Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBurgerlyke en Handelkundige Geschiedenis van de Engelsche Volkplantingen in de West-Indiën, door Bryan Edwards, Schildk. IIde Deel. Uit het Engelsch. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz. 1795. In gr. 8vo.Aan ons betuigd verlangen, om de Vertaaling van edwards Werk, zo wél voegende by robertson's sterk getrokkene Beschryving van America, voortgezet te zien, wordt door de Uitgave deezes Tweeden Deels voldaan. Het Eerste Deel aankondigende, hebben wy genoeg gezegd om dit Werk te doen kennen, en 't zelve voordeelig te onderscheiden van veele andere. Wy wyzen derwaards,Ga naar voetnoot(*) en bepaalen ons tot het verslag deezes Deels, 't welk geheel over Jamaica loopt. Het eerste Hoofdstuk behelst: De Ontdekking van Jamaica door columbus. - Zyne wederkomst in 1503. - Fiere handelwyze van zyn Zoon diego, naa den dood van columbus. - Hy neemt bezit van Jamaica in 1509. - Braaf gedrag van juan de esquivil, eerste Gouverneur. - Stichting en het verlaaten van de Stad Sevilla Nueva. - Verdelging der Indiaanen. - St. Jago de la Vega gegrondvest. - De Tytel van Marquis geschonken aan lodewyk, den Zoon van diego, aan wien het Eiland voor altyd onderworpen wordt. - 't Gezag komt op zyne | |
[pagina 609]
| |
Zuster isabella, welke door Huwelyk haare rechten aan het Huis braganza overbrengt. - Vervalt weder aan de Kroon van Spanje in 1640. - Anthony shirley doet een Inval op het Eiland in 't Jaar 1596, en Coll. jackson in 1638. Te treffend, en te onderscheidend van veele gruwelen, die het blad der Geschiedenis van de Nieuwe Wereld bezoedelen, is eene daad van juan de esquivil. ‘Hy hadt den roem van een dapper Krygsman te zyn, en het strekt nog meer tot zyne eer, dat hy een van de zeer weinige Castiliaanen was, die in het midden van alle de gruwelen der bloeddorstige en besmettende roofzugt zich onderscheidde door edelmoedigheid en menschlykheid. Een uitsteekend voorbeeld van zyne grootheid van ziel wordt dus door herrera verhaalt. - Omstreeks den tyd dat hy van Hispaniola zeilde, om bezit te neemen van zyn nieuw Gouvernement van Jamaica, stondt zyn Mededinger ojeda op zyn vertrek na 't vaste land. Ojeda verzette zich sterk tegen den beraamden togt van esquivil, en dreigde openlyk, dat, zo hy hem te Jamaica vondt, by zyne terugkomst van het vaste land, hy hem als een Oproerige zou doen ophangen. 't Geval wilde, dat ojeda's reis in den hoogsten trap ongelukkig was: want, naa een reeks van rampen, allen zonder voorbeeld, leedt hy schipbreuk aan de kust van Cuba, en liep gevaar van ellendig om te komen, by gebrek aan voedzel. In dit oogenblik herinnerde hy zich, dat esquivil op Jamaica was, en zag zich tot het droevig uiterste gebragt, om hulp te moeten vraagen van denzelfden Man, wiens verdelging hy beslooten hadt; doch de edelmoedige esquivil was niet zo ras onderrigt van den nood zyns vyands, of hy lag alle zyne gevoeligheid af. Onmiddelyk zondt hy pedro de narvez, een Officier van Rang, na Cuba, om ojeda na Jamaica over te voeren. Esquivil ontving hem met de tederste deelneeming, behandelde hem, staande zyn verblyf, met alle mogelyke tekenen van onderscheiding en achting, en voorzag hem van middelen om spoedig en veilig weder na Hispaniola te komen.’ Aangenaam valt het, 'er te mogen byvoegen, dat ojeda niet ondankbaar was aan zynen Weldoener. Het tweede Hoofdstuk heeft deezen Inhoud: cromwel verdeedigd wegens den aanval der Spanjaarden in 1655. - Hunne wreedheden in de West-Indien strydig met het verbond van 1630. - Voorstellen gedaan door mody- | |
[pagina 610]
| |
