Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensbyzonderheden van Thomas Hollis, Esq. een vryheids- en menschenvriend.(Uit het Engelsch.)
De beste en nuttigste Characters in 't Menschlyk Leeven zyn niet altoos de in 't oog loopendste. De edelste daaden van een weldaadig Man zyn de zodanige, welke het minst hebben van Vertoonmaaken, en volvoerd worden in een stil en aanhoudend nuttig Leeven. Zodanig waren die van den Heer hollis. Niet op Roem of Vermaardheid gesteld, en te vrede met het zuiver genoegen van wél te doen, is het geen wonder, dat deeze Man niet algemeen en naar verdiensten bekend was; schoon, kort naa zynen dood, in den Jaare MDCCLXXIV, een Schryver zyn Character, met korte woorden, in deezer voege opgaf: ‘De Heer hollis was een Man, gevormd naar het gestreng, maar verheeven, plan van oud Griekenland, in wien zich de menschlievende en onbaatzugtige Deugd van brutus vereenigde met den werkzaamen en kloekmoedigen Geest van sidney: hy stak uit in de wyze waarop hy zyne ruime Middelen besteedde; dezelve niet verkwistende in een grootschen Leevenstrain, welken hy versmaadde; maar in het bystand bieden aan Lieden van Verdiensten, in het aanmoedigen van Kunsten en Weetenschappen, die hy met hartlyke genegenheid en uitsteekenden yver bevorderde; overtuigd, dat de liefde tot dezelve tot zedelyke en verstandelyke Schoonheid opleidt. Hollis was een vuurig en sterk Voorstander van de zaak der Vryheid en der Deugd, van de Regten der Menschlyke Natuure en des Geweetens. Zyne Menschliefde en Edelmoedigheid bepaalden zich niet tot den kleinen plek gronds zyns Vaderlands: hy speurde Verdiensten op in alle deelen der Wereld; zich zelven aanmerkende als een Wereld-burger; doch hy verborg zyne Werken van Weldaadigheid, te vrede met wélgedaan te hebben. Met één woord, zo groot was zyne Menschenmin, zyne Liesde en algemeene Weldaadigheid, dat men | |
[pagina 240]
| |
hem, met vollen nadruk van dat woord, den goeden Heer hollis noemdeGa naar voetnoot(*).’ Deezen Man willen wy de Leezers van ons Mengelwerk nader leeren kennen, door de meest treffende byzonderheden uit eene Engelsche Leevensbeschryving over te neemen. * * * *
Thomas hollis, Esq, van Corscombe, in het Landschap Dorset, werd den veertienden van Grasmaand des Jaars MDCCXX gebooren. Thomas, zyn Overgrootyader, was, van Rotherham, in Tork, een Maaker en Koopman in klein Yzerwerk, en de Stigter van een Hospitaal voor zestien arme Messenmaakers Weduwen; eene Stigting, naderhand verbeterd door zyne Afstammelingen. Geduurende de Burger-oorlogen verliet hy Yorkshire, zette zich te Londen neder, en huurde, voor den tyd van negen-en-negentig Jaaren, Pinner's-hall, voortyds de plaats van de Zamenkomst der voornaamste Independenten, olivier cromwell en anderen. Hy behoorde tot de Baptisten, en overleedt in den Jaare MDCCXVIII, in den ouderdom van vier-en-tachtig Jaaren; naalaatende drie Zoonen, thomas, nathaniel en john, en ééne Dogter. Thomas, zyn oudste Zoon, een groot Koopman te Londen, heeft zich inzonderheid bekend gemaakt door zyne Gunstbetooningen aan Nieuw-Engeland, byzonder aan Harvard Colledge, in Cambridge, waar hy een Hoogleeraarschap in de Wis- en Natuurkunde, en een beurs voor tien Studenten, oprichtte, met andere Weldaaden, die bykans de som van 5000 Ponden St. beliepen. Zyne Broeders waren deelgenooten in veele van zyne Giften. Tot eer van deeze waardige Mannen, deeden zy deeze | |
[pagina 241]
| |
