Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe goede souverain, of het voorbeeldlyk huislyk leeven van keizer Akber.Den Schryveren der Algem. Vaderl. Letteroefeningen.
myne heeren!
‘Omtrent het midden der Zestiende Eeuwe, beklom akber de VI, Afstammeling van tamerlane, den Throon van Indostan. Hy is een van die weinige Souverainen, die den tweevoudigen bynaam van den grooten en den goeden met regt verdienty en volstrekt de eenigste van Mahomedaansche Afkomst wiens ziel blykt zo verre verheven geweest te zyn boven alle bekrompene vooroordeelen van dien geestdryvenden Godsdienst, in welken hy was opgevoed, dat hy in staat ware een Pegeeringsplan te vormen, waardig aan eenen Monarch die zyn Volk beminde, en zyn best deedt om deszelfs geluk te bevorderen. Dewyl, in elk Landschap zyner wydstrekkende Heerschappye, de Hindoos geen gering gedeelte zyner Onderdaanen uitmaakten, liet hy hy niets onbeproefd, om eene volkomene kennis te krygen van hunnen Godsdienst, van hunne Weetenschappen, van hunne Wetten en Inzettingen; ten einde hy elk gedeelte zyns Ryksbestuurs, byzonder wat den Geregtshandel betrof, mogt bestuuren op eene wyze, zo veel mogelyk geschoeid op de leest hunner eigene begrippen.’ | |
[pagina 204]
| |
Dit voordeelig getuigenis, 't welk wy by den grooten robertson, wegens dien Vorst, aantroffenGa naar voetnoot(*), leezende, verlangden wy eenige nadere kennis van dien Heerscher te bekomen. - Het viel dien grooten en goeden Vorst ten deele, eenen Staatsdienaar te hebben, den Vizier abul fazel, wiens verstand niet min verlicht was dan dat zyns Meesters, die eene Leevensbeschryving van deezen Vorst gaf, onder den Tytel van Ayeen Akbery, of de Instellingen van Keizer akber. De Heer gladwin heeft 'er eene Engelsche Overzetting van gegeeven; het is in dezelve dat wy het verlangde aantroffen, en waar uit wy de volgende byzonderheden opzamelden, als niet ongeschikt om eene plaats in uw Mengelwerk te vinden; ten welken einde wy het zenden, enz.
* * * *
Akber, Keizer van Indoston, werd gebooten te Amercote, in den Jaare MDXLII, tot Keizer uitgeroepen in 't Jaar MDLVI, en stierf te Agra, in MDCV; naa negen-en-veertig jaaren en acht maanden geregeerd te hebben. Hy was zeer gelukkig in den Oorlog, maakte verscheide Vermeesteringen, en bragt bykans alle de Landschappen van Indostan, die tegen zyn' Vader, en Voorzaat op den Throon, hermajoon, opgestaan waren, weder tot gehoorzaamheid. Zyne Staatkundige Bekwaamheden, als mede zyne onaflaatende aandagt op de Geluksbevordering zyner Onderdaanen, blyken ten vollen uit de schikkingen welke hy maakte voor elk gedeelte des Ryks. - Dan wy moeten, ter voldoeninge aan onze taak, akber beschouwen in zyn Huislyk Leeven. Abul fazel, die in het acht-en-veertigste jaar van akber's Regeeringe, en dus op het einde van dezelve, schreef, vermeldt: Het is 's Keizers bestendig poogen, de harten van allen te winnen, en zich van dezelve te verzekeren. Te midden van een duizend bezorgdheden en verlegen maakende omstandigheden, laat hy niet toe dat zyne Geestgesteltenisse eenigermaate ontrust worde; hy is altoos opgeruimd. - Steeds streest by om dat geen te doen, 't welk der godheid meestbehaaglyk mag weezen; hy houdt zyn geest bezig met diepe en afgetrokkene bespiegelingen. Door zyne dorst na Wysheid, zoekt hy gestadig voordeel te doen met de kennis van anderen; terwyl hy geen ophef maakt van zyn eigen verstandig Staatsbestuur. Hy hoort na 't geen iemand mag te zeggen hebben; dewyl het kan gebeuren, dat zyn hart verlicht | |
