Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
Over de Onweersvogelen die den bynaam van Puffin draagen.Het onderscheidend kenmerk der Onweersvogelen, in dit wydstrekkend Vogelgeslacht met den naam van Puffins bestempeld, bestaat daar in, dat de Bek aan de benedenkaak, zo wel als aan de bovenkaak, nederwaards krom is omgeboogen. Een maakzel, zo het schynt, niet voordeelig voor deeze Vogels, die, in het gebruiken van deezen Bek tot het aangrypen van den prooi, weinig kragts of steunzels vindt op dit wegwykend deel der benedenkaak. Voor het overige zyn de twee Neusgaten doorboord als kleine kookers, gelyk by alle Onweersvogelen; ook zyn de Pooten desgelyks met een spoor gewapend, en de houding des lichaams dezelfde. De gemeenst bekendste is de Puffinus Anglorum, by hun Man's Puffin, of Puffin of the Isle of Man, geheeten. De geheele lengte van deeze Puffin is vyftien duimen; de Borst en Buik zyn wit; een gryze tint is over het Bovenlyf verspreid, vry helder op den Kop, doch donkerder en graauwer wordende op den Rug; dit graauwe verandert in geheel zwart op de Vleugelen en den Staart, zodanig nogthans, dat elke pluim, door een helderder kleur, zich omzoomd vertoont. Deeze Puffins behooren tot onze Zeeën, en schynen hunne Verzamelplaats te hebben op de Sorlings Eilanden; doch meer byzonder op een Eilandje, of rots, aan den Zuidlyksten hoek van het Eiland Man; door de Engelschen the Calf of Man geheeten. Daar komen de Puffins in groote menigte met het Voorjaar, en maaken eenen aanvang met de Konynen te beoorlogen, die de eenige bewoonders van dit Eilandje zyn; deeze dryven zy uit hunne holen, om in dezelve te nestelen. Zy leggen twee Eieren, waar van, zo men wil, 'er altoos één onvrugtbaar is; doch de Heer willughby verzekert stellig, dat zy niet meer dan één Ei voortbrengen. Zo ras het Jong uit den dop gekomen is, verlaat de Moeder het nest 's morgens vroeg, om 'er niet dan 's avonds we- | |
[pagina 90]
| |
der te keeren; den nagt besteedt zy om het Jong te voeden, door, by tusschenpoozingen, van den Visch, over dag in Zee gevangen, daar aan mede te deelen. Dit voedzel, half in de maag verteerd, verandert in eene soort van Olie, welke zy het Jong in den bek werpt. - Dit voedzel maakt de Jongen zeer vet, en het is om dien tyd, dat eenige Jaagers zich na dit Eilandje begeeven; waar zy een groote en zeer gemaklyke jagt op deeze Jongen maaken. Doch dit Wild moet men, om het eetbaar te doen worden, inzouten, tot maatiging van den slegten smaak, door het overtollig vet veroorzaakt. - Willughby, van wien wy de opgegeevene byzonderheden outleenden, voegt 'er by, dat, daar deeze Puffin-jaagers de bestendige gewoonte hebben om elk dier Vogelen één Poot af te snyden, om te gemaklyker het getal der gevangenen te tellen, het Volk op het Eiland Man zich uit dien hoofde verzekerd houdt, dat zy met één Poot gebooren wordenGa naar voetnoot(*). Klein wil, dat de naam van Puffin, of Pupin, ontleend is van het Geschreeuw, 't welk deeze Vogel maakt. Hy merkt op dat de Puffins hun tyd van gaan en komen hebben: 't welk altoos het geval moet weezen van Vogelen, die zich bykans nooit aan Land begeeven, dan uit noodzaaklykheid om 'er te nestelen, en voorts altoos op Zee zwerven, nu na den eenen dan na den anderen oord; steeds benden van voorttrekkende kleine Visschen, of de verzamelingen van Vischkuit, waar mede zy zich voeden, volgende. Voor het overige, schoon de Waarneemingen, welke wy dus verre mededeelden, gedaan zyn in de Noordzee, blykt het nogthans, dat deeze soort van Puffin niet geheel