Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 187]
| |
Natuurlyke historie van het stormvogeltje.(Volgens den Heer de buffon.)
Schoon de Naam van Stormvogel meer of min op alle Petrellen past, wordt dezelve, by voorrang, en met byzonderen nadruk, door alle Zeelieden gegeeven aan de Petrel, die, wat de grootte betreft, den laatsten rang bekleedt. Het Stormvogeltje is niet grooter dan een Vink, uit welken hoofde catesby 'er den naam van Stormvink aan geeve. Deeze is de kleinste van alle Vogelen met gevliesde Pooten, en men heeft reden om zich te verwonderen, dat een Vogeltje, zo klein, zich, op alle afstanden van het Land, diep in Zee waage. Dan het schynt, in de daad, met al zyne stoutmoedigheid, een gevoelen van zwakheid te bewaaren; want het is een der eersten die eene schuilplaats tegen den op handen zynde Storm zoekt. Het schynt dien vooruit te gevoelen, door voor het Instinct merkbaare gewaarwordingen in de Natuur, schoon voor onze Zinnen niet te ontdekken. De beweegingen van het Stormvogeltje, en de aannadering van 't zelve, kundigen altoos den Zeelieden den naderenden Storm aan. Wanneer men, by stil weêr, een bende deezer kleine Petrellen achter het Schip ziet, en ten zelfden tyde zich in het zog van het Schip houden, blykbaar eene schuilplaats agter den steven zoekende, haasten zich de Matroozen met de zeilen te bergenGa naar voetnoot(*), en maaken zich gereed om den Storm af te wagten, welke niet mist eenige uuren laater te komenGa naar voetnoot(†). In gevolge hiervan is | |
[pagina 188]
| |
de verschyning van dit Vogeltje op Zee teffens een teken van onrust en van behoudenis, en het schynt, dat de Natuur, om die heilzaame waarschuwing te geeven, deeze Vogeltjes in alle Zeeën gezonden heeft; want deeze soort van Stormvogeltjes schynt overal verspreid; ‘men vindt ze, volgens forster, even zeer in de Noord- als in de Zuid-Zeeën, en bykans op allerlei BreedtenGa naar voetnoot(*).’ Veele Scheepslieden hebben ons verzekerd, dat zy deeze Vogeltjes aantroffen op alle streeken door hun gehoudenGa naar voetnoot(†). Zy vallen niet gemaklyk te vangen, en zyn daar door langen tyd het oog der Waarneemeren ontgaan; want, wanneer men ze doodt, verliest men ze doorgaans in het schuim van 't zog van het Schip, waarin het kleine lichaam als omwonden wordtGa naar voetnoot(‡). Het Stormvogeltje vliegt met eene verbaazende snelheid, hier in geholpen door de lange vleugelen, die in gedaante zeer op de vleugelen der Zwaluwen gelykenGa naar voetnoot(§); | |
[pagina 189]
| |
ook weet het rustpunten te vinden te midden van de woedende golven en klotzende baaren; men ziet, dat ze zich ter beschutting begeeven in de diepe kuilen, welke de golven van eene ontroerde Zee vormen, en zich daar eenigen tyd ophouden, schoon de baar met eene groote snelheid voortrolle. In deeze zo zeer beweegende vooren der baaren loopt het Stormvogeltje gelyk de Leeuwrik in de vooren der velden: het is niet door zyn vlugt dat hy overeinde blyft en zich beweegt; maar, met loopen op de vleugels zich in balans houdende, trappelt het de oppervlakte des waters met eene groote snelheidGa naar voetnoot(*). De kleur van de Pluimadie der Stormvogeltjes is donker bruin, met een purperen weerschyn voor aan den hals en op de dekveeren der vleugelen, en andere blaauwagtige schitterende stippen op de afhangende veeren; de stuit is wit; de uiteinden der vleugelen gaan, ingeslaagen zynde, en elkander kruissende, voorby den staart. Het heeft, even als de andere Petrellen, een spoor, ter plaatze van den achtersten vinger, en, volgens het maakzel van den bek, welks boven en beneden kaak nederwaards omgekromd is, behoort het tot het Geslacht der Petrels Puffins. Het blykt, dat 'er eene Verscheidenheid in deeze Vogelsoort plaats hebbe; de Kleine Petrel van Kamtschatka heeft witte einden aan de vleugelsGa naar voetnoot(†); die van de Zeeën aan de Kust van Italie, in welker beschryving de Heer salerne uitweidt, en welke hy onderscheidt van ons Stormvogeltje, heeft, volgens deezen Vogelbeschryver, | |
[pagina 190]
| |
blaauwe, violette en purperen, kleuren; doch wy houden het daar voor, dat deeze kleuren niets anders zyn dan weerschynen, die den donkeren grond der Pluimadie opluisterenGa naar voetnoot(*); en wat de witte of witagtige vlekken betreft, van welke linnaeus gewaagt in zyne beschryving van de Kleine Petrel van Zweeden, welke dezelfde is als de onze, die geringe verscheidenheid hangt buiten twyfel alleen van den ouderdom af. Wy brengen tot deeze Kleine Petrel het Rotje van Groenland en Spitsbergen, waarvan de Hollandsche Zeelieden gewaagen; want, schoon hunne aantekeningen niet van de naauwkeurigste zyn, blyft 'er genoeg characteriseerends in over om te kunnen oordeelen over de gelykvormigheid van het Rotje met ons Stormvogeltje. ‘Het Rotje heeft,’ volgens deeze Reizigers, ‘een krommen bek ... slegts drie vingeren, die met een vlies zyn zamengevoegd.... is bykans zwart over geheel het lyf, uitgenomen dat het den buik wit heeft ... ook treft men 'er eenige aan welker vleugels met zwart en wit gevlekt zyn ..... voor het overige gelykt het zeer op een ZwaluwGa naar voetnoot(†).’ - Anderson schryft, dat Rotje zo veel zegt als Kleine Rot, en dat dit Vogeltje met de daad de zwarte kleur en de kleinheid van een Rot heeft, en dergelyk geluid slaat. - Het blykt, dat deeze Vogeltjes alleen Spitsbergen en Groenland aandoen om 'er te broeden. Zy vervaardigen de Nesten even als alle overige Petrellen, in naauwe en diepe gaten, onder de rumen van afgebrokkelde rotzen, aan de Kust, zeer digt by de Zee: zo ras de jongen in staat zyn om het | |
[pagina 191]
| |
nest te verlaaten, gaan het Mannetje en Wyfje met dezelve uit, en, dus éénmaal het nest verlaaten hebbende, keeren zy 'er niet in wederGa naar voetnoot(*). Wat aanbelangt de Kleine duikende Petrel, van welke cook en forster spreekenGa naar voetnoot(†), wy zouden deeze ook by ons Stormvogeltje rangschikken, indien deeze Reizi gers, door het byvoegzel van duikende, niet aanduidden, dat deeze Petrel het voor eene gewoonte heeft om onder het water te duiken, 't geen wy van ons Stormvogeltje niet weeten. |
|