Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Gewigtige bedenkingen, over zommige veron derstelde uitwerkzelen des Christlyken Godsdiensts.(Overgenomen uit paley's View of the Evidences of Christianity.)
Dat een Godsdienst, die, onder welk eene gedaante ook geleeraard, spreekt van de eindelyke Belooning der Deugd, en de Straffe welke eens der Ondeugd t'huis komt, - dat een Godsdienst, dien het wysste en beschaafdste gedeelte des Menschdoms voor goed en recht keurt, van zommigen niet geloofd worde, is zeer mogelyk; maar dat die eigenste Godsdienst, zo verre als men denzelven omhelst, geen goed zou voortbrengen, maar veeleer een kwaad uitwerkzel hebben op het algemeen geluk, is eene Stelling die eene groote baarblyklykheid noodig heeft om dezelve gelooflyk te maaken. Nogthans zyn 'er niet weinigen gevonden, die deeze Wonderspreuk verdedigden, en heeft men zich, niet veel betrouwen, beroepen op de Geschiedenis en de Ondervinding, als daar voor borg staande. In de gevolgen, nogthans, welke deeze Schryvers trekken uit het geen zy Ondervinding noemen, kan men myns oordeels, twee bronnen van misslag ontdekken. - De eerste is, dat zy den Invloed van den Godsdienst ter verkeerde plaatze zoeken. - De andere, dat zy den Christlyken Godsdienst gevolgen ten laste leggen, waar voor dezelve niet verantwoordlyk is. Men hebbe den Invloed van den Godsdienst niet te zoeken in de Raadzaalen der Vorsten, in de twisten en besluiten der Volksvergaderingen, in het gedrag der Staatsbestuuren ten opzigte van de Onderzaaten, of der Staaten en Souveramen jegens elkander, in 't geen Overwinnaars doen aan 't hoofd hunner Legermagten, of by de t'huis zynde Partyen in den lande, die elkander de Magt betwisten, (Bedryven nogthans, die het meest de | |
[pagina 42]
| |
aandagt trekken, en de bladeren der Geschiedboeken vullen;) maar men moet dien Invloed bemerken, indien zy te bemerken valle, in den stillen loop des byzonderen en huislyken Leevens. - Ja zelfs daar kan die Invloed niet zeer bloot liggen voor den Waarneemer. Indien dezelve in zekere maate persoonlyke ongebondenheid beteugelt; indien dezelve eene algemeene braafheid in het bedryf te wege brengt; indien dezelve zagte en menschlievende Zeden by den grooten hoop der Maatschappye veroorzaakt, en by zommige gelegenheden het betoon van arbeid en geld kostende weldaadigheid by eenige weinigen, zyn dit alle de uitwerkzels, die zichzelve der uitwendige kennisneeming aanbieden. Het Koningryk der Hemelen mag in dien zin gezegd worden binnen in ons te weezen. Dat geen, 't welk het Weezen van den Godsdienst uitmaakt, de hoop en de vertroosting welke dezelve schenkt, de mengeling daarvan met onze overleggingen te aller uure, de eerbiedigheid des harten, het zelfsbestuur over onze neigingen, en de gestadige geneigdheid om den Wil van god te doen, zyn alle noodwendig onzigtbaar. Van deeze nogthans hangt de Deugd en het Geluk van Millioenen af. Deeze oorzaak brengt te wege, dat de Vermeldingen der Geschiedenis, ten aanziene van den Godsdienst, onvolkomen en bedrieglyk zyn, in eene grootere maate dan ten opzigte van eenig ander onderwerp. De Godsdienst werkt meest op de zodanigen van welken de Geschiedenis het minst weet; op Vaders en Moeders in den kring huns Huisgezins, op Dienstknegten en Dienstmaagden, op den geregeld handelenden Koopman, den stillen Burger, den Handwerker en den Landman. - Onder de zodanigen kan de Invloed zamengenomen