De Vrouwen der Booneachs dekken haare hoofden met eene soort van ruw doek, dertien of veertien duimen breed en twee voeten lang, het einde daarvan hangt met het hair agterwaards los op den rug af. - De Vrouwen arbeiden zo wel als de Mannen. Ik heb 'er gezien, die zwaare lasten torschten. De handen der Vrouwen, zelfs die der Booneachs, draagen de duidelykste kenmerken van werkzaame bezigheden.
De Garrows zyn omtrent het Voedzel niet zeet bekommerd, zy eeten, om zo te spreeken, alles wat hun voorkomt, hunne Kookery is zo morsig als onvolkomen. Sterke dranken drinken zy overmaatig, en gewennen de jonge Kinderen om ze te gebruiken.
Zo veel ik, staande myn verblyf onder de Garrows, heb kunnen opmaaken, is de geaartheid deezes Volks zagt en eerlyk, tot het vrolyke, en werkzaame uitspanningen, overhellende, inzonderheid als de sterke drank hun verhit.
Een zeldzaame omstandigheid gaat by hunne Huwelyken gepaard. Wanneer, naa dat de Partyen het zamen eens zyn, de Ouders van een der beide zyden de toestemming weigeren, komen de Vrienden en Buuren van de andere party zamen, en deelen zo lang slagen uit, tot zy in de Egtverbintenis verstaan. De Huwelyksplegtigheid gaat verzeld met de Offerande van een Haan en Hen; uit de omstandigheden, welke deeze Opoffering vergezellen, leidt men voorspellingen af wegens den uitslag van de geslootene Egtverbintenis. Op het Huwelyksfeest wordt, gelyk elders, het eeten en drinken niet vergeeten.
Opmerkelyk is het, dat de jongste Dogter in een Huisgezin Erfgenaam is, en uit kragt van dit regt verkrygt haar Egtgenoot den eigendom.
De Godsdienst der Garrows komt zeer na aan dien van de Hindus. Zy eeren mahadeva, en, op zommige plaatzen, de Zon en de Maan. Zy slachten Offerdieren, welke zy vervolgens Feesthoudende nuttigen.
De wyze van zweeren der Garrows wyst ten sterksten uit de kragt van Godsdienstig Geloof onder een wild Volk. Hunne Eedstaaving heet Ghosegong. De Eed wordt afgelegd op een Steen, dien zy eerst groeten; dan roepen zy, met zamengevoegde en opgeheven handen, de oogen onwrikbaar op het Gebergte gevestigd houdende, mahadeva op het allerplegtigst aan; hem noemende de Getuige van het geen zy verklaaren, en dat hy weet of zy waarheid dan leugen spreeken. Daarop raaken zy den Steen