| |
| |
| |
Over het sentimenteele.
Un ridicule reste, & c'est ce qu'il leur faut.
piron.
Het tegenwoordig genoeg bekende Sentimenteele is eene soort van Volksziekte of verdervende Pest, die even zo veele zedelyke als lichaamlyke verwoestingen aanricht, zich even zo geheim als spoedig uitbreidt, geheele Natiën aansteekt, hun karakter misvormt, hunne kragten ontzenuwt, en hunne werkzaamheden verstikt.
Hoe ras heeft dit kwaad zich, uit het midden van Duitschland, naar het Noorden verbreidt? Niet slechts de zoonen van die dappere Ceruskers, die arminius Vaanen volgden, of het nakroost van die Leeuwen, die onder civilis het sterke Castra Vetera zo manmoedig bestormden; maar zelfs de Afstammelingen der Gothen, en Cimbren wier heldenmoed hen naar het Oosten, en in het verzengde Afrika, voerde, zyn van dat vergif aangestooken, en beginnen reeds tegen de Maan te lonken, en van gevoel te smelten. Reeds heeft men Sentimenteele Tooneelspellen op de Schouwburgen in Duitschland, en weggewertherde gekken op de Doodbaar, gezien. Reeds koopen edele lediggangers gevangen Kapelletjes, even als de Vaders Trinitarissen Slaaven, los; terwyl, by sommige groote Jongens en Meisjens, het lyden van siegwart, en de neiging van lotje, zich in volle werking vertoont. - Cetera quis nescit?
Ieder Schryver, die eenige hoop heeft om gelezen te worden, is verplicht, om het zyne, tot verdelging van deeze Pest, by te draagen. Alle zyne kragten moet hy tegen dat Monster wenden: hy moet niet moede worden in hetzelve te vervolgen, tot dat 'er geen spoor meer van te vinden is. In Duitschland heeft tode alle de pylen uit zyne Satyrische koker op deeze Syrene verschoten. Zyn Sir arthur, in het Tooneelspel de Zeeofficieren, heeft aldaar eenige uitwerking gehad; zyne Gezondheidstyding nog meer; en zyne onderhoudende Arts heeft den aanval vernieuwd. Zo het hem gelukte, om met het volgende, dat Ondier eene doodelyke steek toe te brengen, of ren minsten de wonden weder open te rukken die campe reeds gemaakt heeft, dan meent hy daar trotscher op te mogen zyn, dan wanneer hy een nieuw middel tegen de Veepest had uitgevonden. Want wat is de Veepest tegen het Sentimenteele?
Indien een Leezer mogt vraagen: ‘wat is Sentimenteel?’ dan kan men hem geluk wenschen met deeze zalige onweetenheid; met dit bewys van eene onbedorven ziel. Ter zyner
| |
| |
leeringe kan men zeggen, dat die Gevoeligheid, die thans zo sterk in de Mode is, en die men, om dezelve van het waar gevoel, en van de edele, echte, tederheid, die eene Deugd, eene gave van God, is, te onderscheiden, Sentimenteel noemt; dat deeze eene soort van wezenlyke en gemaakte krankzinnigheid is, in welke men zich opzettelyk stort, en 'er zich geheel aan overgeeft; in welke men met open oogen droomt, en zyne ziel zodanig misvormt, dat men op het laatst altyd in dien toestand moet blyven, en ook tot niets anders op deeze Waereld meer geschikt is. Welke krankzinnigheid zich, van veele haarer Zusteren, onder anderen van de Goudmaakery en Dweepery, daar door onderscheidt, dat zy zich met een ydel gevoel, en met gewaande Aandoeningen, bezig houdt. Zie daar het tegenwoordig Sentimenteele, door het welk veelen reeds hun verstand bedwelmd en verlooren hebben.