van eene onschatbaare waarde weezen; terwyl, ten zelfden tyde, de uitwerkzels weinig te beduiden hebben by dezulken, die op het tooneel der wereld eene eerste rol speelen. Zy mogen 'er niets van weeten; zy mogen 'er niets van gelooven; zy mogen gedreeven worden door beweegredenen van een geweldiger natuur, dan die de Godsdienst kan verwekken. Men kan het, derhalven, niet vreemd vinden, dat de Invloed van den Godsdienst de kennisneeming der openbaare Geschiedenis ontvliede, en waarlyk, wat is de openbaare Geschiedenis veel anders dan een Register van de gelukkige slaagingen en de teleurstellingen, van de ondeug- | |
[pagina 43]
| |
den, de dwaasheden en de geschillen, der zodanigen, die elkanders Magt en Gezag betwisten? Ik wil hier nog byvoegen, dat veel van den Invloed des Godsdiensts gevoeld kan worden in tyden van algemeenen rampspoed; en weinig in dagen van welvaard en gerustheid. Dit vermeerdert desgelyks de onzekerheid van eenige begrippen, welke wy uit Geschiedkundige voordragt ontleenen. De Invloed van den Christlyken Godsdienst is niet af te meeten by de uitwerkzels, welke de Geschiedenis optekent. Wy beweeren niet, dat dezelve zulk een noodwendig en onwederstandelyk vermogen hebbe over de zaaken der Volken, dat zulks de kragt van andere oorzaaken overtreft. De Christlyke Godsdienst werkt ook op openbaare Gebruiken en Instellingen, door eene werking die uit de tweede hand en niet rechtstreeks mag heeten. Het Christendom is geen Burgerlyk Wetboek. Het kan alleen den Invloed op openbaare Instellingen uitstrekken door op byzondere Characters te werken. Nu kan de Invloed op byzondere Characters sterk zyn, terwyl nogthans verscheide openbaare Instellingen en Gebruiken, met de beginzelen van dien Godsdienst strydig, blyven stand houden. Om van deeze ontslaagen te worden, moet het regeerend deel der Maatschappye werken, en gezamenlyk werken. Doch het kan lang aanloopen, eer de Persoonen, die dit lichaam uitmaaken, genoegzaam getroffen zyn door het Christlyk Character, om zich te vereenigen tot het verbannen van zulke Bedryven, waaraan zy met de overige Leden der Maatschappye gewoon waren geworden, door hebbelykheid en belang, welk den Mensch aan alles doet gewennen. Niettemin zyn de Uitwerkzels des Christendoms, zelfs uit dit oogpunt beschouwd, van aanbelang geweest. Deeze heeft het beleid in 't voeren des Oorlogs, en de behandeling der Gevangenen, verzagt; het Bestuur van Despotike Staatsbestuuren geleenigd; de Veelwyvery afgeschaft; de lichtvaardige Echtscheidingen bedwongen; aan het ter Vondeling liggen der Zuigelingen, en het dooden der Slaaven, een einde gemaakt; de stryden der ZwaardschermerenGa naar voetnoot(*), als mede de Onkuisheden by veele zo- | |
[pagina 44]
| |
genaamde Godsdienstplegtigheden, doen ophouden; Onnatuurlyke zonden, zo niet verbannen, althans het dulden van dezelve geweerd. Ja het Christendom heeft den staat van het arbeidend deel des Menschdoms, dat is te zeggen van den grooten hoop in alle Maatschappyen, verbeterd, door hun weeklyks een rustdag te verschaffen. In alle Landen, waar de Christlyke Godsdienst gevestigd is, zyn daaruit ontelbaare stichtingen voortgesprooten, tot verlichting van den druk der Zieken en der Armen, en in zommige eene geregelde en algemeene bezorging door de Wet bepaald. Dezelve heeft gezegepraald over de Slaaverny in het Romeinsche Ryk vastgesteld; dezelve strydt nog tegen, en ik vertrouw dat dezelve