ford en gage. - Sterk aangedrongen bowyzen van den laatsten. - Bericht van den Secretaris thurloc, wegens eene Onderhandeling met den Spaanschen Ambassadeur. - Cromwel's verzoek van Voldoening verworpen. - Staat van Jamaica by deszelfs in bezit neeming. - Dat de Heer edwards een zelfdenkend Man, en geen slaafsch Uitschryver, is, blykt uit den aanvang deezes Hoofdstuks. Hy schryft: ‘'Er is geen gedeelte der Engelsche Jaarboeken, by welker gebruik grooter voorzigtigheid noodig is dan de Geschiedenis des bestuurs van den Protector cromwel. De vooroordeelen der Partyschap, die, in gewoone gevallen, door verloop van tyd, slyten, zyn tot ons in volle kragt overgekomen tegen dien gelukkigen overweldiger; en zyne bedryven, van het tydstip dat hy tot het toppunt van gezag klom, worden nog met eene schrandere boosaartigheid, als of het onmogelyk ware dat onregelmaatig verkreegen gezag rechtvaardig uitgeoefend wierde, naagevorscht. 't Is derhalven niet vreemd, dat de dappere bedryven van den Protector tegen de Spaansche Natie, in het Jaar 1655, onderworpen geweest zyn aan berisping, of dat Schryvers van zeer tegen elkander over staande denkbeelden samenstemmen in zyn gedrag, by die gelegenheid, in een verkeerd licht te plaatzen. De gemeenebestgezinde VrouwGa naar voetnoot(*) noemt het een oneerlyk werk, aan Zeeroovers passende, en de beschaafde en welspreekende verdeediger van de Familie van stuartGa naar voetnoot(†) verklaart het voor eene onverantwoordelyke schending van een verdrag. De uitgave van de Staatspapieren van thurloc (den Secretaris) moest echter het gewigt deezer berisping verzagt hebben. In waarheid, men zal bevinden, dat niets dan een zeer onedelmoedig bedekken van de vyandelyke bedryven der Spaniaarden tegen de Engelsche onderdaanen, die te groot waren om geplooid te worden, den glimp zelf van goedkeuring aan de beschuldiging kan geeven tegen cromwel, als hadde hy een merkwaardigen en verderflyken oorlog aangevangen, tegen een vriend en bondgenoot, strydig met het belang van de Natie, en met schennis van de goede trouw der verbondenen. Zoo het gezag, waar mede de uitvoerende magt, hoe derzel- | |
[pagina 611]
| |
ver naam ook zy, is bekleed, geschikt is ten voorstarde en ter beveiliging van den Godsdienst, Vryheden, en Eigendommen van het Volk onder zyn bewind, dan waren de maatregelen, door den Protector te dier gelegenheid genomen, niet alleen te rechtvaardigen, maar zy waren hoogstnoodzaaklyk, ja zelfs verdienstlyk: want het gedrag der Spanjaarden, byzonder in America gehouden, was eene verkorte verklaaring, ja zelfs een vertoog, tegen het geheele menschlyke geslacht. Ik zal eenige weinige aanmerkelyke daaden te berde brengen, om deeze verzekering te ondersteunen. Het onderwerp is aanmerkelyk op zich zelven, en zal, in veele opzichten, nieuw zyn voor den Leezer,’ - die, in 't vervolg deezes Hoofdstuks, zulks met de daad zal bevinden, en ook den Schryver, met graagte, volgen, als hy, in Het derde Hoofdstuk, naagaat, de verdere handelingen der Engelschen op Jamaica, naa deszelfs bezitneeming. - Coll. d'oyley wordt tot President verklaard. - Verschillen en sterfte in de Armee. - Moedige poogingen van den Protector. - Coll. brayne tot Opper-Commandant verheeven. - Zyn dood. - d'Oyley herneemt het bewind. - Verslaat de Spaansche Troepen, die van Cuba in het Eiland gevallen waren. - Zyn wys en aanhoudend bestuur. - Bucanneesen. - Bevredigend gedrag van karel den II, by zyne herstelling. - Eerste vestiging van een geregeld Gouvernement op Jamaica. - Lord windsor's Aanstelling. - Koninglyke Afkondiging. - Americaansch Verbond in 't Jaar 1670. - Verandering van maatregels van de zyde van de Kroon. - Nieuw Staatsgestel van Jamaica ontworpen. - Graaf van carlisse aangesteld tot Hoofd-Gouverneur, ten einde het nieuwe Regeeringsgestel kragt by te zetten. - Gelukkige tegenkanting der Vergadering. - Daar op volgende geschillen, betreffende de beveiliging hunner Wetten. - Geeindigd door de Revenue-Acte van 1728. Geniet Geschied- en Staatkunde, in de dus verre gebragte Beschryving van Jamaica's lotwisselingen, een aangenaam onthaal, Leezers, wien het om Land- en Natuurkennis te doen is, zullen zich verzadigen in het vierde Hoofdstuk; waar wy aantreffen Jamaica's Ligging. - Climaat. - Gedaante van het Land. - Bergen en daar uit spruitende voordeelen. - Grond. - Bebouwde Landen. - Onbebouwde Landen; en aanmerkingen daar over. - Bosschen en Hout. - Rivieren en Mineraale Bron- | |
