Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedkundig verslag van het eiland Corsica.‘Het Eiland Corsica, aan veelvuldigen Lotwissel van Heerschappy onderhevig, trekt, in de Staatsömwentelingen van den tegenwoordigen tyd, dewyl 't zelve daar in zo zeer deelt, veeler aandagt, in zo verre die door nader by zynde Voorwerpen niet wordt afgetrokken. Wy oordeelden het daarom niet ongepast, aan een Geschiedkundig Verslag deezes Eilands, waarin de oorlogende Mogenheden zo veel belangs stellen, in ons Mengelwerk eene plaats in te ruimen.’
* * * *
Het Eiland Corsica, door de Franschen Corse geheeten, is in de Middellandsche Zee gelegen, tegen over de Kust van Genua, tusschen de 8 en 10 Gr. Oosterlengte, en 41 en 43 Gr. Noorderbreedte. Ten Zuiden is het afgescheiden van het Eiland Sardinie, door de Straat van Bonifacio; ten Oosten heeft het de Toscaansche Zee; ten Noorden de Golf van Genua; en ten Westen de Middellandsche Zee, tegen over de Kusten van Frankryk en Spanje. 't Zelve ligt omtrent 170 Mylen ten Oosten van Toulon; 100 ten Zuiden van Genua, en 80 ten Zuidwesten van Livorno. Van het Noorden tot het Zuiden haalt het 150 Mylen in de Lengte, en de Breedte is tusschen de 40 en 50 Mylen. Den omtrek begroot men op 322 Mylen; doch eene naauwkeurige meeting van de Kust, die veele Baaijen en Voorgebergten heeft, zou 500 Mylen bedraagen. De oude Grieken gaven aan dit Eiland den Naam van Callista, en naderhand dien van Cyrnus; by de Romeinen was het bekend onder de tegenwoordige Benaaming. Corsica werd eerst bewoond door eene Volkplanting der Pheniciërs, vervolgens door de Phoceërs, de Etruscen en de Carthaginensers. De Romeinen werden daar- | |
[pagina 98]
| |
op Bezitters, en vestigden 'er twee VolkplantingenGa naar voetnoot(*). Naa den Val des Romeinschen Ryks, viel Corsica agtereenvolgend onder de Beheering der Gothen, der Grieksche Keizeren, der Lombarden en Saraceenen; men wil dat de laatstgemelden 'er den Tytel van Koningryk aan gegeeven hebbenGa naar voetnoot(†). In de achtste Eeuw werd Corsica vermeesterd door carel martel, die, zonder den Tytel van Koning, met de daad Souverain van Frankryk was. Door dit vermaard Opperhoofd werd dit Eiland ten geschenke gegeeven aan den Heiligen Stoel; die, in vervolg van tyd, de Opperheerschappy aan de Pisaners overdroeg, welke hun ontwrongen werd door hunne ontzaglyke Mededingers, de Genueesen. De laatstgemelden behandelden de Corsieaanen met zulk eene maate van Dwinglandy, dat die Eilanders te meermaalen tot een Opstand getergd werden; doch, by mangel van eenen bekwaamen Aanvoerder, onmiddelyk weder te onder gebragt. Hendrik de II, Koning van Frankryk, bygestaan door solyman, den toenmaaligen Turkschen Keizer, viel in dit Eiland, en vond bystand in de misnoegde Corsicaanen. De Franschen en Turken waren in 't eerst zo gelukkig, dat zy een groot gedeelte van het Eiland vermeesterden. Maar het moedbetoon van andreas doria, den Genueeschen Bevelhebber, kragtdaadig ondersteund door Keizer carel den V, belette de geheele vermeestering; en de Oorlog eindigde met een Verdrag, 't geen zeer eerlyke Voorwaarden voor de Corsicaanen bedong. Het scheen, egter, onmogelyk, dat dit handeldryvend Gemeenebest ooit dagt, om de Eilanders, aan 't zelve onderworpen, te beheerschen volgens de regelen van Wysheid, Goedertierenheid en Gemaatigdheid. Herhaalde knevelaaryen veroorzaakten herhaalde, maar vrugtlooze, Opstanden. De Genueesen, verbitterd over 't geen zy geleden hadden van een verschriklyk Oproer, zo als zy het noem- | |