Maar welk gevoel heeft de Sentimenteele? Voelt hy, dat men die kragt en neiging, welke den Mensch tot Roem en Deugd aanzetten, hooger moet achten dan de Natuur en de Reden? Kan hy, als een don quichot, het zedelyk kwaad, waarin de Waereld als bedolven ligt, het onrecht, de vervolging, de list en het bedrog, aan welke het Menschdom is blootgesteld, niet zien en hooren zonder voor den lydenden te voelen; zonder van het hartelykst medelyden geroerd, en door den vuurigsten wensch, om zo veele kwaalen af te weeren, bezield te worden? - Neen! Deugd en Roem, Godsdienst en Braafheid, zyn minder in staat om den Sentimenteelen tot zuchten en weeklaagen over te haalen, dan ellendige Kleinigheden. De Barmhartigheid van eene oude Vrouw, de Liefde van een teemend Kind, de Grillen van een Ledigganger, de Gezichten eens Droomers, de Denkbeelden van een' Bloodaart, zyn de voornaamste Voorwerpen die zyne Ziel bezig houden, en zyn gevoel opwekken.
Een medelydend, teder en toegeevend, hart is, buiten twyffel, het edelste in de Natuur. Deelneeming in het lyden van zyn medeschepzel is juist dat geene, dat den mensch veradelt, wat hem het meest boven de Dieren verheft. Barmhartigheid is van een Hemelschen oorsprong, afstammende van den eeuwigen barmhartigen Vader. De Schepper is barmhartig, genadig, groot van goedertierenheid en trouwe. De God van Israël belooft zyn Volk nog meer liefde toe te zullen draagen, dan eene Moeder voor haar vrucht draagt.
Ook de Heidenen hebben: deeze beminnelyke eigenschap van het Opperwezen gekend, gevoeld en gepreezen. De Ellende, zegt homerus, is den Goden heilig. Het zou derhalven een hard gevoelloos, of barbaarsch, mensch moeten zyn, die niet wilde erkennen, dat het medelyden een heilige pligt der Menschen is; dat het een van hunne schoonste deugden uitmaakt; dat het hen veredelt en verhoogt; dat het de zuiverste en
| |
| |
zaligste genoegens verwekt, en den Mensch nader by den Schepper brengt, die 'er een welbehaagen in heeft.
Maar zal het Medelyden een deugd, een siersel, een bron van onschuldig vermaak, en aan het Opperwezen welbehaaglyk, zyn, dan moet het door de Reden geleid worden, en dan moet 'er nut uit ontstaan. Men moet het niet ontheiligen, door het aan onwaardige Voorwerpen te schenken. Het moet ons onze mannenmoed en mannenkragten niet ontrooven, het moet ons tot geen zwakke Vrouwen, tot geene zedelyk verminkten, of kastraaten, maaken. Het medelyden moet zich in geen stroom van klagten, in geene rymen zonder zin, in geen zenuwtrekkend sidderen en beeven, in geen kinderachtig kermen, vertoonen; neen, het moet in het aanwenden van alle onze kragten en poogingen, om den lydenden te helpen, vooräl zichtbaar zyn. - Dit laatste echter kan men by de Sentimenteelen van onzen tyd niet aantreffen; nadien Barmhartigheid en Medelyden by hen geene andere vruchten voortbrengt, dan een ydel steenen, klaagen, grynen en huilen.
Zo dra zulk een Maansmeeker zich moede gesteend, en heesch geklaagd heeft, dan gelooft hy alles gedaan te hebben, wat hy zynen lydenden medemensch schuldig was te doen. Hy vergeet en verzuimt, om voor hem te werken; zelfs veracht hy dit. En waarom? - Wel, hy heeft gevoelt, hy is in Droefheid versmolten, in Onmagt verzonken, in Traanen weggedropen, en in Zuchten en Klagten geheel vervlogen!
De arme ziel van een' Sentimenteelen is geduurig in beweeging. Nu wordt zy gespannen, even als het Laken in de Raamen. Dan draait zy zich heen en weer, gelyk een Weêrhaan. Nu eens wordt zy van smerten doorstoken, als een Speldekussen; dan weder smelt zy, als Boter in warme Zemelen. Zelfs piept zy nu en dan, gelyk een Kriekje agter een Bakkersöven. - En voor wien lyd zy zo veel? Voor verlaaten Weduwen, voor hulpeloze Weezen, voor noodlydenden en bedrukten, voor ellendigen en zieken? - Zekerlyk ook nu en dan wel eens voor die; doch, zo als wy gezegd hebben, het meeste en het liefste voor een paar elkander teder lievenden, voor Torren en Vliegen, voor Mariebloempjes en Vergeetmynietjes.
