aart konne standgrypen. Eene Omwenteling wordt soms te wege gebragt, in zeer bedorven Staaten, door eene inwendige, zo wel als uitwendige, oorzaak; maar de ontslooping van de Staatsgesteltenisse is, in dit geval, zo wel als in het voorgemelde, een noodwendig voorafgaande stap ter Herstelling. Indien zulk een Staat in 't geheel herleeve, moet dezelve als 't ware uit zyne assche op | |
[pagina 301]
| |
nieuw hervoortkomen. De zaaden, door Despotismus en Zedebederf gezaaid, moeten sterven, eer zy kunnen herleeven; zy moeten verlooren gaan door haare eigene verkeerdheid, eer zy op nieuw kunnen uitspruiten, of die vrugten draagen, welke de Eer of het Geluk der Menschlyke Natuure uitmaaken. Deeze uitwerking zal het Despotismus en Zedebederf, aan zich zelven overgelaaten, en tot eene bystere hoogte opgegroeid, zomtyds te weeg brengen. - Volksarmoede en de verdrukking des Koophandels, welke de noodwendige gevolgen zyn van de buitenspoorigheden van het Despotismus en Zedebederf, zyn, volgens de aanmerking van den Heer fergusonGa naar voetnoot(*), de werktuigen, welke die groote gebeurtenis daarstellen. Wanneer de Dwingeland geene Rykdommen heeft uit te deelen om te verlokken, en de Onderdaan geen genoegzaamen eigendom om hem aan zyne woonstede te verbinden, is de band van het Despotismus ontsnoerd, en de Slaaf op vrye voeten gesteld. De Dwingeland, alsdan van magt beroofd, wordt aangezien even als elk ander Mensch, wiens invloed zich niet verder uitstrekt, dan zyn persoonlyk Character en bekwaamheden hem tot onderscheiding geregtigen. Deeze gelukkige Omwentelingen brengen, egter, niet altoos de geheele te onderbrenging der Slaaverny voort. Waar de Regten des Volks, in deezer voege tot moedbetoon opgewekt, vergezeld gaan met den gelukkigen zamenloop van Lugtstreek en andere omstandigheden, niet eigenaartig geschikt om Despotismus hervoort te brengen, kan Vryheid het gevolg weezen; dan over 't algemeen is in het Oosten de omverwerping van het eene Despotismus alleen het voorspel geweest van de oprigting van een ander. De misbruiken, 't is waar, hebben, voor een tyd, eene gedeeltlyke hervorming ondergaan; maar de magt om ze te herhaalen, welke de wortel des kwaads is, heeft men onuitgerooid gelaaten. - In eenige gevallen, nogthans, waar plaatslyke omstandigheden aanmoediging verleenden, hebben de plaageryen der Dwinglandye, op de begeerte om 'er zich neder te zetten, de overhand bekomen. De Gebergten van Scythie en Armenie, en de Woestenyen grenzende aan de Caspische Zee en den Euxinus, bevatten een | |
[pagina 302]
| |
Volk, niet in een staat van volkomene Vryheid leevende; maar welke onderhoud bestaat in het plunderen der zodanigen, die zich in slaafscher kluisters dan zy geklonken vinden, en dikwerf in beroovingen van hunne voormaalige Meesters. |
|