Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 24]
| |
Leevensbyzonderheden van Lord Mansfield.(Uit het Engelsch,)
William murray, Graaf van Mansfield, een der uitsteekendste Edellieden, en voortreflykste Regtsgeleerden deezer Eeuwe, was de vierde Zoon van david, den Vyfden Markgraaf van Stormont, en werd op den tweeden van Maart MDCCV, te Perth, in Schotland, gebooren. In den Jaare MDCCVIII, niet meer dan drie jaaren oud zynde, kwam hy te Londen: eene omstandigheid, welke reden geeft, waarom hy geene byzonderheden in zyne uitspraak had, eigen aan het Land zyner geboorte. De eerste beginzels zyner Opvoedinge kreeg hy op de Westminster-School, waar hy, van wegen den Koning, eene plaats kreeg op zyn veertiende Jaar. ‘Staande den tyd, dien hy op deeze School doorbragt,’ schryft een waardig Kerkvoogd, ‘gaf hy vroegtydig blyken van zyne ongemeene bekwaamheden, niet zo zeer in de Dichtkunde dan wel in andere Schooloefeningen; en allerbyzonderst in de Redenvoeringen, die de zekere voortekens waren van die Welspreekenheid, welke in de Pleitzaal tot eene zo hooge maate van volkomenheid opklom, en zich, in beide de Huizen van het Parlement, met zo veel kragts liet hoorenGa naar voetnoot(*).’ By de verkiezing in Bloeimaand des Jaars MDCCXXIII, stondt hy de eerste op de lyst der Heeren, die toen na de Universtteit van Oxford zouden gaan. Op den achtzienden van Zomermaand des gemelden Jaars tradt hy in Christ Church College. In den Jaare MDCCXXVII, werd hy bevorderd tot Bachelor der Kunsten, en maakte zich in dat zelfde jaar bekend door eenige Latynsche Verzen op den dood van george den I. Op den zes-en-twintigsten van Zomermaand des Jaars MDCCXXX, beklom hy den trap van Meester der Kunsten; en, geduurende zyn verblyf op de Universiteit, beschreef hy, in zeer fraai Latyn, het Character van demosthenes; ook vloeiden uit zyne pen eenige schoone Latynsche Verzen op het heerlyk Paleis van Blenheim. | |
[pagina 25]
| |
De Universiteit verlaatende, deedt hy eene reis door Europa, om in Mensch- en Zedenkennis, zo wel by Ondervinding als by Boekoefening, vorderingen te maaken. By zyne wederkomst, beslooten hebbende dat Beroep te volgen, 't welk thans in Engeland den weg baant tot verkryging van Rykdom en Eere, werd hy Lid van de Societeit van Lincoln's Inn. De oorspronglyke bekwaamheden en verkreegene talenten van Mr. murray liepen thans dermaate in het oog, dat zyne verkeering sterk gezogt wierd door allen, die het meest uitstaken in Vernuft en Geest, in Weetenschap en Geleerdheid; en deeze hoedanigheden, in dat tydperk, de Charactermerken zynde van eenigen der Aanzienlyksten en Ryksten in Engeland, is het geen wonder, dat Mr. murray's eigene schitterende talenten, komende by zyne hooge Geboorte, hem een gereeden ingang verschaften in de eerste gezelschappen, en gemeenzaam deeden worden met Persoonen van den hoogsten Rang. De Dichter pope, in 't byzonder, sloeg zyn opkomend Character gade met de warmste toegenegenheid, en misschien verdiende niemand meer dan hy immer een Poëet tot zyn Vriend te hebben. In hunne onderlinge verkeering, hadt noch trots, noch partyzugt, noch vrees, eenigen invloed op hun gedrag. Mr. murray hieldt zyne eischen op de byzondere verkiezing van pope staande, door alle de goede diensten van de edelmoedigste en ongemaaktste Vriendschap; terwyl de laatstgenoemde, in eenige zyner Dichtstukken, grootsch was van zynen Vriend te spreeken, niet op den lastigen toon der vleierye, maar met die keurigheid van lofspraake, welke hy oordeelde verschuldigd te zyn aan een der schoonste Mannen, en der beste Characters van zynen tyd. Mr. murray tradt, met den Jaare MDCCXXXI, ter Pleitzaale