Geschenken aan Harvard Colledge, zonder eenige uitsluitende voorwaarden, met betrekking tot Godsdienstige Aanhangen, schoon zy in Godsdienstbegrippen verschilden van de Bezorgers dier eertyds agtenswaardige Kweekschoole. De Heer thomas hollis, van wien wy hier meer byzonder moeten spreeken, volgde hierin de voetstappen zyner braave Voorgangeren. Nathaniel, de tweede Broeder, hadt één Zoon, thomas, die in den Jaare MDCCXXXV (drie Jaaren vóór zyn Vader) stierf, en slegts één Zoon, thomas geheeten, het Onderwerp deezer Leevensgeschiedenisse, naaliet. Deeze erfde, by gevolge, de Goederen zyns Vaders, en van zyn Oud-oom thomas, die, zonder Kinderen, in 't Jaar MDCCXXX gestorven was. De Moeder van den Heer hollis was de Dogter van Mr. scott, van Wolverhampton, in wier Familie hy tot den ouderdom van vier of vyf Jaaren werd opgevoed. Een omslachtiger berigt van zyne Familie is noodloos; doch deeze byzonderheden dienden vermeld te worden, om op te merken, dat de Heer hollis verre was van zich te verheffen op 't geen hy noemde de Pergamente Eer der Voorvaderen, en veel liever verkoos het edel spoor te betreeden van zyne Voorzaaten, door zyne Middelen te besteeden in daaden van Goedertierenheid en Menschliefde, binnen en buiten 's Lands. Daarenboven kan dit verslag der Familie van den Heer hollis strekken om een misslag te herstellen, welke men in zommige gedrukte Schriften aantreft, die van hem spreeken als een Afstammeling van denzil, Lord hollis: by gelegenheid deezer misvatting, zullen wy hier een Uittrekzel plaatzen uit een zyner Brieven aan Dr. mayhew, van Boston, welke teffens een zyner Charactertrekken zal ontvouwen. ‘Gy doet veel eers aan den Naam van hollis. De grootste onbeleefdheid, welke ik immer beging, was by een Iersch Collonel, op eene Spaansche Napelsche Vastigheid, ten zynen Landhoeve, waar hy my ten middagmaal genoodigd hadt, geduurende myn verblyf te Napels in den Jaare MDCCLII. De Collonel was een beleefd Man, een Man van Letteren, en zeer bereisd; doch een geslaagen Jacobyn; en ik een verklaarde Whig, een Voorstander der Revolutie, en van het Huis van Hanover. Maar 't was myne zaak, de wereld te zien, en, als een jong Man, met allen te verkeeren; hy, als een | |
[pagina 242]
| |
bejaard Man, lag zich op de Letteren en Rust toe. Te Napels kreegen wy aan elkander kennis; en, onze beginzels, wat de Staatsbegrippen betreft, ter zyde gesteld, (waar over wy nimmer spraken,) vatten wy zokere maate van Vriendschap voor elkander op. - Naa het middagmaal gehouden te hebben, zeide de Collonel: “Daar was een groot Man, die uw Naam droegaan de zyde des Parlements, geduurende de Burgeroorlogen. Zyt gy van zyne Familie?” - Ik antwoordde hier op, vlot en vaardig, Neen, myn Heer! maar ik ben vol van zynen geest. Hy glimplachte, en ik was daarop eenigzins verleegen, bedenkende, dat zulk eene taal ongetwyfeld ten huize myns Gastheers ongepast was. Maar het was een jeugdige uitval, en hy nam het niet hooger; het maakte geene breuk in onze Vriendschap, maar bevestigde die veeleer, als een blyk van openhartigheid. In de daad, ik staa in het gevoelen van montagne, dat openhartigheid in gedrag zelden schaadt, en een Heer wel voegt.’ - In dien zelfden Brieve schryft hy: ‘De hollissen, Graaven van Clare, zyn uitgestorven ten tyde van Koninginne anna. Of ik de eer heb van in vermaagschapping met hun te staan, weet ik niet; ook bekreun ik my daar over geenzins. Maar myn Grootvader was gewoon te zeggen, dat wy allen van ééne Familie waren, die ten tyde van hendrik den VII van elkander scheidde.’ Van Wolverhampton werd hollis na Londen gebragt, en van daar gezonden na de groote School te Newport, in Shropshire, waar hy tot zyn achtste of negende Jaar bleef; vertrekkende toen na St. Alban, onder het opzigt van Mr. wood. In zyn dertiende of veertiende Jaar schikte men hem na Amsterdam, om het Hollandsch en Fransch te leeren. Naa een verblyf van vyftien maanden keerde hy weder na Londen tot zyn Vader, by wien hy bleef tot diens dood. Vervolgens onthieldt hy zich eenige Jaaren ten huize van zyn Neef timothy hollis, Esq. Naderhand bestelde men hem by Dr. john ward, Hoogleeraar in de Rhetorica, in Grasham Colledge, waar hy de onderscheide takken der Fraaije Letteren beoefende. Altoos sprak hy met genegenheid van dien Doctor, als zyn ouden uitmuntenden Leermeester en Vriend: om diens gedagtenis te bewaaren, gaf hy 's Doctors Afbeelding ten geschenke aan het Britsche Museum. Lang vóór hy by Dr. ward kwam, hadt hy kennis aan | |
[pagina 243]
| |
Dr. foster, en andere uitsteekende Mannen, uit wier ommegang hy die vuurige Vryheidsliefde, en onverslaafdheid van begrippen, inzoog, die zyn Character in zyn volgend leeven zo sterk kenmerkte. - In de daad, de zaaden van deeze edelaartige geest- en gemoedsgesteltenisse waren reeds eenigen tyd vroeger gezaaid. In eenen Brieve aan een zyner Vrienden, gedagtekend den negenden Jan. MDCCLXVI, schryft hy: ‘In zes Jaaren, welke ik buiten 's Lands sleet, waren myne inzigten van de Vryheid zo onderscheiden als tegenwoordig, schoon niet zo gescherpt. En zelfs, toen ik een Schooljongen was, nam ik het van myne nagtrust af, om plutarchus, den eerlyken plutarchus, te leezen en te herleezen. Aan hem ben ik de eerste gesteltenis van myne Ziel verschuldigd.’ In 't Jaar MDCCXL nam hy zyn intrek in Lincoln's-inn, daar als Student in de Regtsgeleerdheid toegelaaten: dan, schoon hy daar bleef tot het Jaar MDCCXLVIII, blykt het niet, dat hy zich bepaaldlyk op de Regtskunde bevlytigde; ook, aan den anderen kant, niet, dat hy dit tydsbestek in ledige vermaakneemingen sleet. In den Jaare MDCCXLV tekende hy vyftig Guinjes in voor de Soldaaten, tot het dempen des Oproers in dienst. Zyne Reizen ving hy aan met den Jaare MDCCXLVIII. Van deeze heeft hy een uitvoerig Dagboek naagelaaten, voor 't welk hy dit Motto plaatste, genomen uit Les Moeurs van toussaint: ‘La Curiosité, amiable passion, la premiere apres l'amour, qui ait poli, civilisé les hommes.’ - Zyne Reis was door Holland, Frankryk, Zwitzerland en Italie. De Heer hollis, in 't Jaar MDCCLI te Napels zynde, ontving van zynen Rentmeester berigt, dat een der Pastoryen, te zyner begeeving staande, open stondt te vallen. Hier op schreef hy ten antwoord, 't geen ons, zonder verdere verklaaring te behoeven, zyne gevoelens op dit stuk zal ontvouwen: - ‘Om de waarheid te zeggen, heb ik geen verbintenis met iemand omtrent deeze Standplaats. En gy moogt 'er staat op maaken, dat Hy de Man zal weezen, die, naar myn begrip, het grootste aantal bezit van Hoedanigheden eenen Geestlyken voegende, en een Man die door geene andere beweegredenen gedreeven wordt. Ik kan niet afzyn U eenige van deeze Hoedanigheden op te noemen, welke ik in een Geestlyken wensch aan te treffen. | |
[pagina 244]
| |
Voor 1. Dat zyne Zeden onopspraaklyk zyn - 2. dat hy van een zagten en handelbaaren Aart is - 3. dat hy een maatigen trap van Geleerdheid bezit - 4. dat hy een Whig is in den uitgestrektsten zin dier benaaminge; te weeten een Voorstander van de Burgerlyke en Godsdienstige Regten des Menschdoms, zon der zich te laaten vervoeren door de bekrompene oogmerken van Partyschap - 5. dat hy zyne Standplaats niet enkel zal aanzien als eene Plaats geschikt om hem zulk een Jaarlyks Inkomen te bezorgen; maar als eene Plaats, aan welke hy een Pligt, en