Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de ontdekking van de winter-spinnen, en van derzelver onfeilbaare voorspellingen omtrent vorst en aanhoudenden dool.‘Met verzoek om eene plaats in ons Mengelwerk, is ons het volgend Stukje, in het Fransch, goedgunstig toegezonden. De vernuftige Zender ontvange, by deezen, voor die gunst, onze dankbetuiging.’
myne heeren!
Non mihi si lingue centum sint, oraque centum, en al ware het dat ik zo veele Sekretarissen te hulpe riep, als de Staaten Generaal in hunnen dienst hebben, nog zoude het my, met dit alles, niet gelukken, u een getrouw verslag te geeven van alle de Wonderen, welke myne waarde Spinnen my meer en meer doen opmerken .... Myne waarde Spinnen, zult gy zeggen .... welk eene zonderlinge taal! Maar, myne Heeren! indien de geregtigheid gebiede andere menschen te beminnen naar gelange van het voordeel welk zy ons aanbrengen, of in het toekoomende kunnen aanbrengen, zult gy, hoop ik, erkennen, dat, indien iet anders ter Waereld, de Spinnen verdienen bemind te worden. Men rekent het voor een geluk, wanneer men wél gediend wordt van zyne Huisbedienden, voor zyn geld; van de Klapperlieden en Geregtsdienaars, voor zyn geld; van de Starrekundigen, en zelf van de Geleerden, voor zyn geld. Myne Spinnen, of onze Spinnen, (indien gy deel neemt in myne liefde,) zyn eene soort van Huisbedien- | |
[pagina 146]
| |
den, Klapperlieden, Geregtsdienaaren, vooral van Geleerden en Starrekundigen, die zich ongemeen wel van hunnen pligt kwyten, en wien men geen geld behoeft te geeven. Zal de dienstbetooning van zodanige Dienaaren niet zeer welkom weezen, in de eerste plaats, in Holland, alwaar men, en te regt, 'er niet van houdt om het geld door de glazen te gooien? Naa dus, indien ik my niet bedriege, alles gezegd te hebben, wat van dienst zyn kan, om in de hoedanigheid van Lofredenaar der Spinnen de aandagt myner hoorderen te wekken, treede ik ter zaake. Gy, myne Heeren! hebt reeds de goedheid gehad, om in uwe LetteroefeningenGa naar voetnoot(*) verslag te doen van myne ontdekking, omtrent de bestendige en onveranderlyke betrekking tusschen den Elektrieken staat des Dampkrings en het verschynen of verdwynen - het werken of niet werken - de meerdere of mindere lengte der draaden van het Spinneweb, vooral der nederhangende; dat wil zeggen, van die Spinnen, welke haare Web loodrecht, en niet evenwydig met den grond, vervaardigen. Met regt hebt gy opgemerkt, dat men de verscheidenheid, welke in alle deeze opzigten plaats heeft, tot eenen Barometer, zelf tot eenen Thermometer, konde doen dienen. Gy hebt niet verzuimd, daar nevens te voegen myne oplossing van het verschynzel, dat de Paerden beter vaaren in eenen Stal, alwaar men veele, dan in een' anderen, alwaar men in 't geheel geene Spinnen vindt. En wat aangaat uwe aanmerking, wegens de nuttigheid der Spinnen in den Zomer; men kan deswegen verdere Narigten vinden in het laatste Stuk van het Journal de Physique van den Jaare 1790, als mede in de Flore des Insectophiles van den Heere jacques brez, aan welken ik eenige byzondere Waarneemingen had toegezonden, die ik niet vroeg genoeg aan den Heere de la lande, voor het Journal de Physique, had medegedeeld. Doch, eer ik verder gaa, moet ik my nader verklaaren omtrent een gevolg, 't welk men, te onregt, uit dit eerste deel myner Waarneemingen zou kunnen afleiden. In het Journal de Physique, en nog meer in de Flore des Insectophiles van den Heere brez, had ik te kennen gegeeven, dat, by de aannadering van het slegte saisoen, de Spinnen volkomen verdwynen. Ik bekenne, het stuk altoos van dien kant beschouwd te hebben, zints ik om- | |
