Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensbyzonderheden van Lord Mansfield.(Uit het Engelsch.)
(Vervolg en Slot van bl. 30.)
Het staat ons egter niet vry te verheelen, dat, als een Verklaarder van de Wet, de Beslissingen van Lord mansfield, zomtyds, onderhevig waren aan berispende aanmerkingen. Zyn oordeel, ter begunstiging van de Wetgeevende Magt over vermeesterde Landen, als alleen der Kroone toekomende, is scherp betwist in een doorwrogt Werk van eene meesterlyke hand, waarin de Schryver de Regterlyke Welspreekenheid van zyne Lord- | |
[pagina 62]
| |
schap niet onberispt laat.Ga naar voetnoot(*). In eene Zamenspraak tusschen een Franschman en een Engelschman voert by den eersten in, zyne verwondering te kennen geevende ‘over de stellige en alles afdoende wyze, waar op Lord mansfield de Magt, om Wetten voor veroverde Landen te maaken, aan de Kroon toekentGa naar voetnoot(†).’ De Engelschman erkent de regtmaatigheid deezer aanmerkinge, en voegt 'er nevens: ‘Daar heerscht eene zonderlinge maat van stelligheid in zyns Lordschaps verzekeringen, welke zeer slegt voegt aan de zwakheid der Bewysreden door hem bygebragt. Maar dat stellig beweeren komt overeen met zyne bestendige gewoonte van spreeken, en mag misschien aangemerkt worden als een der inmengzels van de Welfpreekenheid hem eigen, en heeft zeker het uitwerkzel, dat het, voor een poos, verblindt, en de Toehoorders doet berusten in de waarheid der voorstellen, welke hy, met zo veel aanmaatigings, beweert.’ Men heeft, daarbenevens, gedagt, dat de Leer van Lord mansfield, ten aanziene van de magt der Juries, dat zy alleen Oordeelaars van het Geval, niet van de Wet, zyn, strekt om dat sterk Bolwerk der Britsche Vryheid te verzwakken. Nogthans hebben men te bedenken, dat, toen Mr. fox's Libel Bill, welke dit gewigtig punt ten voor- | |
[pagina 63]
| |
deele van den Onderdaan beweerde, in het Huis der Pairs werd ingebragt, het gevoelen der Regteren eenpaarig aanliep tegen de Leer in de Bill voorgestaan, en dat wylen de Graaf camden de éénige Lord was, die dezelve ondersteunde. - Desgelyks mogen wy herdenken aan den woeligen tyd, toen Mr. wilkes de Volksparty zo zeer op zyne zyde hadt, wanneer het Schriften tegen zyn Lordschap regende, waarin hy werd afgeschetst als een grooter Vriend van de Kroonsvoorregten dan van de Regten des Volks. Dan hier tegen over staat het gevoelen van den grooten en eerlyken george Lord lyttleton, die beweert, dat de Bekwaamheden en Braafheid van Lord mansfield geen wedergade hadden. Door dus uit te weiden over het Character van Lord mansfield als Regter, zyn wy de tydorde te buiten gegaan. Om tot dezelve weder te keeren: De slegte uitslag des Oorlogs in den Jaare MDCCLVII, toen onlangs begonnen, veroorzaakte eene verandering in het Staatsbestuur: de twisten der strydige Partyen maakten het der Kroone onmogelyk, in dat tydsgewrichte, een nieuw Staatsdienaarschap aan te stellen. Om, derhalven, eene opschorting te geeven aan het geweld der beide Partyen, liet Lord mansfield zich overhaalen, om de post van Canselier van de Exchequer op zich te neemen, op den negenden van April, en hy bekleedde dezelve tot den tweeden van July deszelfden Jaars. In dien tusschentyd bragt hy zeer gelukkig slaagende, eene Zamenstemming voort, welke, in 't gevolg, eene reeks gebeurtenissen deedt gebooren worden, welke Groot-Brittanje tot eene hoogte van Magt en Voorspoed opvoerde, welke het nimmer beklommen hadt. In 't zelfde Jaar werd hem het Ampt van Canselier opgedraagen; doch hy weigerde het te aanvaardenGa naar voetnoot(*). Met den Jaare MDCCLXXVI werd hy Graaf van mansfield, in het Landschap Nottingham; zullende het Graafschap overgaan op louisa, Markgravinne van Stormont, en op haare manlyke Erfgenaamen, by haaren Egtgenoot david, Markgraaf van Stormont. De zwakheden des ouderdoms noodzaakten hem, eindelyk, voor verscheide maanden afweezig te blyven van 's Konings Regtbank, | |
[pagina 64]
| |
en op den derden van Juny MDCCLXXXVIII lag hy de Bediening van Lord-Opperregter van Engeland neder, naa dit Ampt één en dertig jaaren en zeven maanden bekleed te hebben. Kort daarop ontving hy een Brief, getekend door den Raad van 's Konings Regtbank, getuigenis draagende van deszelfs leedweezen over dien afstand, en het hoog gevoelen wegens zyne bekwaamheden. - In den Jaare MDCCXCII, werd hy door een nieuw Patent verheven tot Graaf van mansfield, in Middlesex, met overerving op zyn Neef david, Markgraaf van Stormont, boven gemeld. Van den tyd des nederleggens zyns Ampts, namen 's Lordschaps Lichaamsvermogens hand over hand af; zyne Zielsvermogens bleeven, bykans tot het laatste zyns leevens, onverminderd. Van de woelige tooneelen der Wereld verwyderd, nam hy egter deel in wat 'er op gebeurde, en liet zich bovenal gelegen liggen aan 't geen in Frankryk omging, en den Oorlog thans gereezen: hoogst wraakte hy den dood, lodewyk den XVI aangedaan. Op den twee en