ten eenigen dage zal zegevieren over, de nog erger Slaaverny in de West-Indiën. Een Christen Schryver, zo vroeg als de Tweede Eeuwe, draagt getuigenis van den gelukkigen wederstand dien het Christendom boodt aan snoode en ongebondene Gebruiken, schoon dezelve door de Wet en Volksgewoonte heerschten. ‘Noch in Parthia geeven de Christenen, schoon Parthers, zich aan de Veelwyvery over; noch in Persie, schoon Persiaanen, trouwen zy hunne eigene Dogters; noch onder de Bactri, of Gallen, schenden zy de heiligheid des Huwelyks; noch, waar zy ook gevonden worden, laaten zy zich overheerschen door kwalyk ingerigte Wetten en slegte ZedenGa naar voetnoot(*).’ Socrates rooide den Afgodendienst der Athenienseren niet uit, of bragt de minste omwenteling in de Zeden zyn Lands te wege. Maar het bewys, waar toe ik wederkeer, is, dat de weldaadige Invloed van den Godsdienst, voornaamlyk gevoeld wordende in het duister der byzondere Burgerstanden, noodwendig de opmerking der Geschiedenis ontvlugt. Zints de eerste algemeene bekendwording des Christendoms, tot den tegenwoordigen dag, werden in alle Eeuwen veele Millioenen van Menschen gevonden, wier Naamen men nimmer hoorde vermelden, daar door niet alleen beter gemaakt in hun gedrag, maar ook in hunne ge- | |
[pagina 45]
| |
aartheid; en gelukkiger, niet zo zeer in hunne uitwendige omstandigheden, als wel in hun binnenste, in dat, 't welk alleen den naam van Geluk verdient, de Weltevredenheid met zichzelven en de troostvolle gevoelens daar uit herkomstig. De Christlyke Godsdienst is van den beginne af de bron geweest van Geluk en Deugd voor Millioenen en Millioenen des Menschlyken Geslachts. Wie is 'er die niet zou wenschen dat zyn Zoon een Christen was? Het Christendom heeft desgelyks, in elk Land waar hetzelve beleden wordt, een zeer merkbaaren, schoon geen volkomen, invloed gehad op het algemeen oordeel over de Zeden; en dit is eene zaak van vry veel gewigts. Want zonder de verbetering, welke het algemeen gevoelen nu en dan ontvangt, kan geen mensch voorspellen, tot welke buitenspoorigheden het kan afzwerven. Moord en Doodslag mogt dan zo loflyk gerekend worden als het Tweegevegt; Onnatuurlyke zonden mogten dan zo afkoopbaar voorkomen als Hoerery. Langs deezen weg is het mogelyk, dat veelen van Misdryf te rug en tot een geregeld leeven gehouden worden door het Christendom, die zelve geen Christenen zyn. Zy laaten zich leiden door de Geregeldheid welke die Godsdienst aan het algemeen gevoelen geeft. Hun Geweeten moge hun waarlyk hun Pligt voor- en zy mogen deeze inboezemingen toeschryven aan een Zedelyk gevoel, of de aangeboorene bekwaamheld des menschlyken Verstands, daar zy, in de daad, niet anders zyn, dan het heerschend gevoelen, by terugkaatzing werkende op hunne gemoederen; een gevoelen, in eene zeer groote maate gewyzigd door de Lessen des Christendoms. ‘Vast gaat het,’ om de woorden van Dr. clarke te gebruiken, ‘en dit betekent zeer veel, dat de Christenheid in 't algemeen, zelfs onder het geringste en onkundigste volk, rechtschapener en waardiger denkbeelden heeft van god, juister en beter begrippen wegens zyne Eigenschappen en Volmaaktheden, een dieper bezef van het onderscheid tusschen Goed en Kwaad, een meerder agtgeeving op Zedelyke verpligtingen, en op de zo eenvoudige als noodzaaklykste Pligten des Leevens, en een vaster en algemeener verwagting eens Toekomenden Staats van Belooningen en Straffen, dan men ooit in eenig Heidensch Land onder een aanmerkelyk aantal Menschen aantrof.’ | |