[pagina 99]
| |
den, deeden de Corsicaanen, langen tyd, zonder paal of perk te kennen, al de gestrengheid van willekeurige magt gevoelen. - Veelen der Corsicaanen werden, ter oorzaake van zeer geringe misdryven, tot de straf der Galeien verweezen; de uitsteekendste Familien van de Voorregten des Adeldoms beroofd; men verboodt den Inboorelingen allen buitenlandschen handel, niets mogt 'er uitgevoerd worden dan na Genua, waar zy zich genoodzaakt vonden hunne Waaren voor eenen zeer laagen prys te verkoopen: met één woord, de Gouverneurs, doorgaans lieden berooid van middelen, kenden geen paalen in betoon van trotsheid, gierigheid en afpersing. Langen tyd versmaad, verdrukt en uitgemergeld, deedt een gering Voorval, in den Jaare MDCCXXIX, de Corsicaanen anderwerf opstaan. Deeze Opstand werd veroorzaakt door één enkele Paolo, een stukje gelds, omtrent vyf stuivers van onze munt waardig: eene oude arme Vrouw was onmagtig deeze Paolo te betaalen aan den Genueeschen Schattingheffer, die daarop haare goederen aansloeg; de beweegenis, over deeze daad van wreedheid ontstaan, was het teken tot eenen algemeenen Opstand. De Corsicaanen liepen te wapen, bemagtigden de Hoofdstad des Eilands, en koozen Krygsöpperhoofden. De Genueesen, onmagtig om hun alleen te onder te brengen, zogten en verwierven den veelvermogenden bystand van Keizer carel den VI; waarop de Corsicaanen andermaal genooddwangd werden om een zoen te treffen met hunne Dwingelanden; nogthans op voorwaarde, dat de Keizer waarborg zou weezen voor het Verdrag, 't welk in den Jaare MDCCXXXIII getekend werd. Van zeer korten duur was dit staaken der Vyandlykheden: het Verdrag werd in het volgend Jaar geschonden door de Genueesen, en de Corsicaanen greepen de even nedergelegde wapenen weder op. Zy verkoozen tot hunnen Generaal giafferi, een hunner Krygsöpperhoofden in den laatstvoorgaanden Opstand; aan deezen voegden zy toe giacento paoli, een Heer van goeden Huize en uitsteekende verdiensten, de Vader van den in onze dagen zich beroemd gemaakt hebbenden pascal paoli. Geduurende deezen Oorlog verkreeg, in het Jaar MDCCXXXVI, theodorus, Baron van neuhoff, in gevolge zyner verzekeringen van zeer kragtdaadigen bystand, de Oppermogenheid in Corsica. Zyn Ryk was van korten duur; doch de zonderlingheid van de Lotgevallen | |
[pagina 100]
| |
deezes Konings verdient dat wy ons eenigen tyd by hem ophouden. Theodorus, Baron van neuhoff, was herkomstig van Marck, in Westphalen. In Franschen Krygsdienst opgevoed, hadt hy, als een Gelukzoeker, bezwangerd met veelerlei ontwerpen, Engeland, Italie en de Nederlanden, doorreisd. Hy was een Man van bekwaamheden, en een zeer goed voorkomen. Toen hem de Eerzugt bekroop om Koning van Corsica te worden, ging hy na Tunis, waar hy middel vondt om Geld, Wapenen en Krygsvoorraad, te krygen. Hierop ging hy na Livorno, vanwaar hy eenen Brief schreef aan de Corsicaansche Opperhoofden giafferi en paoli; sterken bystand aan het Volk op Corsica aanbiedende, op voorwaarde dat men hem tot Koning zou kiezen. In gevolge van de gunstige wyze op welke men zynen voorslag ontving, landde hy op Corsica, in