[pagina 205]
| |
kan worden door de mededeeling van een rechtmaatig Begrip, of door het verhaal eener pryswaardige Daad. Maar, schoon hy een lang leevensperk in dit bedryf heeft doorgebragt, trof hy nimmer een Persoon aan wiens oordeel hy de voorkeur boven het zyne moest geeven. Ja, de ervaarendste Staatslieden, dit Cieraad van den Throon beschouwende, schaamen zich over hunne eigene nietsbeduidenheid, en leggen zich op nieuw toe om de Regeeringskunst te leeren. Schoon akber omringd is met Magt en Luister, laat hy zich nooit door Toorn of Wraaklust vervoeren. Anderen bedienen zich van Vertellers om in slaap gezust te worden; hy luistert na hun om wakker te blyven. Door eene overmaat van Regtvaardigheid oefent hy, op zich zelven, uit- en inwendige Gestrengheden, en neemt deel in eenige die betrekking hebben op louter uitwendige Gebaaren; ten einde de zodanigen, die gehegt zyn aan vastgestelde Gebruiken, geene reden van verwyt vinden. Zyn Leeven is eene onafgebrooke aaneenscha keling van Deugd en gezonde Zedekunde. God is getuigen, dat de Wyzen van alle Rangen eenstemmig zyn in deeze Verklaaring. Akber belacht nimmer eenigen Godsdienst of Godsdienstigen Aanhang. Hy verspilt zyn tyd nooit, noch verwaarloost de volbrenging van eenigen Pligt; zo dat, door den zegen van zyne opregte oogmerken, elke daad zyns leevens mag aangemerkt worden als eene Aanbidding der godheid. Gestadig brengt hy dankzeggingen toe aan de Voorzienigheid, en beproeft ten naauwkeurigsten zyn eigen gedrag. Met dit zelfonderzoek houdt hy zich onledig op de volgende vastgestelde tyden; in den Morgenstond, als de Zon haare straalen begint te vertoonen; op den Middag, als dat groote Licht des Heelals met vollen glans schynt; in den Avond, wanneer het zich voor de Bewoonders der Aarde verbergt; en wederom te Middennagt, als het op nieuw begint te klimmen. Alle deeze groote Verborgenheden strekken tot Eere van god; en indien verduisterde Verstanden derzelver meening niet kunnen bevatten, wie heeft daar van de schuld? Ieder weet, dat het onze onlosmaaklyke pligt is, onzen Weldoener te pryzen, en gevolglyk dat het ons voegt, deezen Verspreider van Zegeningen, de Fontein des Lichts, te verheerlyken! - Inzonderheid voegt het Vorsten, dit te doen, uit aanmerking, dat deeze Souverain des Hemels zyn beweldaadigenden invloed schenkt op de Monarchen der Aarde. De Keizer betoont ook grooten eerbied voor Vuur in 't algemeen, en brandende Lampen; naardemaal ze kunnen aangemerkt worden als Straalen van het grooter Licht. Den geheelen Dag en Nagt brengt Kezier akber door in de volvoering zyner noodwendige Bezigheden, uitgenomen dat klein gedeelte, 't welk de slaap onvermydelyk verdert. | |
[pagina 206]
| |
's Avonds gaat hy een weinig rusten; dit doet hy ook in den Morgen. Het grootste gedeelte van den Nagt wordt in bedryf gesleeten. Tot 's Keizers byzonder gezelschap worden dan toegelaaten Wysgeeren en deugdzaame Wyzen, die zich by hem vervoegen, en zyne Majesteit met verstandige Gesprekken onderhouden. - By deeze gelegenheden peilt de Keizer de diepte der kennisse, onderzoekt de waarde van oude Instellingen, en maakt nieuwe schikkingen; ten einde de Ouden in hunne dwaalingen verbeterd mogen worden, en het opkomende