Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Berigt van de Nicobarsche eilanden en derzelver inwoonderen.
| |
[pagina 59]
| |
steeken vry verre buiten den Mond; nimmer korten zy hunne Nagels; doch zy scheeren de Wenkbrauwen af. Een lang eng kleed, gemaakt van Boombast, om den middel geslaagen, en tusschen de beenen doorgaande, waar van zy den eenen slip agterwaards laaten hangenGa naar voetnoot(*), is al hun kleeding. De Vrouwen hebben dezelfde Koperkleur als de Mannen, en zyn klein van gestalte: een stuk doek, gemaakt van de draaden van den bast der Kokosnootenboomen, om den middel vastgemaakt, en tot halfweg de dyën reikende, maakt al het dekzel der Vrouwen uit. De Nicobarsche Eilanders, egter, van beide de Seken, zyn zeer op kleederen gesteld: en, wanneer de Mannen zich in de tegenwoordigheid van Vreemdelingen zullen vertoonen, zetten zy hoeden op, en trekken cude kleederen aan, die zy van de Europeaanen gekreegen hebben; doch onder elkander gaan zy meest naakt. Zy woonen in Hutten, gemaakt van Kokosnootenbladen, onderschraagd door Bamboos, langwerpig rond van gedaante, tusschen de vyf en zes voeten hoog boven den grond: men klimt 'er in met een ladder; de vloer is gedeeltlyk van planken, gedeeltlyk van gespleeten bamboos. Tegen over den ingang, in het verste gedeelte van de | |
[pagina 60]
| |
Hut, is de vuurplaats, waar zy hunne spyzen bereiden, zes of acht menschen woonen doorgaans in eene Hut, en een aantal bekkeneelen van wilde Zwynen maakt het grootste gedeelte van den opschik uit. De bezigheid der Mannen bestaat in het bouwen en herstellen hunner Wooningen, 't welk hun 's jaarlyks bezigheid voor zes maanden ten minsten verschaft; voorts visschen zy, en handelen met nabuurige Eilanden. - De Vrouwen houden zich onledig met het gereedmaaken der spyzen, en het bearbeiden van den grond; zy roeijen ook de Canoes, als hunne Mannen uitgaan. Volgens verkiezing treeden zy in 't Huwelyk; en, indien de Man niet te vrede is over het gedrag zyner Vrouwe, 't zy wegens haare agtloosheid in het bezorgen van het Huishouden, 't zy wegens Onvrugtbaarheid, of zelfs uit hoofde van eenig opgevat mishaagen aan zyn kant, heeft hy vryheid zich van haar te ontslaan, en elk hunner neemt weder een ander, even of 'er geene voorgaande verbintenis had plaats gegreepen. Overspel wordt voor allerschandelykst en onteerendst gehouden; inzonderheid wanneer de Persoonen niet van dezelfde Cast zyn: indien het pleegen daarvan beweezen is, wordt de Vrouw niet alleen als eerloos verstooten, maar zomtyds met den dood gestraft; schoon, door de tusschenkomst van een gering teken, in 't openbaar gegeeven, in niets meer bestaande dan het opheffen van een Blad Tabak, het wederkeerig leenen hunner Wyven van dezelfde Cast, onder deeze Eilanders, zeer gemeen is. Eene zonderlinge omstandigheid is de geringe vrugtbaarheid der Nicobarsche Vrouwen. Een haarer, die drie Kinderen ter wereld brengt, wordt voor zeer vrugtbaar gehouden. De Bewoonders der Nicobarsche Eilanden zyn dermaate overtuigd van de schaarschheid hunner voortteeling en het afneemen der Volkrykheid, dat zy Vreemdelingen aanlokken om by hun te komen woonen, door het aanbieden van landen en plantadien. Zy zyn by uitstek traag en onkundig; alle hunne Zeden en Gewoonten draagen kenmerken van deeze hoedanigheden. De eenige Viervoetige Dieren op deeze Eilanden zyn Zwynen en Honden. Het is zeer opmerkelyk, dat, schoon de Bosschen van de nabyliggende Car Nicobars een overvloed van Aapen hebben, deeze Dieren daar niet gevonden worden: ja, 't geen meer is, dat de Aa- | |
[pagina 61]
| |
pen, die men herhaalde keeren derwaards overgevoerd heeft, 'er niet voortteelden, en welhaast stierven. Wat de Mellori, of Nicobarsche Broodvrugt, betreft, by de Inboorelingen Larum geheeten, deeze is eene soort van Palmboom, met een stam tusschen de dertig en vyfen-dertig voeten hoog, van tien duimen tot twee voeten in den omtrek, met wortelen boven den grond komende, en zich ter hoogte van acht of tien voeten in den stam inzettende. De bladeren groeijen aan den top, en hebben de schikking van een kelk; uit derzelver midden komt de Vrugt voort, die, bykans ryp zynde, vergaderd wordt, en tusschen de 30 en 40 Ponden weegt. Dezelve bestaat uit eene menigte van bessen, bebbende een mergagtig en een houtagtig gedeelte; in het laatste zyn twee zaaden, als Amandelen, beslooten. De Vrugt wordt bereid door langzaam kooken, dit doet het mergagtig gedeelte zagt en wryfbaar worden, wanneer men 't zelve uitperst, en van de vezelen zuivert. Het is dan bleek geel van kleur, en heeft in 't oog en voor den smaak zeer veel van het Meel van Zea MaysGa naar voetnoot(*). |
|