de Lente des Jaars MDCCXXXVI. Staatlyk was het voorkomen des Barons van neuhoff, en de lange Turksche kleeding, welke hy gewoonlyk droeg, zette nog meer waardigheids aan zyne houding by. Behalven Wapenen en Krygsvoorraad, bragt hy van Tunis duizend Zechinen mede. Zyne zeden waren zo inneemend, en zyne beloften van buitenlandschen bystand zo groot, en met zulk een kleur van waarschynlykheid bekleed, dat men hem onmiddelyk voor Koning uitriep. Hy nam alle tekens van Koninglyke Waardigheid aan; hy hadt zyne Lyfwagts en Staatsbedienden; hy deelde Eertytels uit, en sloeg koperen en zilveren Geldmunt. Onmiddelyk sloot hy der Genueesen versterkte Steden in, en was noch werkloos noch ongelukkig in zyne Krygsverrigtingen: maar de magtige bystand, door hem beloofd, niet opgedaagd zynde, lieten de Corsicaanen zo duidelyk hun ongenoegen blyken, dat hy het raadzaam vondt, acht maanden na zyne Verkiezing tot Koning, het Eiland te verlaaten; de Corsicaanen verzekerende, dat hy in persoon wilde gaan zien waar de lang verbeide hulp bleef, en dezelve opzoeken. Een plan van Bestuur, staande zyn afweezen, beraamd hebbende, stak hy in Slachtmaand van het Eiland af. De Hoven van Groot-Brittanje en Frankryk hadden hunne Onderdaanen, by openbaare aankondiging, verboden, eenigen bystand aan de misnoegde Corsicaanen toe te brengen. De hulpzoekende Koning vervoegde zich derhalven na Holland, en slaagde daar gelukkig in cre- | |
[pagina 101]
| |
diet te vinden by verscheiden ryke Kooplieden, bovenal, zo men wil, onder de Jooden, die hem Kanon en anderen Krygsvoorraad verschaften, en een Supercarga mede scheep gaven. Met deezen keerde Koning theodorus op Corsica weder, in den Jaare MDCCXXXIX, en deedt, volgens het verhaal van den Heer boswell, by zyne aankomst, den Supercarga afmaaken, ten einde zich van alle verantwoording te ontslaan. De Franschen, nogthans, waren nu zo magtig op het Eiland geworden, dat, schoon theodorus zyn voorraad van Oorlogsgereedschappen en Krygsbehoeften aan land deedt brengen, hy het niet durfde waagen in persoon den voet op Corsica te zetten; dewyl de Genueesen een grooten prys op zyn hoofd gesteld hadden. Hy verkoos, derhalven, zyn Throon te verlaaten, en zyne Staatzugtige oogmerken aan zyne persoonlyke veiligheid op te offeren. Met één woord, naa het ondervinden van veele kansen des wisselenden lots, besloot hy zyn leeven in Engeland te eindigen; maar zyne leevensomstandigheden werden daar van tyd tot tyd bekrompener, en eindelyk zodanig, dat hy, verscheide jaaren vóór zyn dood, om schulden in 's Konings Gevangenis zat. In deezen deerlyken toestand des geweezen Konings, schreef Mr. horace walpole, thans Graaf van Orford, het 8ste No. van het Weekblad the World, gedagtekend twee-en-twintig Febr. MDCCLIII, met het Motto: Date obolum Belisario. Dit Vertoog is zeer fraai geschreeven, en met het weldaadig oogmerk om eene Inschryving te bewerken ten voordeele van den ongelukkigen theodorus. ‘Hoe zeer,’ dus drukt hy zich onder anderen uit, ‘moet ik my over myne Landgenooten schaamen, als ik gewaag van een Monarch, een ongelukkig Monarch, dien men nu daadlyk laat kwynen in eene der Stadsgevangenissen, om schuld! Een Monarch, wiens moed hem ten Throon deedt stygen, niet door eene aaneenschakeling van eerzugtige en bloedige bedryven, maar door de vrye Verkiezing van een verongelykt Volk, 't welk het algemeen Regt des Menschdoms had om vry te weezen, en het zeldzaam besluit nam om vry te zyn! - Deeze Koning is theodorus, Koning van Corsica! Een Man, wiens eisch op de Koninglyke Waardigheid zo onbetwistbaar is, als de oudste eischen tot eenigen Throon kunnen voorgeeven te zyn; te weeten, de vrye Keuze der Onderdaanen! de éénige soort van Regt, | |
