Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReis door Madagascar en de Oost-Indien. Door den Heer Rochon, Lid van de Academien der Weetenschappen van Parys en Petersburg, Sterrekundige van de Fransche Zeemagt, Opzigter van het Natuurkundig Kabinet des Konings van Frankryk, enz. Uit het Fransch vertaald. Te Dordrecht, by de Leeuw en Krap; behalven de Inleiding van 48 bl. 290 bl. in gr. 8vo.De Schryver deezes Werks zegt van zichzelven ‘dat hy geen Man van Letteren is, en dat men zich des genoeg zal overtuigd vinden door 't gebrek aan regelmaat en orde in alles wat hy geschreeven heeft. Alleen heeft hy door het uitgeeven van dit Werk aan het oogmerk om nuttig te willen zyn willen beantwoorden. Door den smaak van zyn tederste jeugd overgegeeven aan de studie der stipte weetenschappen, is de kunst van opstellen hem geheel en al vreemd.’ (Inl. bl. XXX.) - Deeze betuiging willen wy gaarne voor meer dan eene enkele pligtpleeging aan den Leezer houden. Het stuk voorhanden behelst de bewyzen in zich: doch is het daarom niet verwerpelyk, schoon eene betere schikking 'er gevalliger houding aan zou byzetten, en medewerken tot zyn groote doel, nut te doen. En wel bepaaldlyk om het | |
[pagina 616]
| |
Eiland Madagascar, ‘en de voordeelen die men uit de Bezittingen, welke men daar oprigtte, zou kunnen trekken, aan te wyzen, zo deeze Bezittingen gegrond waren op het geluk en het onderwys deezer goede Eilanders.’ - Eer aan 's Schryvers hart doet de daar mede overeenstemmende bedenking, waarmede hy de Beschryving van dat Eiland aanvangt. ‘Het Eiland Madagascar, schryft hy, heeft de hebzugt der Europeaanen pgewekt, zoo dra het ongelukkig genoeg was een weinig by hen bekend te zyn. Zyne uitgebreidheid, de rykheid van zynen grond, en de onderscheidenheid zyner voortbrengzelen, scheenen der Natie, die hetzelve overwinnen zoude, voorregten in den Koophandel aan te bieden, die men zich niet zoude veroorlofd hebben te verwaarloozen. Gelukkig heeft de ongezondheid der lugt het tot heden voor het juk dier beschaafde Volken bevryd, die de onregtvaardige en barbaarsche begeerte hebben, om onder hunne heerschappy alle Volken te verslaaven, die zy Wild genoemd hebben, om dat zy de zeden en gebruiken der Europeaanen niet bezitten. Daar is niet ééne éénige dier beschaafde Natien, die zich beroemen kan eenig gering belang van den Koophandel aan de heilige beginzelen van de Wet der Natuure opgeofferd te hebben. Alle hebben zy onregtvaardig en barbaarsch geweest; bynaar alle hebben het staal, het vuur, de verwoesting, in de plaatzen gevoerd, naar welke de hoop op winst hun gelokt hadt. Moesten zy dan vergeeten, dat de grond, op welken die Wilden leeven, aan deezen toebehoort, gelyk die op welken wy leeven aan ons toekomt? De Europeaanen zouden weezenlyker en bestendiger voordeelen van dit Eiland getrokken hebben, indien zy zich bezig gehouden hadden om hunne kunsten en nyverheid in die streeken te voeren, die van dezelve verstooken zyn. Deeze geschenken zouden niet vrugtloos geweest hebben, en de Koophandel zou weldra ondervonden hebben hoe zeer dit zagt en menschlievend middel te verkiezen is, boven de onregtvaardige en wreede middelen, van welke men gebruik heeft gemaakt, om de ongelukkige inwoonders der Landen, die eenig nieuw voorwerp van rykdom aanboden, te onderwerpen.’ Het zelfde doel van nut te weezen heeft de breede Inleiding doen gebooren worden, welke ons eene Beschryving oplevert van Isle de France en Bourbon, die, ter oorzaake van derzelver nabyheid aan, en groote betrekking op, Madagascar, zulks verdienen: en van welke de eerste Oprigtingen der Franschen op Madagascar altoos afhangelyk zullen moeten weezen. Belangryk is deeze Inleiding, zo om de Beschryving dier Eilauden zelve, als om het berigt van den Archipel, door den Heer rochon met veel oplettendheids bevaaren: en waarin hy de mis- | |
[pagina 617]
| |