Uit duizend belachelyke voorbeelden, zal men het volgende aanvoeren, het welk de bekende zimmermann, in het Hannovers Magazyn, heeft medegedeeld, en dat hem reeds verscheidene Sentimenteele Stormloopers hebben naverteld. Een groote Paardevlieg was, by toeval, in eene Kamer gevlogen, in welke een Sentimenteel gezelschap vergaderd was. De gevoelige Vrouw van den huize gebood een' knecht, dat hy dit arme onschuldige schepzel weder in de vrye lucht zoude brengen. De knecht opende een venster; doch keerde zich aanstonds om, en zeide: dat het zonde was, dat men dit arme
| |
| |
schepzel in de lucht zoude laaten, nadien het veel te sterk regende.
Er is niets afschuwelyker, dan wreed te zyn tegen de Dieren. Ja hy, die een levenloos schepzel, in het welk de Schepper zyne almagt, wysheid en goedheid, geopenbaard heeft, gering achten en verwerpen kan, toont, dat hy zelfs een verachtelyk Schepzel is. Maar Dieren en Bloemen meer opmerkzaamheid te schenken, of hen veel hooger te schatten dan zy waardig zyn; wezenlyke pligten te verzuimen, om hen naauwkeurig gade te slaan, en van dienst te wezen; ons medelyden en genegenheid, welke de Schepper tot beter doeleinde in ons harte gelegd heeft, aan hen te verspillen; het verlies van onvernustige Schepzelen te beklaagen en te bejammeren, even of men zyne liefste Vrienden en waardigste Medeburgers verlooren had; de Dieren, die ons, of andere Schepzelen, meer verheven dan zy, beschadigen; die ons het voedzel ontsteelen, of onze gezondheid in gevaar brengen; zulke Dieren te willen verschoonen of te redden, dit alles is volkomen dwaasheid.
Het Opperwezen wil niet, dat wy ledige Aanschouwers, lofzingende Dagdieven, zullen zyn; wy behooren te arbeiden, onzen medemenschen ten nutte te zyn, den Staat te ondersteunen; tot welzyn van het geheel, het onze, zo veel mogelyk, by te draagen.
Niets kan een Man of Vrouw, die zich op het bespiegelen der Natuur hebben toegelegd, de Bloempjes op het veld beschouwen, en de lieve Vogeltjes koesteren en voeden, van nuttiger bezigheden, en het vervullen van wezenlyker pligten, ontslaan. Een tydverdryf moge het zyn, maar een hoofdwerk behoort het nimmer te worden. Dit laatste is intusschen het geval by veele Sentimenteelen, die zeker niet met titus zullen klaagen, dat zy één dag verlooren hebben, wanneer zy slechts met de herinnering, dat zy in Siegwart, of Karel van Burgheim, geleezen, of Madeliefjes en Vergeetmynietjes geplukt, of de lieve Maan een Compliment gemaakt hebben, naar bed kunnen gaan.
Even zo gaat het met de Schryvers. Hoe nuttig, hoe dierbaar, is hy niet, die verstand en gaven gebruikt, om Kundigheden te verbreiden, Waarheden te verdedigen, de schoonheid der Deugd te schilderen, de Zeden te verbeteren, en de Vooroordeelen te verdryven? Maar hoe veele van hen, die dit kunnen doen, verbeuzelen tegenwoordig hunnen tyd en moeiten niet, in het beschryven van nutteloze grillen, in het prediken van Minnekozeryën, in verwyfde weekhartigheid, verderfelyke werkloosheid, in gewaand gevoel, in Werthery en Siegwartery?
Bezit men een teder, deelneemend, hart; kan men de zoetheid smaaken, welke in Medelyden en Barmhartigheid ligt opgesloten; willen wy onze Ziel aan de edelste Aandoeningen
| |
| |
overgeeven; ô laat ons die aan geene Bloemen en Dieren verspillen! Er zyn al te veel waardiger Voorwerpen. Wy hebben lydende Medeburgers, Weduwen en Weezen, Zieken en Ellendigen, Armen en behoeftigen, in menigte. Laat ons gebreklydende en hulpelooze Menschen opzoeken, en geene Bloempjes of Kapelletjes. De Zieke, de Hongerige, is de waare Vergeetmyniet voor den wezenlyk gevoeligen mensch.