in, en werd welhaast overlaaden met bezigheden van den gewigtigsten aart. Zodanig, in de daad, was de agting, die hy reeds had, dat 'er zeer weinig tyds verliep tusschen zyne eerste verschyning aldaar, en de raadpleeging van hem in alle zaaken van aangelegenheid. Met één woord, toen Mr. murray zich in dien stand bevondt, waarin de meeste Regtsgeleerden na werk om en uit zien, hadt hy in de Pleitzaal het overdruk, en kwam 'er geen zaak van aanbelang voor, of zyn bystand werd vuurig begeerd van beide de Partven. In 't Jaar MDCCXXXVIII begaf Mr. murray zich in | |
[pagina 26]
| |
den Echt met Mejuffrouw elisabeth finch, Dochter van daniel, den Zesden Graaf van Winchelsca. Deeze verbintenis aan eene edele Familie, die zich zeer onderscheidde door de vriendschap, welke de laastsoverleedene Koning aan dezelve toedroeg, moest ten hulpmiddel strekken om hem een spoediger opgang te doen maaken. Hy werdt, diensvolgens, in 't Jaar MDCCXLII, tot Solliciteur-Generaal aangesteld; reeds eenigen tyd geleeden bevorderd zynde tot den rang van 's Konings Raadsheer. Ten deezen tyde koos men hem tot Parlementslid voor Boroughbridge in Yorkshire. Hy bekleedde die post andermaal in de Jaaren MDCCXLVII en MDCCLIV; een werkzaam deel neemende in alle de opkomende geschillen, tot zyne daar op volgende verplaatzing in het Hoogerhuis. Met den Jaare MDCCLIV, volgde hy dudley ryder op in de Bediening van Attorney Generaal, en men herinnert zich nog, dat hy, geduurende al den tyd, welken hy deeze gewigtige post bekleedde, in veele Burgerlyke en Lyfstraflyke zaaken, voor den Koning, wel slaagde, en 'er nimmer één verloor; om dat hy het zich ten altoos vastgehouden Regel stelde, dat de Koning duidelyk gelyk moest hebben, en hy op het oogenblik, wanneer hy daar aan twyfelde, de zaak opgaf. Op den achtsten van Slachtmaand des Jaars MDCCLVI, kreeg hy de aanstelling tot Opperregter van 's Konings Regtbank, in plaats van den overledenen dudley ryder; kort daar op werd hy verheven tot Pair van Groot-Brittanje, onder den tytel van Baron van Mansfield; van Manssield, in het Landschap Nottingham. Omtrent dien zelfden tyd werd hy Lid van den Geheimen Raad. Zints toen was het verbaazend druk voor 's Konings Regtbank. Niets bleef onafgedaan hangen; geen listige streeken konden de naaspeuringen van zyn doordringend oog ontduiken. Hy was alle zaaken, welke voor hem gebragt werden, volkomen meester, en van elk onderwerp 't geen hy voornam te behandelen; hy ontvouwde op de gemaklykste wyze de neteligste gevallen, en lag ze voor anderen bloot met alle klaarheid en naauwkeurigheid. De klem zyner Welspreekenheid was onwederstaanbaar, zyn stem allerwelluidendst, zyn houding bevallig, zyn taal geheel zuiver, zyn styl kragtig, bondig en duidelyk. Hy bezat eene vlugheid van bevatting, en een zeer vast geheugen; zo dat hy, als Regter, even vaar- | |
[pagina 27]
| |
dig was om gevallen uit de geagtste Schryvers by te brengen, als om dezelve met eene kragt van overtuiging toe te passen op het geval voorhanden. In den Raad liet men het niet zelden op hem alleen aankomen, als het de bepaaling betrof der zaaken, de Volkplantingen, of de Pryzen, betreffende. De juistheid, de onpartydigheid en de spoed, met welke de laatstgemelde werden afgedaan, strekten der geheele wereld tot verwondering, en verwierven eene algemeene berusting en voldoening, binnen en buiten 's landsGa naar voetnoot(*). Niet alleen in 's Konings Regtbank, maar ook in 't Hoogerhuis, was deeze Regter altoos een Voorspraak van Verdraagzaamheid en Godsdienstvryheid, en een geslaagen vyand van alle Vervolging wegens Godsdienst-begrippen. - Een Roomsch Catholyk Priester werd voor 's Konings Regtbank boosaartig vervolgd, wegens het leezen der Misse. Lord mansfield doorzag, met zyne gewoone sneedigheid, welhaast, hoe drift tot Vervolging hier den meester speelde; hierom vroeg hy den voornaamsten Getuigen: ‘Gy zyt dan verzekerd, dat deeze Man een Paapsch Priester is, en de Mis gehouden heeft?’ - Ja, Mylord! - ‘ô, Gy weet dan waar in de Mis bestaat?’ Hier stondt de Getuige verlegen, en gaf, naa eenig stilzwygen, een ontkennend antwoord. Waar op de menschlievende, verstandige en ruim denkende, Regter de Jury dus onderrigtte: ‘Om deezen Man schuldig te vinden, moet gy een voldingend bewys hebben, dat hy de Misse geleezen heeft; en gy moet desgelyks ten vollen overtuigd weezen, dat het de Misse was die hy las, toen de Getuige hem eene daad zag verrigten, welke deeze voor het houden der Misse hieldt; gy moet, derhalven, voor u zelven oordeelen of uw geweeten geheel voldaan is over dit stuk.’ - De Jury sprak op 't oogenblik den gevangenen vry. De groote zaak tusschen de Stad Londen en de Dissenters in den Jaare MDCCLXVII is nog wel bekend. Ingevoige van de Test Act, was een Dissenter, die eenige Bediening aanvaardde, zonder zich, volgens de uitdrukkingen van de Test Act, daar toe bevoegd gemaakt te heb- | |
[pagina 28]
| |
ben, strafbaar; onder de Bedieningen, welke hier in aanmerking kwamen, was die van Sheriff; doch, volgens de bykomende wetten van de Stad Londen, was een Persoon, die weigerde deeze Post te aanvaarden, onderhevig aan het betaalen eener zwaare Geldboete: weshalven een Dissenter, in deeze omstandigheden, strafbaar was, indien hy de Bediening op zich nam, en desgelyks strafbaar, als hy dezelve weigerde te aanvaarden. Mr. evans, een Dissenter, vervolgd zynde wegens het weigeren van deeze Bediening op zich te neemen, werd 'er in het Hof van 's Konings Regtbank een vonnis geweezen, 't welk de Stad in 't ongelyk stelde: waarop de zaak getrokken werd voor 't Hoogerhuis. Lord mansfield's Aanspraak te deezer gelegenheid zal hem tot onsterslyke eere verstrekken, en wy doen zyner naagedagtenisse niet meer dan regt, als wy hier een gedeelte daarvan overneemen, 't welk zyne gevoelens over Verdraagzaamheid en Godsdienstvryheid in 't algemeen klemmend uitdrukt. ‘Het Geweeten,’ dus sprak zyne Lordschap, ‘het Geweeten is niet dwingbaar door Menschlyke Wetten; noch verantwoordlyk voor Menschlyke Regtbanken. Vervolging, of poogingen om het Geweeten geweld aan te doen, zullen nimmer overtuiging baaren: en zyn alleen in staat om Huichelaars of Martelaars te maaken. Mylords! 'er was nooit een enkel voorbeeld, van de Saxische tyden af, tot de onze toe, by 't welk een Mensch immer gestraft werd, wegens dwaalende begrippen over Plegtigheden of Wyzen van Eerdienst, dan volgens eene Stellige Wet. De Algemeene Wet van Engeland, welke alleen op de algemeene Rede of Gebruik steunt, weet van geen Vervolging enkel om Gevoelens. Wegens Atheistery, Godslastering, en het versmaaden van den Christlyken Godsdienst, heeft men voorbeelden van Persoonen, uit kragte van de Algemeene Wet vervolgd, en gestraft: maar enkele Nonconformity, of Nietzamenstemming in de by den Lande aangenomene wyze van Godsdienstoefening, is geen Misdryf volgens de gemeene Wet: en alle stellige Wetten, die eenige straffe dreigen op Nonconformity in de wyze van Eerdienst, zyn herroepen door de Acte van Tolerantie, en zyn door deeze de Dissenters van alle Kerklyke straffen ontheven. Hoe veel bloedstortings, hoe veel verwarrings, is 'er niet veroorzaakt, zints de Regeering van hendrik den | |
[pagina 29]
| |