[pagina 612]
| |
nen. - Delfstoffen. - Planten. - Graanen. - Grassen. - Moezery. - Tafelvrugten. By onze Beoordeeling van het Eerste Deel hebben wy iets gezegd van de schilderagtige pen, die de Heer edwards, als het te passe komt, meesterlyk weet te voeren; en kunnen wy ons niet wederhouden uit dit Hoofdstuk over te neemen zyne beschryving van de Gedaante des Lands, van welke, naar zyn zeggen, woorden alleen geen juist denkbeeld kunnen geeven; dan, oordeelende dat hy misschien in staat was om eenige uitsteekende byzonderheden af te schetzen, wier zamenvoegingen zo oneindig verscheiden zyn, dat ze gezien moeten worden om ze te begrypen, gaat hy in deezer voege voort; ‘Op een' kleinen afstand van den oever verheft zich het land in heuvels, die meer aanmerkelyk zyn uit hoofde van hunne schoonheid dan stoutheid: ze zyn alle van eene zagte helling, en gemeenlyk van elkander gesneeden door ruime valeijen, en romaneske oneffenheden; doch ze zyn zeldzaam steil; ook is de overgang van de heuvels tot de valeijen zeldzaam kort. Over het algemeen heeft de hand der natuur ieder heuvel tot den top met een byzonder geluk afgerond. Het meest treffende, dat zich met deeze verhevenheden paart, is de gelukkige ligging van de Peperboschjes, waar mede de meesten derzelven bekleed zyn, en de groote hoeveelheid groente van het Gras beneden, het welk men door duizend openingen ontdekt; maakende een aangenaam contrast met de donkerder tinten van de Spaansche Peper. Daar deeze boom, die niet minder aanmerkelyk is uit hoofde van deszelfs schoonheid als broosheid, niet lydt, dat eene plant als mededinger in zyne schaduw bloeit, zyn deeze boschjes niet alleen zuiver van kreupelhout, maar het Gras groeit 'er zeldzaam weelderig. De grond is over 't algemeen krytagtig mager, die een schoon digt Gras voortbrengt, zo glad en effen als de schoonste weiden in Engeland, en veel glansryker van kleur. - Over deeze oppervlakte verspreidt zich de Spaansche Peper in onderscheidene afdeelingen. Op de eene plaats zien wy groote bosschen; op de andere een aantal schoone groepen, waar van sommige de heuvels bedekken, terwyl andere langs de af hellingen groeijen. Om het tooneel te verlevendigen, en de schoonheid te voltooijen, heeft de goedheid der Natuur het geheele | |
[pagina 613]
| |
land overvloedig met water voorzien. Geen gedeelte der West-Indien, dat ik gezien heb, vloeit van zo veele aangenaame stroomen over. Ieder valei heeft zyn riviertjen, en ieder heuvel zyn waterval. In een gezigtspunt, waar de rotzen over den Oceaan hangen, kan men niet minder dan acht doorschynende watervallen, in een oogenblik, beschouwen. Die alleen, welke lang op zee zyn geweest, kunnen oordeelen over de aandoening, welke de dorstige reiziger op zulk een betoverend verschiet gevoelt. Zodanig is de voorgrond der schildery. Daar het land in het midden gedeelte des Eilands opryst, wordt het oog, de schoonheden, die ik opgeteld heb, voorbygaande, getroffen door een eindeloos amphitheater van houtgewas, onovertrefbaare hoogten van de hoogste schaduwen des Ceders, en wydgetakte Palmboomen, en onnoembaare menigten van bosschen, welker buitenste lyn wegsmelt in de afgelegen blaauwe bergen, en deeze verliezen zich weder in de wolken. Aan de noordzyde van het Eiland is het tooneel van eene andere natuur. In het landschap, waarvan wy handelden, zyn de voornaamste characters verscheidenheid en schoonheid; in dat 't welk te beschouwen staat zyn de heerschende trekken, grootheid en verheevenheid. Wanneer ik eerst deeze zyde des Eilands naderde, en van verre zulke verbaazende en ten hemel opstygende steilten van blaauwe bergen aanschouwde, die hier en daar de wolken verdeelden, was myne verbeelding; (een onbepaald maar ysselyk denkbeeld vormende van 't geen verborgen was, uit het geen ik nu gedeeltelyk zag,) vervuld met verbaasdheid en verwondering. 't Gevoel egter, dat ik gewaar werd, was nader aan schrik dan aan genoegen. Schoon het verschiet, voor my, in den hoogsten top staatlyk was, scheen het my egter een tooneel van staatelyke verwoesting. De afgebrooken steilte en ongenaakbaare rotzen hadden meer het aanzien van een chaos, dan eene schepping; en scheenen de uitwerkzels van eene verschriklyke verwoesting op te leveren, die de natuur ten bouwval gebragt hadt. Het voorkomen werd egter gunstiger by onze nadering; in het midden van tien duizend stoute trekken, te hard om door de hand der bebouwing verzagt te worden, ontdekten wy reeds verscheide plaatzen, waar de hand der vlyt leeven en vrugtbaarheid hadt doen ontwaaken. | |