[pagina 147]
| |
trent dit groot Insect Waarneemingen heb gedaan. Maar gelyk 'er weinige onderwerpen zyn, aan welke het woord groot beter voegt, en gelyk het hier, misschien, eene zaak betreft, de grootste en de verwonderlykste in de geheele Natuur, schroom ik niet te erkennen, dat ik lang de speelbal van schynvertooningen geweest ben. Hoewel ik een groot getal Spinnen kweekte, ik kweekte 'er nog niet genoeg. Hoewel ik dezelve zeer zorgvuldig waarnam, myne Waarneemingen geschiedden nog niet met genoegzaame oplettendheid of wantrouwen. Eindelyk heb ik in dit jaar kunnen verwerven, tot groote ergernisse van alle de Vereenigde Provincien, dat 'er eene plaats was, van eenen Mensch bewoond, alwaar men geen enkele Spinneweb verdelgde, zelf naa myne herfstwaarneemingen; en ik wilde de proef neemen, wat 'er het gevolg van zyn zoude. Ik bezit iets van de gave om te kunnen redeneeren. In het voorleedene jaar had ik (tot een ander oogmerk) opgemerkt, dat de kleinste Vliegjes, ten minste, en zelf twee of drie soorten van Kapelletjes, in een eigenlyken en volstrekten zin, niet kunnen gezegd worden geheel te verdwynen. Hierop redeneerde ik aldus: indien het, by naauwkeurige waarneeming, blyke, dat 'er, in eene strenge koude, Vliegjes en Kapelletjes vliegen, dan kunnen 'er ook Spinnen weezen; en indien de Elektrieke gesteldheid der lucht, door eene zeer drooge koude, aan zeer kleine Vliegjes, en aan eenige Kapelletjes, hoewel in klein getal, de kragt van beweeginge mededeele, zou het kunnen gebeuren, dat 'er ook Spinnen zyn in de zelfde evenredigheid, dat wil zeggen, als weinig tot weinig. Ik maakte dan een begin, om mynen geheelen Zomer te besteeden aan het lokken van zo veele Spinnen van allerlei soort, als ik konde magtig worden: want men kan de Spinnen lokken; en men vindt 'er zeer veele soorten van. Moeilyk was deeze taak: want men moet zich, daar toe, zeer veele onaangenaamheden getroosten, vooral eene smoorende hitte, zo wel by nacht als by dag, en nog meer 's nachts dan over dag. Maar ik ontving, tot loon van myne lastige werkzaamheden, een zo verbaazenden toevloed van Spinnen; ik vond my welhaast omringd, bekleed, geborduurd, met zo veele Spinnewebben; en de verwonderlyke verscheidenheid hunner Werkstukken, gevoegd by die van hunne perfoonen, heeft myne wenschen met zulke vroege vrugten vervuld, dat ik welhaast heb vergeeten de menigte van opofferingen, voor | |
[pagina 148]
| |
welke ik deeze schatten heb meeten koopen. Voor de de Liefhebbers der Natuurlyke Historie laate ik een berigt van zulke Spinnen over, die voor hunne Kunstverzamelingen zyn geschikt. De Natuurkundigen mogen oordeelen over de veelvuldige nuttigheden, welke, met opzigt tot de verbeteringen in de Elektriciteit, daar uit kunnen voortvloeien. Voor de Starrekundigen vervaardige ik nieuwe Berekeningen en nieuwe Tafels, voor welke zy, hoope ik, aan my hunne verpligting zullen betuigen. Eéne zaak, intusschen, is 'er, welke, in eene Verzameling, zo nuttig voor de Menschen, als ik de uwe beschouwe, niet spoedig genoeg kan te boek geslagen worden. 