[pagina 46]
| |
Met dit alles moet de waardy des Christendoms niet berekend worden naar de Tydlyke uitwerkzelen, welke 't zelve te wege brengt. Het voorwerp der Openbaaring is Invloed te hebben op 's Menschen gedrag in dit Leeven; doch 't geen in Gelukzaligheid gewonnen wordt door dien Invloed kan men alleen schatten door het geheel van 't Menschlyk Bestaan in overweeging te neemen. In dit opzigt kan de Christenheid groote gevolgen hebben, welke tot dezelve als eene Openbaaring niet behooren. De Uitwerkzels van de Zending, den Dood, van de tegenwoordige en toekomende werkzaamheid, van christus op de Zaligheid der Menschen, kunnen algemeen weezen, schoon die Openbaaring niet algemeen bekend is. Ten anderen beweer ik, dat de Christlyke Godsdienst bezwaard wordt met veele gevolgen, voor welke dezelve niet heeft te verantwoorden. Ik geloof, dat Godsdienstige Beweegredenen niet meer te maaken gehad hebben, in de formeering van negen tiende van de Onverdraagzaame en Vervolging berokkenende Wetten, welke in verscheide Landen, ten aanziene van den Godsdienst, vastgesteld zyn, dan zy in Engeland te schaffen hadden met het opstellen der Wetten omtrent het Spel. - Deeze maatregels, schoon dezelve den Christlyken Godsdienst tot hun onderwerp hebben, kunnen gebragt worden tot een beginzel, 'r welk het Christendom zeker niet vaststelde, (en 't welk het Christendom niet algemeen kon wraaken, om dat het niet altoos slegt is;) welk beginzel geen ander is dan dit, dat zy, die zich in 't bezit van Magt bevinden, alles doen wat zy kunnen om die te behouden. De Christenheid is niet verantwoordlyk voor eenig gedeelte des kwaads, 't welk de Vervolging der Wereld aangebragt heeft, dan in zo verre het veroorzaakt werd door hun, die Geweetenshalve zich als Vervolgers aanstelden. Deeze nu zyn misschien nooit talryk of magtig geweest. En kan men zelfs hun misslag, als men rechtmaatig oordeelt, der Christenheid niet wyten. Zy zyn misleid geworden door een dwaaling, die eigenlyk niet tot het Christendom, of tot den Godsdienst, behoort; maar door eene dwaaling in hunne zedelyke Wysbegeerte. Zy gingen naar het byzonder gevolg te werk, zonder te letten op het algemeen gevolg. Geloovende, dat zekere Geloofsleerf ukken, of eene zekere wyze van Eerdienst, hooglyk bevorderlyk, of misschien weezenlyk noodig, ter Zaligheid waren, oordeelden zy zich verpligt, om allen, | |
[pagina 47]
| |
door allerlei middelen, welke zy konden te werkstellen, daar toe te brengen. Dit dagten zy, zonder te overweegen wat het gevolg zou weezen van zulk een besluit, als het by de Menschen ten algemeenen regel des gedrags genomen werd. Vondt men in het Nieuwe Testament, gelyk in den Koran, Voorschriften, die den Dwang, in de Voortplanting van den Godsdienst, wettigden, en het gebruik van Geweld tegen de Ongeloovigen, het geval zou geheel anders weezen. Men zou dan die onderscheiding niet hebben kunnen maaken, of deeze verdediging aanvoeren. Ik ben geen voorspraak van de Vervolging in eenige soort, of in eenige maate; maar ik denk, dat de verwoestingen, daar door te wege gebragt, breed zyn uitgemeeten. De Slaavenhandel vernielt meer Menschen in één jaar, dan de Inquisitie in honderd jaaren, of misschien dan dezelve, naa dat ze ingesteld is, gedaan heeft. Indien men hier op tegenwerpt, dat de Christlyke Godsdienst ten laste mag gelegd worden alle