Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensschets van den heer Abauzit.
| |
[pagina 154]
| |
des Jaars MDCLXXIX, gebooren. Zyn Vader stierf in 't Jaar MDCLXXXI. Zyne Moeder, anne de ville, leedt geweldige Vervolgmgen ter oorzaake van haaren ZoonGa naar voetnoot(*); men wilde haar dwingen, dien in den Roomsch Catholyken Godsdienst op te voeden, naa dat, in den Jaare MDCLXXXV, het Edict van Nantes herroepen was. Zy zondt hem eerst na Orange, met een vertrouwde Dienstboode, en van daar na een klein Dorpje naby de Die: langen tyd kon men hem daar niet verbergen; hy werd te Vzès te rug gebragt, en in het Collegie gezonden; maar dewyl zyne Moeder hem beginzels inboezemde strydig met die zyne Vervolgers wenschten dat hy aannam, noodzaakte men haar hem by een Roomsch Catholyk in de kost te besteeden. Zy hadt moeds genoeg om hem van daar te doen wegneemen, en, om hem te onttrekken aan de naaspeuringen en den yver zyner bekeerderen, deedt zy hem langen tyd omdoolen in het gebergte der Cevennes; veranderende van schuilplaats zo dikwyls als zyn Bisschop ontdekt hadt waar hy zich onthieldt: eenmaal hadt men het Huis, waarin hy school, omzet; men plaatste het Kind, in eene mande, op een Ezel belaaden met voorraad, en hy ontkwam door deeze list. Met zo veel belangs te stellen in een Kind, schynt men voorzien te hebben, dat hy, ten eenigen tyde, een groot Man zou worden. Ondertusschen werd de Moeder van den jongen abauzit in het Kasteel van Somieres opgeslooten, waar zy eene zeer strenge behandeling moest lyden; doch te vergeefsch: men kon haar niet dwingen om haar Zoon t'huis te ontbieden, die zy eindelyk na Geneve gezonden hadt. Deeze Vrouw bezat een moed tegen Vervolging opgewassen, een zeer gezond verstand, veele kundigheden, en zy mogt, schoon sterk voor den Godsdienst yverende, gezegd worden geene geringe maate van Wysbegeerte te bezitten. Zy was te meermaalen gewoon te zeggen: ‘Ik wil niet dat myn Zoon van een Godsdienst zy, die de Menschen dom en snood maakt!’ Zy oordeelde over de Leerstukken naar derzelver invloed op het Zedelyke, | |
[pagina 155]
| |
en was een geene gehegt, dan die zy geloofde weezenlyk tot bevordering der goede Zeden te strekken. De gezondheid van Mevrouw abauzit kon het niet lang uithouden in 't gemis haarer vryheid; eene koortzige ongesteldheid dreigde haar een kort aanstaand leevensëinde; doch welke poogingen haar Geneesheer ook te werk stelde by den Bisschop van VzèsGa naar voetnoot(*), hy kon van dien wreeden niets verwerven. Zy zou daar haar leeven geëindigd hebben, indien eene gelukkige gebeurtenis den Bevelhebber des Kasteels niet na Parys hadt opöntbooden: diens Broeder, die zyne plaats bekleedde, was zo verlicht en menschlyk als de ander onkundig en wreed; hy kende alle de verdiensten van zyne Gevangene, en nam gevoelig deel in haar lot. - ‘Gy,’ schreef deeze aan den Bisschop, ‘gy wilt dat Mevrouw abauzit hier sterve; maar, wat my betreft, ik wil haar Beul niet weezen.’ Hy schreef na 't Hof, en verwierf de slaaking der Gevangene tot dat zy hersteld zou weezen. Mevrouw abauzit kwam, door duizend gevaaren heen worstelende. twee jaaren naa haaren Zoon, half dood, te Geneve. Zy hadt eenige overblyfzels medegenomen van vry ruime middelen, waar mede zy de Opvoeding van den jongen abauzit bekostigde; hem vroegtydig, ook door haar voorbeeld, leerende, om het buiten veel onnoodigen omslag te kunnen stellen, en het geluk te zoeken in de opklaaring des Verstands, en in de betragting der Deugd. Abauzit maakte snelle vorderingen in alle Weetenschappen; zyn geest schikte zich met dezelfde gemaklykheid naar alle. Maar de Natuur-, de WiskundeGa naar voetnoot(†) en de Natuurlyke Historie hadden voor hem de grootste aantreklykheden. Tot de Godgeleerdheid bestemd, gaf hy zich daar aan eerst met yver over; doch hy zogt de blykbaarheid, en die vondt hy 'er zeldzaam. Deeze Weetenschap bleef, egter, niet dor onder zyne handen; | |