[pagina 102]
| |
erkend in de Gothische Staatsgesteltenissen, van welke wy onze eigene Regeeringsgesteltenis afleiden; dezelfde soort van Regt, welke de tegenwoordige Koninglyke Familie dierbaar maakt aan de Engelschen; en de eenige soort van Regt, waar tegen men mogelyk niets kan inbrengen. Deeze Prins, (over wiens Geschiedenis ik thans niet zal uitweiden,) naa manmoedig zyn Leeven en Kroon blootgesteld te hebben ter verdediging der Regten zyner Onderdaanen, mislukte in zyne poogingen, gelyk cato, en andere Patriotsche Helden vóór hem, te beurte viel. Jaaren lang worstelde hy met de Fortuin, en liet geene middelen onbeproefd, welke onvermoeide staatkunde en aanzoeken om bystand aan de hand gaven, om zyne Kroon te herkrygen. Ten laatsten, toen hy zyne pligten volbragt hadt jegens zyne Onderdaanen en zichzelven, verkoos hy Engeland ter wykplaatze, niet om een ongestoord wellustig gemak te smaaken, maar om die zegeningen te genieten, welke hy te vergeefsch gezogt hadt den Corsicaanen te schenken. Hier droeg hy met meer betoons van Wysbegeerte het verlies zyner Kroone, dan Keizer carel de V, Koning casimir van Poolen, of eenigen dier Dweepers, die te voorbaarig hunne Kroonen afstonden, om de vadzige ledigheid, en in 't einde de verdrietlykheden, van het Kloosterleeven te smaaken. Theodorus, schoon zich onderwerplyk aan zyn lot aanstellende, hadt niets van die veragtlyke gevoelloosheid, die jacobus den II bykans de eer gaf van eene Monnikheiligheid. Men verhaalt van dien Prins, dat hy, te St. Germain met zyne Hovelingen spreekende, om een spoedigen Vrede tusschen Frankryk en Groot-Brittanje wenschte; deeze welgewigtige rede voor dien wensch geevende: want dan zullen wy gemaklyk Engelsche Paarden kunnen krygen. De waarheid, die een Geschiedschryver heilig behoort te weezen, verpligt my, den toestand van zyne Corsicaansche Majesteits inkomsten niet te verbergen; derzelver schaarsheid deedt hem een Gevangenen worden om schulden; en zo wreed is het woeden der wangunstige Fortuin op hem geweest, dat hy, by de laatste Zitting des Parlements, ondervraagd wierd voor een Committé uit het Huis der Gemeente, wegens de hardigheid en moeilykheden waar aan de Gevangenen in die Gevangenis zich blootgesteld vonden. - Dat geen Kwaadaartigheid den spot dryve met die ongelukken! | |
[pagina 103]
| |
Zyne Majesteit behoeft zich niet te schaamen, heeft niet noodig vergoelykingen by te brengen, als hy de onheilen, in welke hy zich ingewikkeld vindt, optelt. Zyne schulden spruiten niet voort uit misbruik, uit onvoorzigtigheid, uit het bederf zyner Staatsdienaaren, uit giften aan Gunstelingen of Matressen geschonken. Zyne tafel was zuinig, zyne wooning nederig, zyne kleeding welvoegelyk; evenwel heeft zyn Slachter, zyn Huisheer, zyn Kleermaaker, niet kunnen voortvaaren om het noodige te verschaffen aan eene Hofhouding, (mag ik het dien naam geeven,) tot welker instandhouding geene Vaste Goederen voorhanden waren, die door geene Belastingen onderschraagd werd, en geene Loteryen uitschreef om het ontbreekende goed te maaken.’ Naa dat de Heer walpole 'er het een en ander, in denzelfden smaak, van stekeligheid niet vreemd, hadt bygevoegd, stelt hy eene Inschryving voor, ten dienste van zyne Corsicaansche Majesteit. Deeze greep met de daad plaats, en men bragt eene vry goede Som zamen. Het is verhaalenswaardig, hoe theodorus zich, te deezer gelegenheid, gedroeg, en de Vorstlyke Waardigheid als 't ware ophield, schoon het by veelen een glimplach zal doen opkomen. Eenige Heeren hadden hem laaten weeten, dat zy hunne opwagting by hem zouden maaken tot het overreiken van de ingeschreevene Som. Hy was in een Kerker gehuisvest: hy deed zyn Ledikant ledig maaken, en een Armstoel onder het Verhemelzel zetten; deeze verbeeldde den Throon: in deeze Koninglyke houding wagtte hy de Bezending af. Hy werd eindelyk uit de Gevangenis geslaakt door een Acte van Onvermogen (Insolvency), in gevolge van welke hy zyn Koningryk van Corfica ten voordeele zyner Schuldeischeren besprak. Deeze Acte is thans in bezit van Lord orford, die ook het groot Zegel diens Koningryks bezit. Korten tyd naa zyne Slaaking overleed theodorusGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 104]
| |
Theodorus liet een Zoon naa, die veele jaaren in Engeland geleefd heeft, frederik geheeten; een Zoon van deezen was Officier in Britschen dienst, en sneuvelde in den Americaanschen Oorlog. De Genueesen, op dat wy van deezen uitstap te rug keeren, hadden de toevlugt genomen tot den Koning van Frankryk, die, in den Jaare MDCCXXXVIII, eene Legermagt op dit Eiland zondt, en in MDCCXL daadlyk te onder bragt. Maar de Franschen, op 't einde des Jaars MDCCXLI gewigtiger zaaken op 't ooge hebbende, trokken de Legerbenden van dit Eiland af; de Genueesen in 't volle bezit van 't zelve gesteld hebbende. Dan, op het oogenblik des aftochts der Franschen, greepen de Corsicaanen de wapens weder op, en van dat tydperk duurde de Oorlog, onder verscheide Opperhoofden, tot den Jaare MDCCLV, wanneer pascal paoli tot Opperbevelhebber verheven werdGa naar voetnoot(*). Dit beroemd Opperhoofd bezat de bekwaamheid om lieden van allerlei rang over te haalen tot het bezorgen van alles wat noodig was om den Kryg met nadruk voort te zetten, en dreef welhaast de Genueesen tot de afgelegenste hoeken des Eilands. Hy bragt onnoemlyk veele misbruiken te recht, en vormde een geregeld stelzel van Staatsbestuur. Hy beschaafde de Zeden der Corsicaanen, rigtte eene Universiteit op, en stelde Schoolen in, tot onderwys der Kinderen in elk Dorp des Eilands. Hy bewoog de Corsicaanen om zich te bevly- | |
[pagina 105]
| |
tigen in den Landbouw, zich op den Koophandel toe te leggen, en zulke bezigheden te aanvaarden, als afgebrooken waren, tot bederf van allen vlytbetoon, door het lang aanhouden des Oorlogs. Het Corsicaansche Volk, vereenigd, kreeg dus eene vastheid; en, waren de Franschen niet op nieuw tusschen beiden gekomen, het zou den Corsicaanen gelukt weezen, de Genueesen geheel van hun Eiland te verdryven. Doch, wanneer paoli op 't punt stondt om een gelukkig einde aan den Oorlog te maaken, slooten de Genueesen, in 't Jaar MDCCLXIV, een Verdrag met de Franschen, by 't welk de laatstgemelden zich verbonden om de versterkte Steden