kwaad, waartoe dezelve gelegenheid gegeeven heeft, schoon dezelve niet ten beweegmiddel strekte; zo dient ten antwoord, dat, wanneer botgevierde slegte driften daar zyn, het in de wereld nooit aan gelegenheden zal ontbreeken. De beschadigende hoofdstoffe zal altoos een Geleider vinden, en een Punt waar de Ontlasting plaats grypt. Bewaarde de toegejuichte Inschiklykheid van de Heidensche Godgeleerdheid den Vrede van de Romeinsche Wereld? Voorkwam dezelve verdrukkingen, verbanningen, doodslagen, verwoestingen? Was het Bygeloof 't geen alexander na het Oosten dreef, of caesar in Gaulen bragt? Zyn de Volken der Aarde, tot welken het Christendom niet is doorgedrongen, of van onder welken men 't zelve verbannen heeft, van twisten ontheven? Zyn de twisten daar min verwoestend, min bloeddorstig? Is het aan den Christlyken Godsdienst te wyten, of aan 't gebrek daar van, dat de schoonste Ryken in het Oosten, de Landen tusschen de vier Zeeën, het Schiereiland van Griekenland, met een groot gedeelte van de kust aan de Middellandsche Zee, tot op deezen dag, eene woestyn zyn? Dat de oevers van den Nyl, wier steeds vernieuwde vrugtbaarheid door verwaarloozing niet verzwakt, of door de vernielingen des Oorlogs verwoest worden, alleen dienen tot een tooneel van eene woeste regeeringloosheid, of het voeden van onophoudelyke vyandlykheden? - Europa zelfs heeft, eenige eeuwen lang, geene Godsdienst - oorlogen gekend, en is | |
[pagina 48]
| |
naauwlyks ooit geheel zonder oorlog geweest. Moeten de rampen, welke 't zelve tegenwoordig drukken, toegeschreeven worden aan het Christendom? Is Paolen gevallen door een Christen-Krygstocht? Zyn de tooneelen, in Frankryk aangerigt, door de Vrienden of de Vyanden van onzen Godsdienst veroorzaakt? Eindelyk, indien de Oorlog, gelyk dezelve thans onder de Volken gevoerd wordt, minder elende, minder verderf, baart dan voorheen, zyn wy die verandering ten goede misschien meer aan den Christlyken Godsdienst, dan aan eenige andere oorzaak, verschuldigd. Deeze, derhalven, in betrekking tot dit onderwerp beschouwd, blykt voordeelig geweest te zyn voor de Wereld. Deeze heeft het voeren des Oorlogs (hoe veel onmenschlyke 'er nog in plaats moge hebben) menschlyker gemaakt, en opgehouden die te verwekken. Het verschil van Gevoelens, t welk, door alle eeuwen heen, onder de Christenen geheerscht heeft, valt zeer binnen de uitersten hier behandeld. Indien wy de Geestgesteltenis bezaten, welke de Christlyke Godsdienst, boven alle andere hoedanighoden, tragt in te boezemen, zouden die verschillende Begrippen weinig kwaads doen. Indien deeze Geestgesteltenis ontbreekt, zullen andere oorzaaken, zelfs wanneer die geschillen niet bestonden, steeds te voorschyn komen, om de kwaadberokkenende driften aan den gang, en in werking, te brengen. Verschillende Begrippen, als dezelve gepaard gaan met onderlinge Liefde, welker schennis de Christlyke Godsdienst verbiedt, zyn grootendeels onschadelyk, en in zommige opzigten nuttig. Zy bevorderen onderzoek, naspeuring en kennis. Zy helpen de aandagt op Godsdienstige onderwerpen gevestigd te houden, en 'er belang in te stellen, 't welk zeer ligt zou verdwynen in de bedaardheid en stilte van algemeene overeenstemming. Ik weet niet, dat het in eenige maate waar is, dat de Invloed van den Godsdienst daar het grootste is, waar de minste Dissenters, of lieden van de heerschende begrippen verschillend denkenden, gevonden worden. |
|