[pagina 156]
| |
hy maakte haar dikwyls nuttig voor zyne Vrienden: hy verzuimde geenzins zich op de oude Taalen toe te leggen, en weinigen verstonden die zo goed als hy. Na Holland vertrok abauzit in 't Jaar MDCXCVIII. Hy zag 'er bayle, jurieu, de basnages; met den eerstgemelden maakte hy naauwe Vriendschap, diens uitgebreide kennis en groot vernuft bewonderende: naderhand heeft hy gezegd, dat men jurieu niet altoos regt gedaan hadt; dat deeze geestdryvende Man, by een welgeoefenden geest, eene schitterende verbeeldingskragt bezat: hoog schatte hy de basnages, en hieldt zyn geheel leeven lang voor hun dezelfde hoogagting. Indien abauzit zich in Holland hadt nedergezet, zou RotterdamGa naar voetnoot(*), de Woonplaats der gemelde Geleerden, de plaats zyner verkiezinge geweest zyn. Hy stak van Holland na Engeland over. Czaar peter de I bevondt 'er zich ten dien tyde; de Marschalk de tallard handelde 'er toen over een Verdeelingsverdrag tusschen Frankryk en het Huis van Oostenryk. In Engeland aan zich zelven overgelaaten, in een leeftyd op welken anderen niets dan vermaak naajaagen, dagt abauzit over de oorzaaken der Omwentelingen van dat Ryk: hy speurde de bronnen der Welvaard op; zomtyds vondt hy dezelve in de Wetten, voorgeschreeven door voorbygaande omstandigheden, in die, welke de botzing van tegenovergestelde belangen deeden gebooren worden; Wetten, menigwerf veel wyzer dan derzelver Maakers be- | |
[pagina 157]
| |
doeld hadden. Hy geloofde, ondertusschen, dat het Geluk des Engelschen Volks min het uitwerkzel was der Wetten dan der Zeden. Hy maakte te Londen kennis met s. evremont, en deeze beminnelyke Grysaart, in menschkunde door en door bedreeven, gevoelde al de waarde van abauzit; hy voorspelde, dat hy, die in zyne vroege jeugd de agting der Grysaarts verdiende, in een verder gevorderden leeftyd de bewondering der Verstandigen, en den eerbied der Braaven, zou wegdraagen. Hy zag newton, van wien hy vervolgens het Commercium Epistolicum ontving, met de betuiging, zo streelend van een zo groot Man: ‘Gy zyt wel waardig tusschen leibnitz en my te oordeelen.’ Hy is de Vriend geweest van jean perri, dien Engelschen Ingenieur, die korten tyd daar naa zich na Rusland begaf, om de groote oogmerken van Czaar peter den I te onderschraagen. Willem de III liet abauzit, door michel le vassorGa naar voetnoot(*), zeer voordeelige aanbiedingen doen, om hem aan zich te verbinden; hy wees ze van de hand; dewyl hy, ze aanvaardende, zich in Engeland moest nederzetten, en zyne liefde tot zyne Moeder riep hem na Geneve, werwaards hy zich over Holland en Duitschland begaf. Behalven deeze Reizen, deedt abauzit slegts eenige kleine tochten door Zwitzerland, en elk deezer verrykte de Natuurlyke Historie met nieuwe Waarneemingen; hy bezogt de Ysbergen in Savoye, en vervaardigde eene Kaart van dezelve. Abauzit keerde nooit in Frankryk weder. De Vervolgingen, welke hy in zyne kindsche jaaren daar hadt moeten lyden, hadden hem een verregaande vrees voor dat Ryksbestuur ingeboezemd. Die zelfde Vervolgingen en zyne Wysbegeerte hadden de Paapery haatlyk in zyne oogen gemaakt; hy bestreedt dezelve met genoegen, en een gelukkigen uitslag; de belangen en de eer der Protestanten lagen hem altoos zeer na aan 't harte. Zyne Moeder verloor hy in 't Jaar MDCCXXVI. Zy | |