slagen op de Kaarten van den Heer d'apres aanwyst, van welke eene den Schryver bykans Schipbreuk hadt doen lyden. Hy heeft ze met alle mogelyke zorg aangeweezen. Omtrent voorwerpen van zo veel gewigts voor het behoud van den Zeeman moet men, gelyk hy te recht aanmerkt niets ontzien dat tot volmaaking van de Zeevaardkunde dienstig kan zyn. Van deezen Archipel, bezaaid met klippen, die ten noorden van de beschreevene Eilanden ligt, dient zyne Beschryving om aan de Zeelieden de hoog noodzaaklyke aanwyzing te doen van de hinderpaalen, welke zy te overwinnen hebben, zo zy, in het ongunltige jaargetyde, een korten weg na de Kust van Cormandel willen neemen. - Of in het oorspronglyke Fransche Werk, 't geen wy niet kennen, eene Kaart, eene volgens de Waarneemingen van den Heer rochon verbeterde Kaart, van deezen Archipel zy, weeten wy niet; in de Vertaaling heeft men ze niet bezorgd: en zou egter zulk eene Kaart, eerst weezenlyken dienst aan de Zeevaardye kunnen toebrengen. Deeze Inleiding behelst, behalven het reeds aangeduidde, eene Beschryving van de oude Zeevaart in de Aziatische Zeeën, de Lotgevallen der Volkplantingen op Isle de France en Bourbon als mede een berigt van de Orkaanen, die op 't eerstgemelde Eiland woeden, en de voorzorgen tegen derzelver verwoestingen te neemen. Het Werk zelve, aan 't welk de naam van Reis min voegt dan die van Beschryving, treffen wy een breedspraakig verslag aan: Vooreerst van het Eiland Madagascar in 't algemeen; van de vroegste ontdekking der Europeaanen; de Landverdeeling, Ligging, Grondgesteltenis, Voortbrengzelen, Inwoonderen; doorvlogten met aanmaaningen hoe dezelve, schoon Wilden, als Menschen verdienen behandeld te worden. Een andere Afdeeling voert ten Opschrift: van het Zuidelyk gedeelte van Madagascar. De onderscheiding by de Bewoonderen in Geslachten is zeer groot; en heeft by hun eene Overleevering plaats, die den grond deezer Ongelykheid ontvouwt. ‘Zy, naamlyk, welke onder deeze Inwoonderen eenige ervaarenheid bezitten, verhaalen, dat de Schepper van hemel en aarde, uit het lichaam van den eersten Mensch, geduurende dat hy sliep, zeven Vrouwen nam; deeze zyn de Moeders der onderscheidene Geslachten. Het geslacht der Rhoandrians is uit den eersten Mensch, en uit de Vrouw, die uit zyne Herssenen gevormd is gesprooten. - De Moeder der Anacandrians en der Ontzoaäs zyn van zulk een edelen oorsprong niet; de eene is van den Hals, en de audere van den linker Schouder, afkomstig. - Het geslacht der Voadzieris is zyne geboorte aan den eersten Mensch, en aan de Vrouw, die geduurende dat hy in diepen flaap lag uit zyne rechter zyde voortgekomen is, verschuldigd. - De Moeder der Lohaviths en der Ontzaäs komt van | |
[pagina 618]
| |
de dyen en van het vet der beenen; maar de afkomst der Ondeves is laager, men doet die van de zoolen der voeten afkomen.’ Zodanig een onderscheide afkomst ten oorspronge der onderscheide Menschen - Rangen te stellen is volmaakt Oostersch; wy herinneren ons hier des betreffende schoone aanmerkingen geleezen te hebben by robertsonGa naar voetnoot(*). Onze Schryver die Fabel opgegeeven hebbende, voegt 'er by: ‘Het is ongetwyffeld zeer droevig, om onder de Volken, die de groote Provincie Anossie bewoonen, zulke belachlyke Fabelen over de ongelykheid der Rangen te vinden. Wilden, die geen Broeders willen zyn, één gemeenen Oorsprong verwerpen, welk eene jammerlyke dwaasheid! Dit soort van wonder kan geen uitleg vinden dan in de verovering die door de Arabieren, Voorouders der Rhoandrians, op Madagascar behaald is. Dat vreemd geslacht heeft overal, waar het zich verspreid heeft, de voetstappen der droevigste bygeloovigheden gelaaten. De Rhoandrians zyn tegenwoordig slegts twintig huisgezinnen sterk. Daar bestaan 'er nergens dan in de Provincie Anossie, en men heeft reden om te hoopen, dat het Eiland eindelyk verlost zal weezen van het juk en van de regeering dier Overwinnaaren, die het door eenige Mahomethaansche gebruiken verwoest en vergiftigd hebben.’ In dit gedeelte des Eilands verwerft de schoone kunne meer eerbieds en onderscheidings dan in eenig ander Land. ‘De Man beveelt 'er nimmer als een willekeurig Tyran, en de Vrouw gehoorzaamt 'er nimmer als eene Slaavin: de overwigt der magt helt zelfs naar den kant der Sexe.’ De Heer rochon verdeedigt het Character der Madagascaren tegen de blaam hun door flacourt aangewreeven, en legt de schuld van de ondeugden, hun ten laste gelegd, op de mishandelingen der Europeaanen. ‘Zy ontvangen, zegt hy, van ons barbaarsche behandelingen, in vergelding der gastvryheid, die zy ons zo edelmoediglyk vergunnen; en wy noemen hen verraaders en lafhartigen, wanneer wy hen, door overmaat van wreedheid, dwingen, om het juk te verbreeken, door 't welk wy goedvinden hen te drukken.’ Deeze treurige waarheid bewyst de Schryver door den val der ouderscheide Bezittingen, die de Europeaanen getragt hebben op Madagascar op te rigten. Men leeze dezelve, en de daar bygevoegde Uitweiding over de Gelykheid der Menschen als de grondslag eener betere behandeling. Waar hy den lof uitmeet der Vereenigde Staaten van America, als het vryste en | |
[pagina 619]
| |
gelukkigste Land des Aardbodems. ‘Indien, zegt hy ergens, groote belangen van Koophandel u te Madagascar roepen, omhels dan billyker en menschlievender grondbeginzelen dan gy tot nog gevolgd hebt. Het zyn geen Soldaaten maar Ambagtslieden, Landbouwers, dat werkzaame en onderrigtte Lieden zyn, die men na Madagascar moet zenden. Zy, die het Character der Madagascaren kennen, zullen geen vrees voeden over het onthaal dier Inwoonderen, voor lieden welker maatig en werkzaam leeven den overvloed aanbrengt, en de ondeugd verbant.’ - Wat men daar te verwerken en te verhandelen vindt, wyst de Heer rochon onderscheiden aan, als mede de wyze waarop zulks, ten meesten voordeele, kan geschieden. Breed is hier zyne uitweiding over het nut des Arbeids en der Werktuigkunde: men zou geen zo omslagtige beschryving van de Vuurmachine in een Werk van deezen aart verwagten. Gelyk de Heer rochon zich, met veel regts, aankant tegen de Krygszugtige ontwerpen om Madagascar te onder te brengen, zo pryst hy de ontwerpen van een zagter aart der Heeren de moldave en poivre, welke in het Werk zelve moeten geleezen worden. Byzonder aanmerklyk is 't geen hy mededeelt van den beroemden commerson, en diens Natuurkundigen, en zyne eigene, Waarneemingen omtrent de Kimos, of Pigmeen, op MadagascarGa naar voetnoot(*), ter wederlegging van flacourt, die hy weder met veel nadruks, over het Character der Madagascaren, tegenspreekt: terwyl hy de bygeloovigheden en daar mede gepaarde wreedheden, welke hy niet ontkent, betreurt, wyst hy den weg der Verlichting aan, en toont de geschiktheid deezer Volken om ze te ontvangen. ‘Ik begryp,’ zegt hy ten slot, ‘dat in de beschaafde Landen eene onnoemelyke meenigte, die alleen met de zorg voor haar bestaan, door eenen aanhoudenden arbeid en door eene geweldige oefening, bezig gehouden wordt, den tyd niet heeft om de overdrevene gevoelens, die men haar in de prilste jeugd reeds inprent, terug te dryven: maar de wilde Volken, bewooners van vrugtbaare streeken, zyn niet in dit geval; zy hebben den tyd om zich te onderrigten, en deeze voorregten zal men hen voorzeker niet willen betwisten.’ De volgende Afdeeling betreft het Noordoostlyk Gedeelte van Madagascar, het ryke Magazyn van de Volkplantingen op Isle de France en Bourbon. Op drie plaatzen van 't zelve hebben de Franschen getragt Bezittingen te vormen. Hoog wordt de aart der Inboorelingen van dit gedeelte geroemd; hun gedrag ten opzigte van zekere Zeeroovers der Indische | |
[pagina 620]
| |