De traanen des Medelydens zyn een veel te kostbaar geschenk, dan dat men dezelve wegwerpen, dat men die aan het redenlooze Vee zoude wyden. Onzen Medemenschen alleen behooren zy. Evenwel komt hen nog iets meer toe dan traanen. Wy zyn hen niet alleen een teder beklaagen schuldig, maar bovenäl daadelyke bystand of hulp. De hand of de mond moeten wy openen, rykelyk geeven, of vrymoedig spreeken. Wy moeten niet enkel in het lyden, maar tevens in het onrecht, van onzen naasten deel neemen, wy moeten hem helpen.
Dit is zeker de zaak van den Maansmeeker niet; wanneer 'er van hulp gesproken wordt, dan is zyne gevoeligheid stom of lam. Werkzaam te zyn, nut te doen, alle poogingen aan te wenden om van dienst te wezen, te ondersteunen, te verdedigen, te redden, loopt geheel tegen den aart en het wezen van het tegenwoordig Sentimenteele aan. Deeze kan niets meerder dan zuchten, klaagen, weenen, grynen en huilen. Zy gelykt volkomen een Doedelzak. Die is ook in haare heerlykheid wanneer zy vol wind is; en wind te maaken, te klinken, te piepen, is alles wat de Sentimenteele doen kan.
Wanneer men den Sentimenteelen, over een toeval in den minnehandel van een verliefd paar, droevig hoort zuchten; over een dooden Ezel, in yorick's reizen, teder ziet treuren; over een gekwetst Uiltje ziet traanen storten; dan zou men gelooven, dat hy, die het lyden van een paar Verliefden, van een Ezel, en van een Insect, zoo sterk gevoelt, zekerlyk op het zien van een' ellendigen, die duizendmaal meer recht heeft op zyn medelyden, in onmagt zal vallen, stuiptrekkingen zal krygen, en by den dood af zal lyden; dat hy zich, wanneer hy al in het leven blyft, daadelyk zal opmaaken, en, tot redding van zynen naasten, wonderen van liefde en barmhartigheid zal uitrichten. Dit laatste geschied evenwel niet. Hy kan, door enkel medelyden, deelneeming en erbarming, niets van dien aart verrichten; want, nadien hy zyne verachtelyke Rol zo dikwyls speelt; terwyl hy gewoon is geworden, by de ellendigste kleinigheden, zo veel te voelen, dat het door merg en been heenen dringt, zo is hy eindelyk geheel verwyfd of vertederd geworden. Een geruisch in het Bosch doet zyn hart van angst reeds kloppen. Een schot doet hem beeven, en op een geschreeuw valt hy in onmagt. By de minste voorvallen siddert by; weet zich in zyne verlegenheid niet te redden; verliest alle tegenwoordigheid van geest, wanneer hy in gevaaren
| |
| |
komt; en allen moed, wanneer het Ongeluk nadert. Hy struikelt en valt, wanneer, hy als een Tooren, moest staan; hy kruipt, daar hy als een Reus moest voorttreeden; zwygt, als hy, gelyk een Man, behoorde te spreeken; en huilt, wanneer hy, als een Held, ten stryde moest trekken. By alle gelegenheden gedraagt hy zich zo weinig als man, dat men byna zoude twyffelen, of zyne kinderen de kragt der lendenen van zulk een Kastraat wel zyn.