[pagina 158]
| |
hadden tot dus lange elkanders geluk uitgemaakt; nooit was eene Moeder meer bemind dan zy, nooit een Zoon dierbaarder dan hy. Zyne droefheid klom, in den aanvange, ten hoogsten toppunte; de tyd deedt dezelve in eene zagte droefgeestigheid veranderen. Het was in 't zelfde Jaar, dat de Kleine Raad van het Gemeenebest hem het Burgerregt schonk; dit was een Eer, en zyne zedigheid zou dezelve geweigerd hebben, indien het hadt kunnen geschieden. Men verlangde, dat hy een Hoogleeraarampt zou bekleeden; hy verkoos alleen de post van Boekbewaarder waar te neemen; maar weigerde de Wedde, daar toe staande, te ontvangenGa naar voetnoot(*). Hy vreesde voor alles wat hem in eeniger voege afhanglyk kon maaken; op Vryheid was hy ten sterksten gesteld, hy offerde daar aan Rykdom en Roem op. Men moet verbaasd staan over de Algemeenheid zyner Kundigheden. Hy was bekend by de beroemdste Wiskundigen, Wysgeeren en Godgeleerden, in Europa; hy bezat kennis genoeg om hun te beoordeelen, en bykans altoos om hun te onderwyzen. Hy onderzogt, met den Heer de mairan, de Oorzaaken en de Verschynzels van het Ys, van het Noorderlicht, van de Kleuren die by de Eclipsen gezien worden, van de Veranderingen in den Barometer, en bepaalde de Uitwerkzels der Stormwinden op dezelve. Hy streedt voor newton tegen fontenelle en Vader castel; hy beantwoordde de Tegenwerpingen van de crousaz, over de Leer der Asymtotes van den Marquis de l'hospital; hy hieldt zich onledig over | |
[pagina 159]
| |
verscheide Voorstellen der Natuur- en Wiskunde met 's gravesande en zyn Vriend william burnet, Gouverneur van Nieuw York, en over de Proeven, welke die nam in 't bepaalen van de Oorzaaken der Stroomen; hy kende de misslagen, die de Ridder renau begaan hadt in zyne Theorie van het Scheepsbestuur, en regtvaardigde deezen omtrent eenige andere, over welke men hem beschuldigde; doch die hy niet begaan hadt. Hy ontdekte een Fout in de Wiskundige Beginzelen van newton; doch die groote Wiskundige hadt dezelve in eene andere Uitgave verbeterd. Men weet tegenwoordig, dat de uitdrukking van de Middenpunts-kragt tweemaal minder is in een eenvoudige Krommelyn dan in een Krommelyn van een Veelhoek; als mede, dat de kennis van de Digtheid der Hemelsche Lichaamen niet afhangt van derzelver Paralaxis. De Heer abauzit hadt deeze waarheden ontdekt langen tyd vóór dat iemand dezelve in 't licht bragt; en, reeds in den aanvang deezer Eeuwe, veele stukken der schoone Theorie van newton veel eenvoudiger gemaakt, gelyk men ook in deeze laatsten tyden gedaan heeft. Hy hadt geene Veronderstelling gemaakt over de Oorzaak van de Algemeene Zwaartekragt; maar hy wist alles wat anderen omtrent dit stuk gedagt hadden. Hy kon zich niet overreeden, dat deeze Oorzaak onstoffelyk was. ‘Indien 'er,’ dus drukte hy zich uit, ‘geen Middenstoffe is, kan men niet begrypen hoe de Aantrekkingskragt op een afstand werke; hoe dezelve verschillend werke op verschillende afstanden, en waarom zy de reden van het Vierkant dier afstanden eer volgt dan de eenvoudige reden. De Afstand enkel op zichzelven kan geen hinderpaal en geen voertuig weezen; en het is volstrekt onbegrypelyk, hoe eene zaak konne werken, waar zy niet is.’ Ondertusschen moet deeze Middenstoffe zeer dun zyn; dewyl dezelve geen merkbaaren wederstand biedt. - 'Er was eene soort van Wysgeerigen moed noodig, om te begrypen, gelyk hy deedt, dat eene zo groote Dunheid dien Ether niet verhindert kragtig genoeg te zyn om de Zwaartekragt te wege te brengen. Hy hadt genoeg gunstige gedagten van 's menschen vernuft, en gevoelde nederig genoeg van zyn eigen, om te denken, dat men deeze schynstrydigheid ten eenigen dage zou wegneemen, welke hy niet wist op te ruimen. - Zekere zaak hielp hem deeze | |
[pagina 160]
| |
hoop koesteren. Omtrent den aanvang deezer Eeuwe, hadt men hem, op zekere geheimzinnige wyze, medegedeeld eene Werktuiglyke Verklaaring van de Zwaartekragt, aan welke hy geen ander gebrek vondt, dan de veronderstelling van eene Oorspronglyke Veerkragt (Elasticité Originelle) in de deelen der Vloeistoffe uitgedagt om de Zwaartekragt hervoort te brengen. Hy hadt geene Zwaartekragt zonder oorzaak toegestaan; hy kon ook geene Veerkragt zonder oorzaak erkennen. Een jong Heer hadt hem, twintig jaaren geleden, een Mechanismus vertoond, aan deeze veronderstelling geheel gelyk, uitgenomen dat het dit gebrek niet hadt, en het beginzel daar van verder dan de Wereld was; hy vondt zich des zeer voldaan, en deelde hem, tien jaaren laater, de Uitlegging mede, waar van wy gesprooken hebben, en welke hy tot dus lang verborgen gehouden hadt. Hy dagt, en heeft het zelve ons gezegd, dat alle naaspeuringen, welke men zou kunnen doen op dit onderwerp, zouden uitloopen op het bevestigen van dit Mechanismus, en naa zyn dood hebben wy in zyne papieren gezien, dat hy dien uitmuntend vondt. Zie hier, ten naasten by, hoe de Heer abauzit de hoogte van den Dampkring der Aarde aan den Equator bepaalde. Aan de oppervlakte der Aarde is de Middenpuntschuwende kragt der punten van den Equator 289 maalen minder dan derzelver Middenpuntzoekende kragt. Indien men de punten neemt boven die oppervlakte verheven, zal de eerstgemelde deezer Kragten vermeerderen in de reden der Afstanden van het Middenpunt, mits men veronderstelle, dat de Omwenteling altoos geschiede in 24 uuren in de geheele hoogte van den Dampkring; en de tweede vermindert in de omgekeerde reden van het Vierkant des Afstands. - Eindelyk worden ze gelyk, wanneer de Afstand van het Middenpunt zo veel vermeerderd is als de Vierkante Wortel van 289, welke omtrent 6 11/18 is. Indien, derhalven, onze Dampkring met de Aarde als een geheel stuk omwentelt, en geene merkbaare drukking gevoelt van den kant der uitzettende kragt der Hemelsche Stoffe, welke men moet voegen by de Middenpuntzoekende kragt, eer dezelve met de Middenpuntschuwende gelyk worde, zullen die Deeltjes, die onmiddelyk onder den Equator liggen, op de hoogte van 6 11/18 halve aardryks Diameter, geen min of meer pooging doen om de Aarde te naderen, dan om 'er zich van te verwyde- | |
[pagina 161]
| |
ren. - De Heer cassiniGa naar voetnoot(*) hadt zich van dezelfde veronderstellingen bediend, om te verklaaren, hoe het bykwame, dat de oppervlakten der Hemelsche Lichaamen veel langzaamer omwentelen dan dezelve moesten doen volgens den regel van kepler, en de hoogte des Dampkrings was 'er een gevolg van. Hy hadt dezelve op 10000 mylen gevonden.
('t Vervolg en Slot by de naaste gelegenheid.) |
|