Geslacht gepaste regelen, om het gedrag naar te schikken, ontvange. - In deeze Vergaderingen zyn ook tegenwoordig geleerde Geschiedkundigen, die de Jaarboeken der voorledene tyden ophaalen, juist zo als de gevallen gebeurd zyn, zonder 'er iets af of toe te doen. Geen klein gedeelte van den Nagt wordt gesleeten in het hooren van de voorstellen wegens den staat des Ryks, en het geeven van bevelen omtrent alles wat noodig in elk gedeelte moet gedaan worden. Drie uuren vóór dat de Dag begint aan te lichten worden 'er Muzykanten, uit alle Volken der Aarde, ingebragt, die de Vergadering onthaalen op het geluid van Stem en Speeltuigen. Maar, wanneer 'er slegts één uur van den Dag af is, heeft zyne Majesteit stilte, en schikt zich tot het volbrengen zyner Godsdienstverrigtingen. - Even vóór het aanbreeken van den Dag maaken Lieden van allerlei Rang hunne opwagting; en kort naa den Dageraad wordt hun toegestaan de Koornisch, eene wyze van Begroeting zo geheeten, af te leggen. Vervolgens wordt de Harem toegelaaten de Pligtpleeging af te leggen. Staande dien tyd worden verscheide andere Zaaken volvoerd; en deeze afgedaan zynde, neemt de Keizer voor eenigen tyd rust. By deeze Schets van het dagelyks Leeven deezes zonderlingen Vorsts, die by zyne Voorgangers, mahmud, timur en tamerlane, zo voordeelig afsteekt, bovenal in Godsdienstige Verdraagzaamheid, zo zeldzaam onder de waangeloovige Mahomedaanen, moeten wy nog een Brief voegen, die getuigenis draagt, welk een indruk het zagt bestuur van akber op de Hindoos maakte: dezelve is door jesswant-sing, Rajah van Joudpore, gerigt aan aurengrebe, diens geestdryvenden en vervolgzieken Opvolger. - ‘Uw Koninglyke Voorzaat, akber, wiens Throon thans in den Hemel is, beheerde zyne Rykszaaken in billykheid en vaste gerustheid, geduurende een tydsverloop van twee-en-vyftig jaarenGa naar voetnoot(*); be- | |
[pagina 207]
| |
waarende elken Stam van Menschen by Rust en in Geluk, 't zy ze Naavolgers waren van jesus of van moses, van david of van mahomed; waren zy Brahmins, behoorden zy tot den Aanhang der Dhariaanen, tot die welke de Eeuwigheid der Stoffe ontkent, of tot die welke de Wereldwording aan het Geval toeschryft, zy allen genooten zyne Bescherming en Gunste; in zo verre, dat zyn Volk, uit dankbaarheid voor de Beschutting, zonder eenige onderscheiding verleend, hem van alle anderen onderscheiden met den naam van juggut grow, Bescherm-Engel des Menschdoms! - Indien uwe Majesteit eenig geloof slaat aan de Boeken met onderscheiding Godlyk geheeten, zult gy daar in geleeraard vinden, dat god de god des geheelen Menschdoms is, en niet de god der Mahomedaanen alleen. De Heiden en de Musulman zyn even zeer in Zyne tegenwoordigheid. Verschil van kleuren onder de Menschen is van Zyne beschikking. 't Is Hy, die het bestaan geeft. In uwe Tempelen, Zynen naam ter eere gesticht, wordt de Stemme des Gebeds opgeheeven; in het Huis der Beelden, waar men de Klok luidt, is Hy ook het Voorwerp der Aanbiddinge. - Den Godsdienst en de Godsdienstgebruiken van andere Menschen te veragten, is het Welbehaagen des almagtigen veragten. Als men een Schilderstuk bekladt, haalt men zich natuurlyk des Schilders misnoegen op den halze; en met het hoogste regt luidt de taal des Dichters: Vermeet u niet de veelvuldige Werken van de Godlyke Magt te bedillen, of te diep te onderzoekenGa naar voetnoot(*).’ |
|