twintigsten van Maart des Jaars MDCCXCIII overleed hy op zyn Landgoed te Ken Wood, by Hampstead, in het negen en tachtigste jaar zyns ouderdoms. Omtrent eene week vóór zynen dood verviel hy in eene zagte Bezefloosheid. Even, eer dit hem overkwam, raadpleegde Lord stormont hem over een Regtszaak, toen in 't Huis der Lords hangende, en hy merkte op, dat Lord mansfield's denkbeelden nog helder waren, en zyn geheugenis vast was. Herhaalde keeren had hy belast, dat men geene middelen, welke ook, zou aanwenden, om hem, als hy in een staat van bezefloosheid viele, daar uit te doen bekomen, enkel om een elendig bestaan te rekken. By zynen dood ging de tytel van Graaf van mansfield, in Middlesex, over op Lord stormont, en Mevrouw stormont werd Gravinne van mansfield, in Nottingham; en indien de Gravinne stierf vóór haaren Egtgenoot, moest haar oudste Zoon ook Graaf van mansfield worden, uit kragte van eene vroegere verheffing, en den voorrang van zyn Vader hebben. De nu laatst overleedene Graaf werd, volgens zyne uitdruklyke begeerte, zonder statie begraaven in de Westminster-Abtdy, op den acht-en-twintigsten van Maart, in dezelfde Grafkelder waar zyne Egtgenoote begraaven lag, die in April des Jaars MDCCLXXXIV stierf. Zyn | |
[pagina 65]
| |
Landgoed te Ken Wood, en zyne Naalaatenschap, op 300,000 Ponden Sterling begroot, hadt hy, by Uitersten Wille, aan den tegenwoordigen Graave gemaakt. Wy zullen het Leevensberigt van deezen Staatsman besluiten met eene niet onbelangryke vergelyking tusschen de Welspreekenheid van Lord mansfield en die des Graaven van chatham, door Dr. newton, in leeven Bisschop van Bristol. ‘Ik hield altoos, schryft hy, Lord mansfield voor den besten en bekwaamsten Spreeker, dien ik immer in het Parlement hoorde. Lord chatham was, in de daad, een groot vernuft, en bezat ongemeen groote vermogens, eene vaardige bevatting, eene vlotvloeijende uitspraak, eene rykheid van taal, eene welluidende stem, een veelbeduidenden opslag van het oog, eene spreekende houding, gepaard met een gezagvoerend voorkomen; met één woord, hy was een zo groot Acteur als Redenaar. 't Geen verhaald wordt van den beroemden Redenaar pericles, dat hy blixemde en donderde in zyne voordragt, en Griekenland verbaasde, was in zeker opzigt op hem toepasselyk; en geduurende den tyd van zyn voorspoedig Staatsbewind, bezat hy den volstrektsten en onbepaaldsten invloed, welken misschien immer eenig Staatslid had in het Huis der Gemeente. Met alle deeze uitsteekende begaafdheden was hy niet zonder gebreken. Zyne taal was zomtyds al te zinnebeeldig en opgeschikt; zyne aanspraaken hingen zelden wel aan een, maar waren menigvoud vol uitweidingen, en sprongen van het een op het ander, zo dat men, schoon hier en daar getroffen door een edel denkbeeld en gelukkige uitdrukking, zich het geheel verband niet wel kon herinneren, of 'er een geregeld verslag van geeven. Met eene gemaakte zedigheid, was hy gereed, om al te veel zelfsvertrouwen, en overheerschends, te betoonen in het twistredenen; zomtyds verviel hy tot de laagheid van persoonlyke aanvallen; hy wilde eerst spreeken, om dus te kragtiger voor in te neemen; desgelyks wilde hy het laatste woord hebben, en, gelyk of ongelyk krygende, behieldt hy steeds, om zyne eigene uitdrukking te bezigen, een onbeteuterd gelaad. Hy sprak meer tot de driften dan tot het verstand, meer tot die beneden de balie stonden, en boven den Throon, dan tot de Leden van het Huis zelve; en, wanneer dat | |
[pagina 66]
| |
gedeelte der Toehoorderen niet tegenwoordig was, viel hy, en verloor veel van zyn gewigt en gezag. Lord mansfield bezat gelukkig meest alle dezelfde volmaaktheden, met weinige van dezelfde gebreken en misslagen. Zyne taal was natuurlyker en gemaklyker; zyne aanspraaken bestonden meer in eene aaneenschakeling van redenen, zomtyds met gepaste afdeelingen, zo dat men hem gereedlyk kon nagaan, en alles klaar van het begin tot het einde bevatten. Het geen hy sprak, en de wyze waarop hy het voordroeg, was zediger, min aanmaatigend en gezagvoerend. Nimmer vernederde hy zich tot persoonlyke uitvaaringen, en versmaadde zelfs te antwoorden op aanmerkingen, die hem in persoon betroffen; in alles bewaarde hy zyne eigene deftigheid, en die van het Huis der Pairs. Hy vervoegde zich meer tot het verstand dan tot de driften; nimmer zogt hy de Volkstoejuiching zo zeer als de Goedkeuring der verstandigsten en besten; hy begeerde niet u by bestorming of verrassing te overweldigen; maar zogt alleen door kragt van reden en bewys te overtuigen. Hy bezat altoos een onmiddelyk inzigt in de verdiensten van elke zaak of verschilstuk hem voorgesteld; en, zelve dit klaar bevattende, kon hy het aan anderen ook duidelyk voordraagen. Overreeding vloeide van zyne lippen; alle onbevooroordeelden lieten zich door hem overhaalen; en, veele jaaren lang, hadt het Huis der Pairs meer ontzags voor hem, dan voor iemand, wie het ook mogt weezen.’ |
|