wel een van den hoogsten en aangelegensten aart, verschuldigd is; en, gevolglyk, dat hy alles, wat in hem is, zelve zal aanwenden, en het niet laaten verrigten door een ander', om de Leden der Kerke alles wat deugdzaam en goed is in te boezemen - 6. dat hy, wat zyne Jaaren betreft, noch te oud noch te jong zy; dat hy liefst 'er wél uitzie, en een klaare aangenaame stem hebbe. - Verscheide andere Hoedanigheden zou ik hier by kunnen voegen; doch de opgetelde zullen voor tegenwoordig genoeg zyn. - Gy weet, de Wedde is.... in 't Jaar. Een Inkomen, myns bedunkens, een goed bestaan voor een Geestlyken, en, mag ik 'er wel byvoegen, voor een goed Geestlyken. Dit het geval zynde, zal ik den Persoon afwagten, dien ik de volgende Voorwaarden zal voorstellen. - 1. Dat hy afstand doe van allen anderen Kerklyken Dienst, welken hy mag hebben, en zich met deeze Standplaats alleen te vrede houde - 2. dat hy op de Standplaats zelve woone, en den Dienst, uitgenomen in geval van ziekte, in eigen persoon waarneeme - 3. dat hy, vóór zyne aanstelling, met woorden, op zyne Eer, in de tegenwoordigheid van braave Mannen, beloove, en in eenen Brieve aan my, (want ik heb een afkeer om hem te binden met staatlyker banden, gelyk anderen, in gelyke gevallen, gedaan hebben,) dat hy, eenigen tyd daar naa verkiezende eene andere Standplaats, of Kerklyke Bevordering, aan te neemen, terstond en vooraf de Standplaats van.....zal verlaaten. Gy ziet, ik ben zeer keurig in de verkiezing van myn' Geestlyken; maar, de Begeeving van deeze Standplaats hebbende, merk ik my zelven aan als volstrekt verpligt die te besteeden aan een waardig Voorwerp. En | |
[pagina 245]
| |
heb ik te meer reden om zorgvuldig toe te zien hoe 'er over die Standplaats beschikt worde, ten einde de wereld my niet voor partydig of belangzoekend houde, dewyl ik my altoos voor een Dissenter heb uitgegeeven, schoon ik bykans met de Dissenters, in 't alge meen, niets gemeen heb, dan den naam.’ In een Brief, van dezelfde Dagtekening, aan zyn Bloedverwant timothy hollis, Esq. ‘Ik beken, dat het my een wenschlyk, ja een allergewigtigst, stuk voorkomt, een recht goed Man voor .....te krygen; want..... is een groote Gemeente, en, in een reeks van Jaaren, bykans in alle opzigten verzuimd. Het is verbaazend, hoe zelfs één verstandig waardig Man eene Plaats ten platten lande, in weinige Jaaren, kan veranderen. Ik wensch bekwaam te zyn zulk een Man uit te vinden, en zal 'er myn best toe doen: zo dat, indien een slegte uitkomst niet beantwoordt aan myn oogmerk, het een ongeluk, en geen misslag, zal weezen.’ Op zekere voorslagen aan hem gedaan, om 'er over te beschikken by de eerstkomende Benoeming, gaf hy het volgende ten antwoord: ‘Nooit heb ik gehad, en heb ook nu niet, eenig oogmerk van dien aart; dit een der laatste wegen zynde, welke ooit in my zouden opkomen, om Geld te maaken. Schoon ik, dit zeggende, geen aanmerking maak op die Heeren, die eerst openvallende Ampten verkoopen; want ongetwyfeld hebben zy zulk een Regt, indien het hun behaagt daar van gebruik te maaken.’ De Begeeving, egter, greep geen stand vóór dat hollis, in den Jaare MDCCLIV, van zyne Reis terug kwam; wanneer een Geestlyke van een uitsteekend Character, op eene geschikte wyze, door een Brief, zich aanmeldde; en, daar diens gevoelens volkomen strookten met die hollis voor weezenlyk hieldt, verkreeg hy de Standplaats. Toen de Heer hollis by zyne t'huiskomst bevondt, dat hy, op de wyze zo als hy wenschteGa naar voetnoot(*), geene | |
[pagina 246]
| |