[pagina 614]
| |
Met deeze bevallige tusschenmengzels vereenigde zich de uit de hooger gebergten afloopende kom van laagere bergen, (die nu zigtbaar begonnen te worden,) bedekt met bosschen en heerlyke groenten, om de ruwe staatelykheid der hoogere steilten te verzagten en te vergoelyken, tot dat eindelyk de velden op den grond in 't oog vielen. Deeze velden zyn uitgebreide vlakten, hoofdzaaklyk met Suikerriet, vertoonende by al den glans der bebouwing het groen der Lente, gepaard met de vrugtbaarheid van den Herfst, en alleen door den Oceaan bepaald, op wiens oppervlakte een nieuw en altyd beweegend schildery zich aan het oog vertoont: want ontelbaare schepen worden in verscheide richtingen ontdekt, afen aanvaarende in de baaijen en havens, waarvan de kust overal voorzien is. Zulk een verschiet van menschlyke schranderheid en vlytbetoon, bezig met de overtolligheden der oude waereld met de voortbrengzels van de nieuwe te verwisselen, opent een ander, en, ik mag 'er wel byvoegen, een onbetreeden veld voor bespiegelingen en opmerkingen. Dus brengen de Bergen in de West-Indien, zo al niet op zichzelven voorwerpen van volmaakte schoonheid, veel toe tot de algemeene schoonheid der Natuur; en de Inwoonders kunnen zeker niet, dan met het diepst gevoel van dankbaarheid aan de Godlyke Voorzienigheid, de verscheidenheid van lugtstreek betragten, zo bevorderlyk voor de gezondheid, het genoegen en het vermaak, die deeze hooggelegen streeken hun verschaffen. - Over dit onderwerp spreek ik uit daadlyke ondervinding;’ welke hy bybrengt; doch in het Werk zelve moet geleezen worden. Waar uit wy nog eene byzonderheid, de invoering van zeker Grasgewas betreffende, niet kunnen naalaaten aan te stippen; een blyk opleverende, hoe eene geringheid iets groots kan baaren. 't Is naamlyk het Genueesch Gras, 't geen, naar 's Schryvers oordeel, ‘naast het Suikerriet in belangrykheid mag gesteld worden: daar het de meeste van de Landhoeven, of Pens, door het geheele Eiland hun oorsprong heeft gegeeven, die ook nog onderhouden worden voornaamlyk door dit onwaardeerbaar gewas. Hier van daan de overvloed van Hoornee voor den Slachter en den Planter; die zodanig is, dat weinig markten in Europa rundvleesch tot goedkooper prys, of van beter | |
[pagina 615]
| |
hoedanigheid, dan die van Jamaica, opleveren. Misschien is de vestiging van de meeste noordlyke Kerspels geheel toe te schryven aan de invoering van dit uitmuntend Gras, welke toevallig, omtrent vyftig jaaren geleden, plaats hadt; zynde deszelfs zaaden van de Kust van Guinee gebragt als voedsel voor eenige Vogels, die geschonken waren aan Mr. ellis, Hoofdregter van het Eiland. Gelukkig leefden de Vogels niet lang genoeg om den geheelen voorraad op te eeten, en het overschot, wel zorgvuldig achter een afschutzel gezaayd zynde, groeide en bloeide, en het leedt niet lang, of de begeerte, door het Vee vertoond om het Gras te bereiken, trok de aandagt van Mr. ellis, en bragt hem op de gedachte om het Zaad te verzamelen, en de Plant voort te kweeken; 't welk nu zeer voorspoedig staat op de rotsachtigste deelen van het Eiland; geevende groente en vruchtbaarheid aan landen, die anders de bebouwing niet waardig waren.’ Ten slot van dit Deel vinden wy de Hortus Eastensis, of Naamlyst van vreemde Gewassen in den Tuin van hinton east, Esq. op de Bergen van Leguanen, op het Eiland Jamaica, ten tyde van zyn overlyden, door arthur broughton, M.D. |
|