gehegt is aan de lugtstreek onzer Noord-poole; maar gevonden wordt in alle Zeeën: want men kan deezen Puffin herkennen in den Waterscheerder (Shear water) van Jamaica, van brownGa naar voetnoot(†); als mede in de Artenna van aldrovandus: weshalven hy alle de oorden van den Oceaan even zeer schynt te bezoeken, en zelfs gevonden te worden in de Middellandsche Zee, tot in de Adriatische Golf, en op de Eilanden Tremiti, voorheen de Diomedes Eilanden geheeten. Alles, wat aldrovandus vermeldt, zo wegens de gedaante als de natuurlyke eigenschappen | |
[pagina 91]
| |
van zyne Artenna, past op den Puffin dien wy thans beschryvenGa naar voetnoot(*). Hy verzekert, dat het geschreeuw deezer Vogelen een zo zeer overeenkomend geluid heeft met het huilen van een eerstgebooren Kind, dat de Menschen daarin misnomen wordenGa naar voetnoot(†); eindlyk gelooft hy daarin te herkennen de Vogelen van DiomedesGa naar voetnoot(‡), in de oudheid beroemd door eene treffende Fabel: het waren de Grieken, die, met hun dapper Opperhoofd, door den haat der Goden vervolgd, op deeze Eilanden zich herschaapen vonden in Vogelen, die, nog iets menschlyks, en een geheugenis huns ouden Vaderlands, overgehouden hebbende, na den oever kwamen, wanneer de Grieken zich daar ontscheepten, en, door klaagende toonen aan te heffen, hun leed scheenen te willen uitdrukken. Deeze Fabelleer, welker vercierselen al te zeer gewraakt zyn door koele geesten, doch die voor gevoelige harten zo veel bevalligs en leevens in de natuur verspreidt, schynt, in de daad, gegrond op een stuk der Natuurlyke Historie, en uitgedagt om rede te geeven van den klaagtoon, dien deeze Vogels doen hooren. De ligt gryze Puffin van het Eiland Saint Kilda. Deeze Puffin, op het Eiland Saint Kilda, onder den naam van Fulmar, bekend, dunkt ons dat moet gehouden | |
[pagina 92]
| |
worden voor eene soort zeer na grenzende aan de even beschreevene Puffin; alleen daarin onderscheiden, dat de Fulmar ligt grys is boven op 't lyf, daar de andere een donker graauwe kleur heeft. ‘De Fulmar, leert ons Dr. martin, voedt zich op den rug zittende van leevende Walvisschen: zyn spoor dient hem om zich vast te houden, en als te ankeren, op die glibbergladde huid; zonder dit behulp zou hy gevaar loopen om 'er van afgesmeeten te worden door den wind, altoos geweldig in deeze stormagtige streekenGa naar voetnoot(*).’ Elders merkt hy op, ‘dat, wanneer men een jongen Fulmar in 't nest wil grypen, of zelfs maar aanraaken, deeze terstond een menigte Olie uit den bek spuwt in 't aangezigt van deezen aanranderGa naar voetnoot(†).’ De Bruine Puffin. Deeze Vogel wordt door edwards beschreeven onder den naam van the great black Peteril, of de groote zwarte OnweersvogelGa naar voetnoot(‡). Hy merkt nogthans op, dat de eenpaarige kleur van zyne Pluimadie meer een zwartagtig bruin dan volstrekt zwart is. In grootte vergelykt hy deezen Vogel by een Raave, en beschryft het maakzel van den Bek zeer wel, als het kenmerk draagende van de Puffins, onder welke hy hem ook rangschikt. ‘De Neusgaten, schryft hy, schynen verlengd te weezen in twee vereenigde kookers, die voortkomen uit het voorste gedeelte van den Kop, en zich omtrent tot op een derde gedeelte van de langte des Beks uitstrekken: de einden van welken Bek beiden benedenwaards haakswyze omgekromd zyn: ze gelyken twee daar aan toegevoegde stukken.’ Edwards geeft deeze Vogelsoort op als natuurlyk eigen aan de Zeeën omstreeks de Kaap der Goede Hoope; doch dit is eene enkele gissing, die misschien geen genoegzaamen grond heeft. |
|