Dit alles is een zeer natuurlyk gevolg van zyn vertederd gevoel. Mannenmoed en Mannenkragt, zo wel in ziel als lichaam, moet door oefening behouden worden; anders verliest men dezelve, even als men de Muzyk, het Dansen en andere bekwaamheden, verliest, wanneer men die niet beoefent. De vermogens der Ziel moeten, even zo wel als de leden van het lichaam, gebruikt en gehard worden. Een Vader, die zynen Zoon tot een nuttig Burger wil vormen, en zyn toekomend geluk wil verzekeren, behoort hem by tyds te gewennen, om smart te kunnen lyden, moeijelykheden te verdraagen, gevaaren te trotseeren: in één woord, om vleesch en bloed te overwinnen. Lafhartigheid, verwyfde tederheid, moet men hem als haatelyk voorstellen; laage Eigenliefde en Zelfsheid moet men door Reden en Slagen uit hem dryven: want anders zal de Jongeling de ongelukkigste, beklaaglykste en tevens de verachtelykste, mensch op de Waereld worden; die zich zelven en anderen, in plaatse van tot nut, veeleer tot last en plaage leeft. Hadden onze braave Voorvaderen hunne Zoonen niet tot deugd, vlyt en dapperheid, opgetrokken, dan zouden wy heden van zo veele groote Mannen in de Geschiedboeken niet leezen.
Maar, hoe wordt tegenwoordig de Jeugd opgevoed? Veele Ouders geeven hunne kinderen volkonien vryheid, om al vroeg Sentimenteele Werken te leezen. Straks zitten Jongelingen en Maagden, van den morgen tot den avond, met het Lyden van den jongen werther, de Kloostergeschiedenis van siegwart, Karel van Burgheim, en soortgelyke boeken, in de hand. Intusschen laaten zy nuttige Leerboeken en Naaiwerk Jiggen, om zich in de edele kunst van te gevoelen te oefenen. Het Sentimenteele is hunne bezigheid, hun lust, hunne verdienste, hunne roem.
Veele jonge Heeren kunnen geen verstandig woord, ja dikwyls naauwlyks hunne naamen, schryven; men kan hen tot niets gebruiken: maar zy hebben den jongen Werther geleezen. Zy kunnen gevoelen; zy kennen liedjes aan de Maan; zy kunnen van Gevoel en Menschenliefde praaten, en, in alle gevallen, kunnen zy zich zelven doodschieten, zo als de beminde van lotje; waarmede het Vaderland zomtyds een wezenlyken dienst gedaan wordt. De jonge Heldinnen kunnen noch naaijen, noch breijen, noch iets van het huishouden; maar zy
| |
| |
kunnen een weinig op het Klavier speelen, en een mooije Litany aan de Maan zingen; ook weeten zy op hun duimpje. hoe veel heilige kussen siegwart, van zyne mariane, in de Maaneschyn ontving.
Wat is nu het gevolg van alle deeze Dwaasheden? - Verlies van zyne gezondheid, onbekwaamheid in het vervullen der noodzaakelykste plichten, en eene ellende zo lang men leeft. Wy zullen het zedelyk kwaad, dat uit het leezen van Sentimenteele boeken voortvloeit, aanvanglyk voorstellen.
Wanneer een jong mensch, zonder genoegzaame ondervinding, deeze gevaarlyke boeken in handen krygt, dan blyft zulk een al zeer ligt in de schakels hangen. In den zorgelyken onderdom van veertien of vystien jaaren, is het hart der beide Kunnen altoos onrustig, wil telkens iets te doen hebben, het voelt eene zekere ledigheid in zich zelven, eene zekere drift of neiging, een verlangen, men weet zelfs niet recht waarnaar. Men bevindt zich zo wel, zo vergenoegd, wanneer men in gezelschap is met een jong persoon van eene andere Kunne. - Maar wie weet niet, uit eigen ondervinding, welke omwentelingen in ons hart, geduurende het vystiende jaar, kunnen voorvallen?