't Is, dat de Waarneemingen van het jongstverloopen jaar eene nieuwe volgreeks van waarheden en van voorspellende teekenen hebben aan de hand gegeeven, welke wy eeniglyk aan de Spinnen hebben dank te weeten, zo met opzigt tot onze Ziekten, als tot onze burger- en krygsverrigtingen te Lande en ter Zee. Mogt ik, bestaanbaar met de hartlyke genegenheid, welke ik jegens myne medemenschen voede, met een goed geweeten kunnen uitstellen, hun te berigten, dat de zeer in 't oog loopende hervatting van den arbeid der Spinnen den naam zou kunnen draagen (vooral in deeze Provinciën) van de meest geduchte en heillooste van alle ontlastingen der lucht; zulk eene naamelyk, welke oogenblikkelyk Borstontsteekingen, Buikloop en Longontsteekingen, veroorzaakt, en de spoedigste toediening van Geneesmiddelen nutteloos maakt. - In de maand Mai deezes jaars hebben 'er drie van de meest kenmerkende verschynzelen by de Spinnen plaats gehad. Maar onder het vry aanzienlyk getal van menschen, welke nevens my ter zelfde Plaatze woonen, en die zich in geenerhande buitenspoorigheden hadden verloopen, zag men, by het eerste verschynzel, Longontsteekingen, welke den lyder op den rand van het graf voerden; by het tweede vernam men eene ontsteeking in de harssenen en in den onderbuik, by den persoon, met welken ik de meeste verkeering had; en by het derde heb ik zelve, die my de kosten getroost, en ondervinding gehad heb van alle de uitwerkzelen van eene brandende, al te drooge, en hier door alleen in deeze Provinciën vergiftige lucht; ik zelve, zegge ik, heb maar al te duidelyk geleerd, dat, by den eersten aanblik van eene aanmerkelyke verschyning van Spinnen, ieder verstandig mensch behoorde gebruik te maaken, inzonder- | |
[pagina 149]
| |
heid hier te Lande, van ontbindende middelen, van verkoelende spyzen en dranken, met één woord, door zynen leefregel, de overmaatige spanning, uit de gesteldheid der lucht voortvloeiende, te verminderen. Primo vivere, deinde philosophari, zegt het spreekwoord. Naa dat ik, zo den Burgeren in 't algemeen, als den Geneeskundigen in 't byzonder, een onfeilbaar voorteeken had aangeweezen, welk men door middel der Barometers en Thermometers niet kan bekoomen, aangaande de hoedanigheid der lucht en van de ontsteekende ziekten, nevens derzelver zwaarste toevallen, welke oogenblikkelyk zich vertoonen, heb ik gemeend, geenen ondienst te zullen doen aan alle Landen, welker voornaamste rykdom in Weilanden is gelegen, indien ik hiernevens voege, dat men, uit de houding der Spinnen, omtrent het einde van April of het begin van Mai, een onfeilbaar voorteeken kan opmaaken, of 'er veel dan weinig Gras zyn zalGa naar voetnoot(*). In het begin van Mai maakte ik my gereed om aan eenen, in dit geval meer dan voldoenden, getuige te berigten ('t is de Schryver van de Flore des Insectophiles, welken ik bedoele) dat 'er een van de droogste Voorjaaren en Zomers op handen was. Lacht 'er niet om, myne Heeren! maar ik heb in 't vervolg nog meer gedaan; door behulp van een Handelgezelschap, wilde ik alle de Hollandsche Boter opkoopen, om daarmede nog sterker te bewyzen dan de Atheensche Wysgeer, die alle de Wynperzen in Attica hadt in beslag genomen, van hoe veel belangs de Wee- | |
[pagina 150]
| |
tenschappen voor den Koophandel zyn. Myn gezelschap dit myn eerste voorstel ongelukkiglyk ad referendum hebbende genomen, haastte ik my, in de Maand Augustus, om hetzelve aan te spooren, door de verzekering dat 'er geen Naagras zijn zoude. En deeze verzekering is maar al te zeer door de uitkomst bekragtigd. Maar vermits gy, myne Heeren! in uw eerste Uittrekzel, dat gedeelte mijner Voorspellingen zeer duidelyk hebt begreepen, raakende de Waarneeming van de lengte der binddraaden van den neerhangenden Spin, zal ik voor u niet verzwygen, dat een myner bewyzen ad hominem, om myne deelgenooten te overtuigen dat men geen Naagras hadt te wagten, ontleend wierdt van het voor my verrukkend schouwspel, en ook voor anderen: ik heb het oog op twee nederhangende Spinnewebben, beginnende by het bovenste van eenen Schoorsteen, en eindigende op een dak zeer digt by den kruin van eenen dyk, die, met een Maatstok