IV, toen men de eerste strafdreigende vaststellingen maakte, tot aan den tyd der Omwentelinge toe, in dit Koningryk, door Wetten ingerigt om het Geweeten te dwingen. Niets zeker is 'er onredelyker, onbestaanbaarder met de Regten der Menschlyke Natuure, of strydiger met den Geest en de Voorschriften van den Christlyken Godsdienst, niets onregtmaatiger, snooder en onstaatkundiger - dan Vervolging. Deeze loopt aan tegen den Natuurlyken Godsdienst, den Geopenbaarden Godsdienst, en gezonde Staatkunde. Droeve ervaarenis en een uitgebreid hart leerden dien grooten Man, den President de thou, deeze Leere. Dat iemand leeze de veelvuldige schoone dingen, welke hy, schoon een Roomsch Catholyk, over dit Onderwerp heeft durven schryven, in de Opdragt van zyne Geschiedenis aan hendrik den IV, Koning van Frankryk, een Opdragt die ik nimmer dan met verrukking las, en hy zal zich ten vollen overtuigd voelen; niet alleen hoe wreed, maar ook hoe onstaatkundig, het is, Vervolging wegens Godsdienstige Begrippen aan te rigten. - Zyne Landgenooten hebben de oogen beginnen te openen, hunne dwaaling te zien, en zyne gevoelens te omhelzen. - En, in de daad, het was niet noodig geweest, in dat Ryk, het Edict van Nantes te herroepen; de Jesuiten hadden alleen noodig gehad een Plan te volgen gelyk aan dat waarvoor men in het hier thans hangend geval pleit. Naamlyk, eene Wet te maaken die de Hugenooten buiten staat stelde om eenige post te bekleeden, en eene andere, welke hun met Straffe dreigde, als zy weigerden die waar te neemen. Indien zy de post aanvaarden, straf hun (want het wordt van alle zyden erkend, dat de Persoon, in de zaak thans voor uwe Lordschappen gebragt, in een staat van Vervolging is, om dat hy de Bediening op zich genomen heeft,) indien zy het weigeren, straf hun: indien zy ja zeggen, straf hun, indien zy neen zeggen, straf hun! Mylords! men vindt zich in eene engte gebragt uit welke geen ontkomen is; men mag het een Val heeten waar uit geen Mensch zich kan redden; het is eene Vervolging zo slegt als de daad van procrustes; zyn ze te kort, rekt ze uit; zyn ze te lang, knot ze af. - Kranke troost zou het geweest zyn, hun, met alle ernsthaftigheid, te zeggen - Het Edict | |
[pagina 30]
| |
van Nantes wordt ongeschonden gehouden: gy hebt het volle genot van die Vergunning van Verdraagzaamheid; gy moogt strafloos het Sacrament op uwe wyze gebruiken; gy wordt niet gedwongen ter Misse te gaan. - Wanneer men dit geval in de Stad Londen verhaalde als iets in Frankryk gebeurd, hoe zou men daar uitvaaren tegen die Jesuitische Onderscheiding! En nogthans die Onderscheiding komt uit haar eigen boezem voort, die Onderscheiding is van haar maakzel; de Jesuiten dagten 'er nooit om. Toen zy ten oogmerke hadden de Vervolging aan te vangen, werd de Acte van Verdraagzaamheid, het Edict van Nantes, herroepenGa naar voetnoot(*).’ Niets kan het Regterlyk Character van Lord mansfield in een edeler gezigtpunt plaatzen dan deeze beroemde Aanspraak. Hy hadt de kwelling niet van dikwyls een wederspraak van zyne Beslissingen te ondervinden. Sir james burrows berigt ons, naa het berugt geval van perrin en blake vermeld te hebbenGa naar voetnoot(†), hoe het opmerklyk was, dat, uitgenomen dit geval, en een ander in 't zelfde Boekdeel vermeld, van den 8 Nov. MDCCLVI tot den tyd dat hy dit Werk uitgaf, den 26 May MDCCLXXVI, 'er geen verschil in het eindelyk uitwyzen ten Hove in eenige zaak geweest was. ‘Het is mede,’ voegt hy 'er nevens, ‘opmerkenswaardig, dat, uitgezonderd deeze twee gevallen, geen Regtspraak, in het zelfde Tydvak, gewraakt is, of in de Exchequer Kamer, of in het Parlement; en dat zelfs over deeze twee gewraakte Regtspraaken onder de Regters eene groote verscheidenheid van gevoelens plaats vondt.’
(Het Vervolg hier na.) |
|