Verstandige Ouders weeten dit, geeven in dit zorglyk Tydperk de jonge kirrende Duisjes iets anders te doen, en draagen vooral zorg dat de Doffer het kirren niet hoort. Maar alle voorzigtigheid is te vergeefsch, wanneer de Meisjes, die het ontbreekende gevoelen, sentimenteele Historietjes in handen komen! Veertien dagen breeken dan alles af, wat veertien jaaren opgebouwd hebben. Vermaaningen en Verzoeken, Leeringen en Voorbeelden, verzinken in dat voortgolvend gevoel; en waar de Deugd voorheen haar Paradys had, komt nu een verzengde onvruchtbaare Rots voor den dag. Want wat leert het lieve Kind uit zulke Romannen? - Dat de Liefde de zaligste vreugde onder de Maan, het hoogste goed op Aarde, is; het oogmerk waar op ons geheel aanzyn doelt; de heiligste plicht, die wy te vervullen hebben; eene Wet die alle andere opweegt; een Drift aan welke wy ons, als eene onweêrstaanbaare neiging, geheel moeten overgeeven; eene soort van Godsdienst, door welken wy aan het Opperweezen behaaglyk zyn. Zy leeren daar uit, dat God en zyne Engelen hunne vreugde daar in vinden, dat een jonge Weetniet en zyn Nufje elkanderen in de Maaneschyn vryen; dat zy dezelve in hunne bescherming neemen; ja hun, op het laatst, gelyk een paar trouwe Martelaars, ten Hemel voeren, wanneer zy hier op Aarde geen Bruiloft hebben kunnen houden.
Kan een onervaaren, onnozel, Meisje zodanige Geschiedenissen wel met opmerkzaamheid leezen, zonder te denken: heden gy, morgen my; en 'er derhalven zo veel deel in teneemen, dat zy mede droomt in die Romaneske Waereld verplaatst te zyn? Moet haar niet, by elke geheime zamenkomst,
| |
| |
van welke zy leest, het hart kloppen; by elk kusje de tanden wateren? Moet zy niet, als zy het boek neerlegt, ook naar zulk een zoet lyden verlangen, en uitroepen: zulk een lotje, zulk eene emilia, zoude ik ook zyn, wanneer ik een werther, of een siegwart, vond!
'Er ontbreekt dan nog aan, dat 'er een van die gevoelige Papegaaijen by komt, die van Edele zielen, van Maaneschynen, van Gevoel, enz. weet te kakelen; dat deeze met haar de heilige spraak der liefde spreekt, haar eenige gevoelige plaatsen uit boeken voorleest, en haar eindelyk weet te overtuigen, dat hy de Man is, die de Hemel voor haar bestemd heeft. Dat zyne ziel en de haare één zyn. Dat hun Huwelyk in de Maan besloten is. Dat de Natuur hen gebied om voor elkander weg te smelten, om, in spyt van misgunstige Tyrannen van Ouderen en Voogden, elkander te beminnen; elkander in 't geheim te bezoeken, een eeuwige Seraphynsche liefde-eed te zweeren. Zy kunnen den vaderlyken zegen, erfgoed en levensonderhoud, ontbeeren, wanneer zy slechts gevoel hebben. Gevoeligheid is hun grootste rykdom; en het heerlyk gezicht van een paar trekkebekkende Duifjes is voor hen een vrolyk feest.
De eenvoudige van gevoel doordrongen Gekkin gelooft dit alles als een Euangelie, werpt zich de heilige Natuur, de heilige Liefde, in den heiligen Maaneschyn, in de armen; let niet meer op de verzoeken en waarschouwingen der Ouderen; hoort de stem der Reden, der Deugd, der Eere, of die van den Godsdienst, niet meer. Zy geeft zich geheel aan den Vriend haarer Ziele over, op welke zy zich volkomen verlaat; en wederzydsche kussen en omhelzingen bevestigen de wederzydsche beloften.
Op deeze wyze kan het schoonst, onschuldigst en beminlykst, Meisje verleid, en van alles wat haar lief en dierbaar was, beroosd worden. Het Sentimenteele is erger dan de sterke dranken; de bedwelming, die deeze veroorzaaken, kan men weer uitslaapen; maar de dronkenschap van het Sentimenteele blyft ons geduurig by, neemt toe, en klimt tot krankzinnigheid. Men onderhoud en voedt dit verteerend vuur met alle vlyt; men onttrekt zich zelven aan alle die bezigheden en middelen, die de bedwelming kunnen verdryven; men zoekt de Eenzaamheid, en ontsteelt zich zelve den Slaap, om zich aan die zoete Dweepery geheel over te geeven. Is het verstand daar eens door verbysterd, de verbeelding eenmaal verhit, dan ziet het arme Meisje dingen, die geen sterveling zien kan. Zy ziet eenen Seraph in elken Baviaan, in elken Sater, die als een siegwart weet te snappen. En wil zy niet smelten, dan neemt de Verleider een Pistool, en dreigt een werther te worden; het Aapje beeft voor den verschrikkelyken pof! en geeft zich over, op genade en ongenade. - Menigmaal is zekerlyk zulk een Sentimenteele Verleider niet aanstonds by de hand.