van Corsica, voor den tyd van vier jaaren, met Krygsvolk te bezetten. In 't Jaar MDCCLXVII verkogten de Genueesen hun eisch op de Souverainiteit deezes Eilands aan den Koning van Frankryk, die, ten deezen Jaare, ter versterking van de Krygsmagt reeds op Corsica gelegerd, een magtig Leger zondt, onder bevel van den Graaf de vaux. Veel beloovende Manifesten werden 'er uitgegeeven, om de Corsicaanen over te haalen dat zy Onderdaanen van Frankryk zouden worden; doch zy, aangevuurd door Vryheidsliefde, sloegen de Franschen af in verscheide gevegten. Nieuwe Manschap tot versterking uit Frankryk gezonden zynde, werd de stryd, in 't einde, te ongelyk; de Inboorelingen, verzwakt door hunne Overwinningen, vonden zich ter onderwerping genoodzaakt; en de dappere paoli, in Zomermaand des Jaars MDCCLXIX, gedwongen zyn Vaderland aan deszelfs noodlot over te laaten, begaf zich aan boord van een Engelsch Schip, landde te Livorno, en voer vandaar na Londen, leefde 'er veele jaaren, beschermd en ondersteund door het Hof van Groot-Brittanje. Corsica dus te ondergebragt zynde, maakte de Fransche Bevelhebber nieuwe schikkingen op het Bestuur des Eilands; 't zelve werd gebragt onder het Regtsgebied des Parlements van Provence. Inmiddels verlieten de Inboorelingen dit Eiland in grooten getale; terwyl de onverschrokkendsten van de overgebleevenen schuilplaatzen zogten in de bergagtigste gedeelten, uit welke zy alle gelegenheden waarnamen om aanvallen te doen op hunne Vyanden, als deezen, in kleine partyen verdeeld, omzwierven; zonder genadebetoon bragten zy alle Franschen, die hun in handen vielen, om 't leeven. Naar- | |
[pagina 106]
| |
demaal niets in staat was om den onverwinnelyken geest der Inboorelingen te fnuiken, werden de verregaandste wreedheden, in 't einde, allen, die gevangen geraakten, aangedaan; en omstreeks den Jaare MDCCLXXVIII, toen de Koning van Frankryk, die deeze Eilanders in Slaaverny gebragt hadt, zich, door eene vreemde strydigheld, in Koningen niet zeldzaam, ten Voorstander en Beschermer verklaarde van de Vryheid der Americaanen, werden de arme en hulplooze Corsicaanen bykans uitgerooid. De altoos gedenkwaardige, en in de gevolgen zich zo wyd uitstrekkende, Staatsomwenteling des Franschen Ryks bragt eindelyk eene gansch onverwagte verandering te wege in den Staatkundigen toestand van Corsica. Zints den tyd waarin het door de Franschen overmeesterd was, vondt dit Eiland zich in onderwerping gehouden door de zwaare kluisters van het Krygs-Despotismus. Nimmer hadden de Inboorelingen de schandvolle Verbintenis getekend of bekragtigd, by welke het Volk, als een kudde Schaapen, van de Genueesche Heerschappy tot de Fransche was overgebragt. De Zamenkomst der Algemeene Staaten te Versailles deedt in den boezem deezer Eilanderen den niet te onder gebragten geest van Vryheid herleeven, en de hoop om eenmaal weder in hunne Regten hersteld te worden. Op het ontgloeijen van deeze hoope volgde een kwaadspellend gerugt, dat zy op nieuw overgegeeven zouden worden aan de by hun gevloekte Beheersching der Genueesen; of althans, dat zy als een verslaafd Aanhangzel zouden blyven van een Land der Vryheid. In zulk een toestand van twyselmoedigheid en verlegenheid, wordt de geestdrift der menigte ligt gaande gemaakt. Zy stelden onmiddelyk voor, eene Nationaale Garde te