plaats in het Parlement kon krygen, begon hy zyne Verzameling van Boeken en Gedenkpenningen, met oogmerk om de zaak der Vryheid op te helderen, te handhaaven, en de gedagtenis haarer Voorstanderen te bewaaren, om de Dwinglandy en derzelver Verdeedigers haatlyk te maaken, om Weetenschap en Kunst uit te breiden, de eer en naagedagtenis van derzelver Beschermeren en Bevorderaaren in leevend aandenken te houden, en alles zo zeer ten algemeenen beste te doen strekken als eenigzins mogelyk was, eenen gezetten afkeer hebbende van alles wat naar baatzugtige inzigten zweemde; ook wilde hy, indien de loop der dingen hier medewerkte, dien zelfden weldaadigen geest onder de naakomelingschap verspreiden. In eenen Brieve laat hy zich hier over dus hooren: ‘Deeze myne wyze van eene Verzameling te maaken heeft voor my verder dit en geen gering nut; dat ze, met de daad, alle ydele eer en hooge gedagten van my zelve met tak en wortel uitrooit; want waar op kan ik stoffen, als ik de Beeldtenissen beschouw, de Leevensgeschiedenissen en Bedryven lees, niet alleen van de oude Grieken en Romeinen, Mannen van de eerste grootte en waardigheid, maar zelfs van verscheide onzer Landgenooten, als newton, boyle, locke, algernon, sidney, de Godlyke milton, en anderen? En nogthans, hoe zeer vernederd, voel ik my altoos opgewekt om hun na te streeven op het pad der Deugd; dat pad, waarop zy liepen, waarop zy voortsnelden.’ Onder de Giften aan Buitenlandsche Boekeryen, zyn de merkwaardigste twee groote Verzamelingen van Boeken aan de openbaare Boekery te Bern, welke hy zonder Naamtekening derwaards zondt, enkel onderschreeven: ‘Van een Engelschman, een Liefhebber der Vryheid, van zyn Vaderland, en deszelfs uitmuntende Constitutie, gelyk dezelve naa de gelukkige Revolutie hersteld is.’ - Zyne Begiftigingen aan Harvard Colledge, in Nieuw-Engeland, die 's Jaarlyks agtervolgd worden, van den Jaare MDCCLVIII, beliepen 1400 Ponden Sterlings. Maar het is onmogelyk, alle Weldaaden van dee- | |
[pagina 247]
| |
zen aart, of aan openbaare Societeiten, of aan byzondere Persoonen, op te haalen. Schoon door een Burgerman geschonken, mogten zy Vorstlyk heeten, en staken te meer uit, dewyl ze niet afhingen van byzondere Landsömstandigheden, of van enkele persoonlyke in agt neemingen. Wanneer deeze groote en goede Man op den eersten dag des Jaars MDCCLXXIV op zyn Landgoed te Corscombe wandelde, en onderrigtingen gaf aan zyne Werklieden, werd hy door eene Beroerte plotsling overvallen, en stierf. Dien morgen hadt hy verscheide aantekeningen over verschillende huislyke zaaken geschreeven. Het slot van een deezer aan een zyner Huisbedienden in Pal-mall, om alles gereed te maaken tegen dat hy in de Stad kwam, was: ‘Ik heb reden om God te danken, dat hy my gunstryk in gezondheid bewaart. Ik wensch u allen wel te vaaren.’ De Heer hollis was gewoon, om de gedagtenis dier Helden en Patriotten, voor welken hy zo diepen eerbied hadt, steeds voor den geest te hebben, veele van de Huizen en Landen op zyn Landgoed te Corscombe naar hunne Naamen te noemen; en zyn dezelve tot heden by die naamen onderscheiden. In 't midden van een dier Landen, niet verre van zyn Huis, hadt hy bevolen, dat zyn Overschot, in een graf, tien voeten diep, zou gelegd, en het veld onmiddelyk daarop omgeploegd worden, ten einde 'er geen teken van zyne Begraafplaatze mogt overblyven. Alle zyne Bezittingen en Landgoederen hadt hy by Uitersten Wil gemaakt aan zynen Boezemvriend en Reisgenoot thom brand, Esq., van de Hydel, naby Ingatestone; die den Naam en het Wapen van hollis heeft aangenomen. Verzamelen wy de Charactertrekken van den Heer hollis, wy zullen in hem den agtens-beminnens- en volgenswaardigen Man ontdekken. Het lust ons, by deeze Leevensschets, waarin dezelve verspreid voorkomen, te voegen 't geen een eerwaardig Geestlyke van hem gezegd, en te zyner gedagtenisse in een Engelsch Maandwerk, korten tyd naa 's Mans overlyden, geplaatst heeft. ‘Zeldzaame en uitsteekende Deugd behoort, ten algemeenen nutte, gedagt en in het licht gehaald te worden, en te meer indien de Bezitter daar van de zonderlinge verdiensten hadt om 'er veel van voor 't oog van ande- | |