| |
| |
By geluk kunnen deeze Gieten niet elken roof wegsleepen. Maar een Meisje is daarom nog niet zeker, wanneer zy zich eenmaal in de Sentimenteele Romans heeft laaten verstrikken. De gevoelige Ziel wil, en moet, de Theorie in Practyk brengen; het geleezene naarbootzen, het geprezen zoet zelfs smaaken, al zoude het maar in schyn zyn. Zy zoekt een Sentimenteelen Correspondent; schryft aandoenelyke Brieven, maakt Sentimenteele Verzen; en knoopt dusdoende een heiligen Sentimenteelen knoop, dien zy weer los wil maaken, eer het te verre gaat. Maar nu heeft zy de Rekening zonder den Waard gemaakt. Het geen zy uit spotterny, tot tydverdryf, of om de proef te neemen, begonnen heeft, wordt in vollen gloed voleind. Met de Liesde is niet te spotten. 'Er is niets gevaarlyker dan voor een verliefden te willen speelen; want men blyft aan de Rol hangen. Verbeelding en Gewoonte zyn twee groote Meesters. Zy maaken den vooronderstelden aanbidder tot een waaren slaaf van zyne zelfs gekozene Godin. Zy geeven, aan eene verdichte neiging, wezenlykheid en kragt; zo dat geene Reden, geene verandering in ons leven, geene afwezenheid, geen tyd, hen kan verdelgen: alleen het bezit der Geliefde opent den Dwaazen de oogen.
Duizende jonge Lieden hebben zich, uit spotterny, in zulk een minnehandel ingelaaten: zy hebben zich willen vermaaken, of wel willen oefenen; zy meenden dat zy den Roman konden doen eindigen wanneer zy het goedvonden. Maar zy zyn het offer hunner Nieuwsgierigheid geworden: de Roman is met haar verstand, en niet zelden met haar tydelyk geluk, geëindigd. Deeze droevige gevolgen van het leezen van Sentimenteele Schriften behooren de Ouders waakzaam te doen zyn, om de Boeken hunner kinderen na te zien, ja nu en dan alle hoeken, kassen en bedden, te doorzoeken, of daar mogelyk zulk een vergiftig Werkje verborgen is.
Men noemt deeze soort van Geschriften, zonder schroom, vergiftig, want zy doen ontzaglyk veel nadeel. Zy richten verscheidene ongelukken aan, beneemen honderde menschen hunne gezondheid, en tydelyke en eeuwige welvaart. In Denemarken is de jonge werther reeds by verscheidene tot eene aanmoediging geweest, om eene overspeelige liefde te koesteren, en, in naarvolging van lotje's Boel, een Zelfmoord te begaan. Om van veele andere droevige gebeurtenissen, ten deezen opzichte, te zwygen.
Het zy verre, dat wy een la fontaine, een grecourt, een vertaalden petronius, en andere zedelyke Brandstichters, ten voordeele zouden spreeken; maar men kan verzekerd zyn, dat zy naauwlyks gevaarlyker voor de Jeugd zyn, dan de Sentimenteele Romans. De eerste verleiden de Zinnen, maar niet het Hart, ten minsten het Verstand niet. Elke begeerte, die, by zulke Tooneelen, in den jongen boezem ontstaat, werkt altoos
| |
| |
tegen een inwendig gevoel. Maar van de Sentimenteele Historien wordt de Ziel zelve aangestoken; de zucht tot waare, werkzaame, deugd verstikt; de denkwyze bedorven. Verstand, hart en zinnen verbinden zich met elkanderen, om te beminnen en te gevoelen; maar de Sentimenteelen beminnen en gevoelen alles ten nadeele van anderen, die zy aan hun gevoel opofferen.
(Het Slot in onze volgende.) |
|