gemeeten zynde, meer dan vierendertig voeten lang wierden bevonden. Tot mynen roem hebben zy meer dan drieëntwintig dagen stand gehouden. Denkt, ondertusschen niet, myne Heeren! dat de aangeweezene zo aangelegene Voorspelling zich alleen bepaalt tot het voeder voor uw Vee, en tot hetgeen daar mede verknogt is. Indien wy gaan redekavelen over het verwonderlyk geheel van de voortbrengzelen der Natuure, zullen wy met dankbaarheid opmerken, dat, hetgeen voor het eene Land een ramp is, bykans altoos voor een ander de grootste zegen is; en dat de zelfde oorzaak, welke, by voorbeeld, de inzameling van Hooi, en 't geen daar toe behoort, tot op de helft, of nog meer, vermindert, den grootsten overvloed van Wyn en andere leevensmiddelen voortbrengt. Indien de dranken een voornaam onderwerp der behoeften zo wel als der Handelontwerpen van het Noorden uitmaaken, volgt 'er dan niet uit, zo ras de Spinnen gezegd hebben dat 'er geen Hooi zal zyn, dat zy dan met een zeggen, dat 'er veel Wyn zal zyn? en kan 'er wel iets van grooter gewigt zyn voor de ontwerpmaakers in het stuk van Wyn, dan uit de wyze, op welke de Spinnen zich in de maand April beweegen, te kunnen voorweeten, hoedanig de Wynoogst in October zyn zal? Laaten wy tot de Winter-Spinnen overgaan: naardien ik uit de honderd nieuwe Waarneemingen, welke my de Spinnen hebben aan de hand gegeeven, toen ik haar by my | |
[pagina 151]
| |
haare Nationaale Vergadering deed houden, al aanstonds heb geleerd, dat 'er Winter- en Zomer-Spinnen zyn. Ik twyfele, of wel iemand dit zou vermoed hebben. Ik ben reeds geneezen van de moeite, welke het my zelven heeft gekost om het my te kunnen verbeelden; maar vermits het eene waarheid, en wel eene hoofdwaarheid, is, vooral met opzigt tot de Natuurlyke Historie, zal ik zeggen, dat onder misschien vierduizend Webben, welke in het laatst van den Herfst myne wooning versierden, ik nooit, door elkander gerekend, meer dan vier of vyf Winter-Spinnen in volle werking heb gezien. Ik druk my aldus uit, om dat 'er twee soorten van Winter-Spinnen zyn, of twee soorten van werkzaamheid by de Winter-Spinnen plaats hebben. De eene soort vergenoegt zich met de bemagtiging van Webben, geduurende het voorgaande saisoen in gereedheid gebragt; en het kan, veelligt, zyne nuttigheid hebben, hier by aan te merken, dat 'er, in den aanvang van den Winter, woedende gevegten voorvallen, om geene andere reden, dan wie meester zal blyven van de best ingerigte Webben. De andere soort, welke, ongetwyfeld, het meeste regt heeft op den titel van Winter-Spinnen, zich niet vergenoegende met de bemagtiging van reeds gemaakte webben, vervaardigt, by elke hervatting van koude, nieuwe webben, en verbetert ze, gelyk 'er, in den Zomer, by elke herhaaling van warmte, door denzelfden Spin nieuwe Webben gemaakt en verbeterd worden. Dewyl deeze nieuwe reeks van voorvallen alle de regels van Overeenstemminge, door vroegere Schryvers nedergesteld, ja zelf de regels, door my zelven aangenomen, overhoop werpt, heb ik ontelbaare behoedmiddelen te baate genomen, om zeker te zyn dat ik niet misleid was. Maar, naa alles gezien te hebben 't geen voor bewys konde dienen, is 'er niets meer overig, dan een beknopt verslag te doen van 't geen ik heb opgemerkt, ondertekend en bekragtigd ten overstaan van getuigen, geduurende eenen Winter, voor myne behoeften allerbest berekend. De eerste Waarneeming, dat de Ring-Spinnen post vatteden in voorshands gemaakte Webben, of dat zy nieuwe maakten, deed ik in de eerste koude, tot op den tyd dat 'er sneeuw viel, en tot dat het vroos, in het begin van November. Ik moest myne eigen oogen wel gelooven. Maar nog duidelyker heb ik opgemerkt de zamenstemming van de Verschynzelen der Spinnen met de Maan- | |