[pagina 248]
| |
ren te verbergen. Dit was het geval van wylen thomas hollis. - Een geest van Weldaadigheid mag vry gezegd worden erflyk in hem geweest te zyn; afstammende van Voorouders, die een gedeelte hunner groote Middelen besteedden in de bevordering van de kennis des Christlyken Godsdiensts, op plaatzen waar dezelve weinig bekend was; tot Inrigtingen ter ondersteuning van afgewerkte Werklieden t'huis, en de aanmoediging van Weetenschap in een ander Werelddeel, in America. De Heer hollis, vervuld met de beste beginzelen, en voorzien met de waare kennis van onze Staatsgesteltenisse en Wetten, reisde, tot meerder volmaaking, na andere Landen; overal naauwkeurig lettende om te vinden wat voor zyn eigen Vaderland nuttig zyn of tot cieraad dienen kon. Zodanig was buiten 's Lands zyn manlyk, edel en inneemend, gedrag, dat zyn Character nog bewonderd wordt by de Vreemdelingen, en dikwyls zynen Landgenooten tot een voorbeeld wordt voorgehouden. Hy stelde 'er zyn eer, geduurende zyn gansche leeven, in, dat de naam van een Engelschman overal zo zeer geëerd zou worden als die van een Romein in de roemrykste dagen van het Gemeenebest. Gelyk zyn eigen bewonderde, met regt bewonderde, milton, haastte hy zich, op de tyding dat een zich door Priesters laatende regeeren Italiaansche stuart in zyn Vaderland wilde vallen, en volgens een gewaand Godlyk Regt over vrygebooren Britten heerschen, t'huiswaards, en was ten tyde van dat gevaar hoogst nuttig voor de Stad Londen, en op het Land. De groote verscheidenheid van Schristen, nieuwe en oude, welke hy toen in 't licht en onder den man bragt, strekt ten gedenkteken beide van zyn Verstand en Moed in zyn jeugdigen leeftyd. Op nieuw het reizen aanvaardende, en zyn leerzugt op reis, naar de wyze der voortreflyke Ouden, voldoende, kwam hy met een ryklyk vermeerderden voorraad van kundigheden weder, op een tydperk, dat Groot-Brittanje, gelyk Athene in ouden tyd, schoon in de hoogte van haaren Koophandel en Grootheid, heimlyk afnam en verviel, door steeds toeneemende Weelde en Ongebondenheid, het uitwerkzel van grooten Rykdom, en een volslaagen gebrek aan beginzelen, heerschende by lieden van allerleien rang. | |
[pagina 249]
| |
In deezen staat der dingen wanhoopte hy niet aan de behoudenis zyns Vaderlands; maar met zyne groote natuurlyke en verkreegene bekwaamheden, en den invloed van ruime middelen, wydde hy in den besten leeftyd zich geheel en al toe aan den dienst zyns Vaderlands, om 't zelve te behouden, en den verzwakten kwynenden geest van Deugd en Vaderlandsliefde te doen herleeven. Doof voor den Syreenenzang der verleidinge, die zo veele anderen verlokt, zette hy steeds zyn edelmoedig plan voort, en slaagde 'er zo verre in, dat veel van 't geen onder ons nog overig is van Deugd, en welbestuurden yver voor Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid, dank moet geweeten worden aan den arbeid van deezen éénen Man. Aan hollis zyn wy verschuldigd, locke over de Verdraagzaamheid, en sidney over het Staatsbestuur. De uitgave van het eerstgemelde bezorgde hy met