Zeeën beschreven; als mede den schrik, welken zy welëer hadden, op het gezigt van een Europisch Schip; zich de onmenschlykheden, door de Europeaanen aan de kust gepleegd, herinnerende. Hoe de gefnuikte Zeeroovers 'er den afschuwelyken Slaavenhandel invoerden, vindt men met verdiende zwarte verwen afgemaald. Met verwondering, leest men hier eene Redevoering van een Madagascaër by het sluiten van een Koopverdrag. - Breedvoerig is hier het verslag van de onderscheide poogingen door de Franschen aangewend om Vastigheden op dit gedeelte te bekomen. - Onder deeze steekt uit de Onderneeming des Graaven van benyowsky, door den Abbé rochon allerongunstigst afgemaald. ‘De Madagascaren hadden,’ naar zyne opgave, ‘onder de beheersching van benyowsky door inwendige oorlogen uitgeput, byna alle hunne goede hoedanigheden verlooren; zy waren niets meer dan laage slaaven, aan de eigenzinnigheden eens wreeden en onhandelbaaren Barbaars onderworpen. Onder zyne bestuuring waren de landeryen onbebouwd gebleven; de landbouw vernietigd zynde, hadt de onvrugtbaarheid zich over die eertyds vruchtbaare streeken verspreid. Die listige gelukzoeker hadt den haat, en het zaad van verdeeldheid, onder de Inwoonders verspreid; by de onbeschaamdheid en kwakzalvery voegde hy eene trotsche en verontwaardigende houding, ten einde de menigte te bedriegen, en ontzag in te boezemen. Onder de trekken van hoogmoed en valschaartigheid, bespeurde men nog daarenboven een wreedaartig uitzigt, dat bekwaam was om den stoutmoedigsten beschroomd te maaken. De gebeurtenissen zyns leevens zyn niets anders dan eene aaneenschakeling van misdaaden en bedriegeryen, en zyn dood niets anders dan de billykste straf voor een schandelyk verraad. Men moest of Madagascar van het juk diens Tyrans verlossen, of van de Colonien van Isle de France en Bourbon afzien.’ Even ongunstig laat deeze Vriend der Fransche Bewindhebberen op Iste de France & Bourbon zich elders ten opzigte van benyowsky hooren. Van Partydigheid gelooven wy is de Abbé niet vry te pleiten. Wy weeten niet, of hy de Memoirs and Travels of m.a. Count de benyowsky, written by himzelf, translated of the Original Manuscript, in 't Jaar 1790 te Londen door w. nicholson in twee Deelen in 4to uitgegeeven, gezien hebbe: wie dezelve leest, en bovenal de oorspronglyke Stukken, daar agter gevoegd, nagaat, zal een min ongunstig oordeel over deezen zeldzaamen Man vellen. Vreemd dat de Vertaaler, wien de Gedenkschriften en Reizen des Graaven van benyowsky, onlangs in vier Deeltjes by a. loosjes Pz. uitgegeeven, niet wel onbekend hebben kunnen weezen, des met geen woord melding maakt. De Vertaaler dier Gedenkschriften heeft beter der Waarheid en Onzydigheid hulde gedaan, met in zyn Naberigt het kwaade, van den Held zyns Werks ge- | |
[pagina 621]
| |
zegd, niet te verzwygen; daar hy het goede gemeld hadt. Men zal wél doen met benyowsky niet enkel volgens den Heer rochon te beoordeelen; maar 'er mede te vergelyken wat hy zelve zegt. In deeze dubbelleezenswaardige Gedenkschriften des Graaven, vinden wy ook veele byzonderheden, Madagascar betreffende, die niet min opmerking verdienen dan die des Abbés. Vervolgens vinden wy, in het Werk voorhanden, Aanmerkingen over het Noordlyk gedeelte van Madagascar: en eene Beschryving van verscheide Boomen, Heestergewassen en Planten, die in het Noordlyke gedeelte van Madagascar groeijen, door den Schryver, in den Jaare 1768, op Isle de France gebragt. Over de beschryving van Cochinchina, (zo 'er geen drukfeil plaats hebbe, reeds in 't Jaar 1744, zie bl. 263. opgesteld,) velt de chryver een oordeel dat wy wel willen ondertekenen. ‘Ik waan niet, dat ik door deeze korte Beschryving Cochinchina in den grond zal doen kennen; ik heb slegts ter loops dat geene aan willen stippen wat men hoogstnoodzaaklyk weeten moest, indien men denkt dat het nuttig is om in het vervolg met die verafge egene streeken betrekkingen van Koophandel te maaken.’ - Eindelyk treffen wy een Byvoegzel tot de Indische Planten aan. Deeze Reis door de Oostindien, beter, want een Tytel moet waarheid spreeken, deeze Beschryving van Madagascar en Cochinchina, heeft geen gelukkig Vertaaler aangetroffen; doch wy zullen ons Berigt, reeds breed genoeg, niet vergrooten met eene lyst, die wy gemaakt hadden, van plaatzen, welke wy vertrouwen dat verkeerd vertaald, en daar door bykans onzin zyn. |
|