[pagina 152]
| |
Verschynzelen en met die der koude, ten tyde van de hervattinge der koude in het begin van December. Te meer vermaak heb ik nog hier in ondervonden. ‘De oogen zien niets duidelyk, dan 't geen zy voorshands weeten te zullen zien,’ zo als my onlangs de Heer morveau schreef. Veel oplettender zynde geworden op de huishouding der Spinnen zints het gebeurde in November, heb ik opgemerkt, dat 'er bykans altoos negen dagen verloopen tusschen de eerste beweeging der Spinnen en de waare vestiging der koude. Dezelfde waarheid, dezelfde uitwerkzels, dezelfde gevolgtrekkingen, merkte ik op, ter gelegenheid van de derde hervattinge van het vriezend weêr in January. Maar nog fraaier was myne opmerking in het begin van February. 't Was mooi, 't was warm, weêr; 'er was geen schyn van koude meer; men zou gezegd hebben dat men de kachels konde wegneemen. Maar op Saturdag, den vierden, begon ik te roepen, dat 'er de grootste verandering in den Dampkring zou voorvallen die men nog ondervonden hadt, omdat ik, onder andere gelyksoortige teekens, drie kleine Webben de eene boven de andere had, die 'er 's daags te vooren niet geweest waren. Op den negenden was 'er ys, en op den dertienden lagen de slooten digt. Wie zou niet geloofd hebben dat de Winter geëindigd was? Ik erken dat ik zelve van die gedagte was, en ik rekende het my voor een geluk, negen dagen te vooren te hebben kunnen voorspellen het digt liggen der slooten, aan eene geheele Stad, toen dezelve daarop het minst verdagt was. In één woord, ik dagt niets anders te doen te hebben, dan op myne laurieren te gaan slaapen. Maar hoe groot was myne verbaasdheid, naa den dooi en toen alles ontdooid was, op den 28 eene spoedige opbruisching te verneemen onder myne bekende, en zelf onder andere nog onbekende, Spinnen! Ik zag ze loopen, woelen, werken, elkander aantasten. Hierom in de verwagting zynde dat 'er nog iet zeer merkwaardigs zou gebeuren, en dat 'er althans zeer droog, indien niet zeer koud, weêr op handen was, vond ik geraaden, eene ontegenzeggelyke dagteekening te moeten daarstellen, door het doen aanteekenen van dit nieuw Verschynzel onder de Spinnen by den eersten Boekhandelaar der Stad, en hem te verzoeken, daar van kennis te geeven aan allen, die zynen Winkel kwamen bezoeken. Twee dagen daar naa regende het, en dit was my niet gunstig. Vyf dagen daar naa regende het nog, | |
[pagina 153]
| |
en dit scheen myn stelzel meer en meer om verre te werpen. Maar, het oog steeds gevestigd houdende op de werkzaamheid myner Spinnen, schreef ik dagelyks aan den zelfden Boekverkooper, dat ik volstandig by myn gevoelen bleef, hoewel het regende (gewigtige stoffe tot naadenken), en dat het, vroeg of laat, drooger en kouder weêr zou worden dan men verlangde. Eindelyk begon het op den 8 te waaien tot myne regtvaardiginge, op den 9 sneeuwde het tot myne eere, en op den 10 vroos het tot mynen zegepraal. Zelf viel 'er meer sneeuw dan in het midden van February; zelf lagen de slooten digt. Men heeft gezien, dat myne Voorzeggingen tot een zekeren waarborg konden dienen voor het laaden en het vertrek der Schepen. Men heeft my het regt gedaan, dat men met kleine kosten zich van myne Almanakken zou kunnen voorzien. En, met en boven dit alles, heb ik het streelend genoegen ondervonden, dat het Volk my openlyk heeft toegejuichd. Voor anderen laat ik over, om te beoordeelen, of het hier gelde: Vox Populi Vox Dei. Met gepaste gevoelens, heb ik de eer, enz.
quatremere d'isjonval. Utrecht, 28 Maart, 1792. |
|