vormen. De Burgers van Bastia vergaderden ten dien einde in de Kerk van St. Johan. Eene Krygsbende trok op om hun te verstrooijen, en veelen verlooren in 't gevegt het leeven. In deezen staat van gisting bleef het Eiland, wanneer de Afgevaardigden, (onder welken zich pascal paoli bevondt, die, in dit hachlyk oogenblik, zich na zyn Geboorteland vervoegd hadt,) voor de Nationaale Vergadering verscheenen; smeekende, in den naam des Volks van Corsica, dat zy onherroepelyk, door een Raadsbesluit, mogten vereenigd worden aan de Fransche Natie, en een gedeelte des | |
[pagina 107]
| |
Ryks uitmaaken. Zodanig een Verzoek was al te redelyk, en te streelend voor de Vergadering, dan dat het geen onverwylden ingang zou vinden. Men besloot Corsica voor een Departement van Frankryk te verklaaren. Dit besluit werd gevolgd door een Voorstel des Graaven de mirabeau, (die zich beklaagde dat zyne jeugdige jaaren een vlek aankleefde van deel gehad te hebben in de bemagtiging deezes Eilands,) om allen, die Corsica verlaaten hadden, uitgenomen ter oorzaake van burgerlyke misdaaden, te herstellen in hunne Regten en Eigendommen; en paoli, die zo menigmaal zich als Opperhoofd vertoond hadt, vergenoegde zich Bevelhebber te weezen van de Nationaale Garde te Bastia. Dit voorbeeld van Wysheid en Edelmoedigheid der Fransche Nationaale Vergadering scheen eene onverbreeklyke Verbintenis tusschen Frankryk en Corsica vast te stellen. Maar, by de Ontbinding der eerste Vergadering, veranderden de maatregels. En de Voorvallen, naa de Omwending in Oogstmaand des Jaars MDCCXCII, waren niet geschikt om de Corsicaanen te verbinden aan de Nieuwe Republiek. De te onvredenheid over de maatregelen der Fransche Conventie vertoonde zich allengskens duidlyker, en welhaast zo klaar, dat het agterdogt verwekte, en tot gewelddaadigheid uitborst. Op den tweeden van Grasmaand des Jaars MDCCXCIII, beschuldigde de Volks-Societeit van Toulon paoli by de Conventie, als een Voorstander van het Despotismus. Zy bragten in 't midden, dat deeze, te gader met de Bestuurders van het Departement, hardigheden van allerlei aart aan de Patriotten hadden aangedaan, en, ten zelfden tyde, de Emigranten en de ongehoorzaame Priesters begunstigd. Zy vorderden, dat zyn hoofd onder het Wraakzwaard der Wet zou vallen. De Conventie besloot, dat paoli en de Procureur-Generaal van Corsica zouden geroepen worden om rekenschap van hun gedrag te geeven. Zy weigerden dit opontbod te gehoorzaamen. Zy vonden zich ondersteund door hunne Landgenooten, die onmiddelyk te wapen liepen, en, kort daar op, den bystand van Engeland inriepen. Die, gereedlyk verleend, ten gevolge hadt, dat de vereenigde Wapenen van de Engelschen en Corsicaanen de overhand op de Fransche verkreegen; waarna eene staatlyke Verbintenis van Corsica met Groot-Brittanje geslooten wierd, by welke de Corsicaanen george den III, Koning van Groot-Brittanje, op den negentien- | |
[pagina 108]
| |
den van Zomermaand des Jaars MDCCXCIV, voor hunnen Souverain erkenden. Zo lang de Oorlog duurt, is het lot van Corsica onzeker. De Overwinnende Fransche Wapenen, die hier, voor een tyd, te kort schooten, zullen niet nalaaten den Krygskans te hervatten, en alle poogingen in 't werk te stellen, om den evengemaakten band, die thans dit Eiland aan Groot-Brittanje verbindt, te verbreeken. |
|