eene neten eenvoudigheid, dat edel onderwerp waardig; het tweede, uit eigen aart geschikt om Tyrannen te doen beeven, verrykte hy met zodanige Aantekeningen, als voor elk Engelschman de Vryheden zyns Lands, en de billykheid van deszelfs Wetten, dierbaar moeten maaken. Milton's Werken, in ondicht opgesteld, zyn ongelukkig onlangs door eene andere hand in 't licht gezonden. Marvell's Werken beschikte hy ook om uitgegeeven te worden; maar niemand, tot dien arbeid bekwaam, kon hy vinden, en hy zelve kon geen tyd daar toe uitkoopen. Bezwaarlyk zou ik een einde vinden, wilde ik eene optelling doen van het aantal belangryke Schriften onzer Landgenooten, leevenden of dooden, van welke hy, of geheel, of gedeeltlyk, de uitgave bezorgde, of waar toe hy een spoorslag gaf. Nergens hieldt hy zich liever in onledig, dan om kundige Mannen op te speuren, in alle nuttige en fraaye Kunsten, hun aan te moedigen, hun te beloonen. Dan zyne diensten, schoon meest geheiligd aan zyn Vaderland, strekten zich desgelyks uit tot andere Gewesten. Weinige Menschen hadden zulke uitgebreide Verbintenissen, en onderhielden die Gemeenschap. Die van hollis strekten zich uit tot Rusland, Zweeden, Holland, de Italiaansche Staaten, Sicilie, Zwitzerland, tot verscheide deelen van de Oost-Indiën; doch inzonderheid tot Nieuw-Engeland en America. Boeken, en wat verder tot beschaaving kon strekken, verzond hy allerwegen, om | |
[pagina 250]
| |
Kundigheden, en, met die Kundigheden, Vryheidsmin, te verspreiden. Naauwlyks was ooit eenig Mensch vryer van zelfzoekende en baatzugtige oogmerken. Het belang, het geluk, van anderen, was zyne zuivere bedoeling. Hy beminde Waarheid en Deugd, en zogt deeze te bevorderen om derzelver eigen zaake. Niemand betoonde zich inschiklyker en toegeeflyker omtrent menschlyke zwakheden; doch, waar braafheid en goede beginzels verlaaten werden om flegte eindöogmerken te bereiken, of wanneer men zich van het voorwenden derzelven bediende als een middel om in Staat en Vermogen te vorderen, was hy gewoon de zodanigen Schurfde Characters te noemen. Tot zyn ongeluk ontmoette hy 'er veelen van deezen slegten stempel; doch bejegende hun met de welverdiende versmaading. De Verkeering met hem was leerzaam, genoeglyk, vol verscheidenheid; beschaafd van Zeden, was hy geschikt om te behaagen, en genoegen te scheppen in den ommegang met Geleerden en Verstandigen. Doch dit genoegen moest hy voor een groot gedeelte laaten vaaren, om aan zyn groot Plan, den dienst des Algemeens, te voldoen; en, uit die zelfde oorzaake, was hy allerspaarzaamst op zyn tyd, welks kostbaarheid hy kende. Geen Menschenhaat, of Wederzin van de Wereld, gelyk zommigen zich zeer verkeerd verbeeld hebben, dreef hem uit Londen, bykans twintig Jaaren lang het tooneel van zyne edelmoedige bedryven. De verzwakte staat zyner gezondheid, door te veelvuldigen arbeid met lichaam en geest, maakte dit vertrek volstrekt noodzaaklyk. Zy, die het geluk hadden hem van naby te kennen, zullen niet nalaaten zich te herinneren de veelvuldige waarschuwingen van den doodlyken slag, die zo plotsling een eindpaal stelde aan een zo nuttig leeven; dat zeker spoediger zou afgeloopen geweest zyn, hadt hy zyn Leevensplan niet veranderd. Hy leefde gelukkig in deeze Afzondering, welke hy zo menigmaal gewenscht hadt, als zulks der Voorzienigheid mogt behaagen. Hy vervolgde hier het zelfde plan, en betoonde zich zo behulpzaam en dienstvaardig als mogelyk voor allen; terwyl het zyn hoofdregel bleef, zo weinig het zyn kon anderen lastig te weezen, of onder eenige verpligting aan anderen te leggen.’ |
|