eenen enkelen druppel waters van den Hemel op de aarde doen nedervallen? Een enkele druppel waters - eene zaak, in ons oog, van zo weinig aanbelang - dan nochtans van dat gewigt, dat 'er volstrekt eene Almagt toe gevorderd word, om dezelve uit te werken; want niemand heerscht over de Natuur, dan de Heer der Natuur alleen.
De mensch is gewoon, van de hem voorkomende zaken zeer onderscheiden denkbeelden te vormen. - Zommige agt hy zyner aandagt of opmerking niet eens waardig - houd der voor gering, en van weinig of geen waarde - andere houd hy in tegendeel weêr voor groot, en van eene zonderlinge waarde. - Dan hoe vaak bedriegt hy zich in zyne keuze, met dingen te veragten, welke hem dikwils van veel waarde zyn kunnen, en andere hoog te schatten, welke vaak ten zynen verderve strekken. - ‘Het Hart veragtte zyne magere pooten, en prees zyne schoone hoornen. Dan, gejaagd door de Jagthonden, en in een digt bosch gedreven, beklaagde het wel ras zyne kwalyk gedane keuze; zag te laat, dat het veragt hadde het geen allen lof verdiende, en geprezen had wat nu zynen ondergang veroorzaakte; want op 't open veld voerden zyne pooten het buiten bereik der honden; dan in het bosch met de hoorns aan de digte takken blyvende hangen, waren deze de oorzaak van zynen dood; toen beklaagde het, maar te laat, dat geen geprezen te hebben, wat zyne veragting had verdiend, en integendeel veragt, wat tot zyn behoud had kunnen strekken.’ - Het geen ons gering voorkomt, heeft by den oneindigen Schepper dezelfde waarde als het geen door ons voor zonderling groot en uitmuntend gehouden word. - Het vordert geene mindere magt, een enkel stosje voort te brengen, dan een ganschen berg te vormen, wiens kruin de Wolken bereikt. - Even zo min als een Sterveling een der Hemellichten heeft kunnen voortbrengen, even zo onvermogend is hy om eenen enkelen Zandkorl te vormen. - Hoe! zal men dan laag en met veragting nederzien op zommige geschapen wezens, om dat wy dwazen dezelve van geringe waarde schatten; daar 'er, tot de voortbrenging der geringste, dezelfde kragt gevorderd word als tot de allervoortreffelykste? - Welk eene uitzinnigheid!
Hoe belachlyk vertoont zich de verwaande Trotsaart. Hy loopt en trippelt langs de straten, drajende het hoofd nu ginds, dan herwaards, en ziet rondom zich heen, poogende elks aandagt tot zich te trekken. Nu wend hy zich ginds, dan weêr herwaards - geeft op elk aandagt, of men hem wel waarneemt; geschied dit niet zo als het behoort, en in 't geheel niet naar zyn zin, dan is hy te onvrede, en mort in zich zelven; dan zyn ongenoegen durft hy niet opentlyk vertoonen. - Overal, waar hy komt, is hy de verstandige man - en juist overal, waar hy verschynt, houd men de