Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAntwoord op de Vraage, welke wyze van Opvoeding is de meest verkiezelyke? Eene Publieke of eene Huizelyke? Welke zyn de Voordeelen en Gebreken van die beiden? Is 'er eene wyze van Opvoeding, welke de Voordeelen van beiden, met uitsluiting van derzelver Nadeelen, bevat? aan welke het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, den 5 Juny 1793, een prys van 30 Ducaten, of van eene Gouden Medaille, terzelver waarde, heeft toegewezen. Te Utrecht, by de Wed. S. de Waal en Zoon. In gr. 8vo. 70 bl.Volgens de orde, welke de Vraage zelve aan de hand gaf, is deze Verhandeling in drie deelen afgedeeld. In de eerste Afdeeling worden eerst de voordeelen, en vervolgens de gebreken, van de openbaare Schoolen onderzocht en aangewezen. De Schryver geeft goede redenen, waarom hy hier noch van de kleine kinder- of spelschoolen, noch van de zoogenaamde Hooge-Schoolen of Academiën, spreekt, maar zich fiechts tot de halve- en heele-kostschoolen, en tot de Latynsche Schoolen, bepaalt. Hy geeft van dezelven eerst de algegemeene, en dan de byzondere, voordeelen op. De algemeene | |
[pagina 489]
| |
voordeelen zyn, dat de kinderen zich aan gehoorzaamheid, ontzag en eerbied voor de geenen, die over hen gesteld zyn, gewennen - door het zien van belooningen en straffen tot goede werkzaamheid en oplettendheid aangespoord, en van kwaade hebbelykheden, die in het huis der Ouders niet dan met veel moeite te verbeteren zyn, bevryd worden - geduurende den schooltyd, vry blyven van den omgang met dienstboden, die zelden voor de Opvoeding voordeelig is - leeren met andere kinderen, zonder onderscheid van rang, omgaan, en nun wil dikwyls naar dien van anderen buigen - behulpzaam, gevoelig, en meêwaarig worden - en vooral door eerzucht tot goede daaden aangeprikkeld. - De byzondere voordeelen van de halve- en heele kostschoolen zyn, dat de kinderen zich gewennon aan vastgestelde tyden om zich bezig te houden, en aan bepaalde tyden van uitspanning; aan orde; aan het welbesteden van den tyd; aan vroeg opstaan; eene gelykvormige levenswyze, en een gezond dieet; - zy leeren hier, dat men geen drom van knechts nodig heeft om bediend te worden - zy worden van veelerlei besmetting, waar toe de tasel van gegoede Ouders gelegenheid verschaft, behoed, en hooren noch zot geklap, noch dubbelzinnige uitdrukkingen. - De byzondere voordeelen der Latynsche Schoolen bestaan voornaamelyk daar in, dat zy de eerzucht der kinderen ten allersterksten aanvuuren, en hen aan vrymoedigheid gewennen om zich in het openbaar te laaten hooren. De algemeene gebreken der gedachte openbaare Schoolen ontstaan voornaamelyk uit de zamenwooning van kinderen van verschillende jaaren, vatbaarheden, neigingen, en zeden, die zeker niet allen naar kunne verschillende behoeften door den meester behandeld kunnen worden, en die gewoonlyk aan elkanderen eer het kwaade dan het goede mededeelen. - De bezuiniging, die in de meeste halve en heele - kostschoolen plaats moet hebben, om dat de ééne meester zich voor den anderen beyvert, om zyne School voor den minsten prys aan te bieden, heeft veele nadeelige gevolgen; weinige en minder bekwaame ondermeesters, en dus gebrek aan het nodig opzicht over de kinderen, vooral in de uuren van uitspanning - eene te enge wooning, dikwyls niet genoeg van een ruime opene lucht voorzien - gebrek aan het genoegzaam getal slaapsteden, of aan plaats voor dezelven, om ieder kind afzonderlyk te doen slaapen - eene te groote kaarigheid omtrent de tafel, enz. - De byzondere gebreken van de Latynsche Schoolen, (zoo als dezelven thans ingerigt zyn, waaromtrent de Schryver eenige veranderingen voorslaat) zyn langwyligheid in het onderwys, en de verlegenheid der Ouders, wat zy met hunne kinderen buiten den schooltyd aanvangen zullen. Tweede Afdeeling. Voor- en nadeelen van de Huizelyke Opvoeding. Voordeelen van de Huizelyke Opvoeding, | |
[pagina 490]
| |
waar door de Schryver verstaat de Opvoeding door eenen goeden Gouverneur: oplettendheid op de keuze der kennissen van het kind, op de gezondheid van zyn lighaam en de vorming van zyn hart; eene heilzaame aswisseling van het nuttige met het aangenaame in de oefeningen van het verstand; het voordeelig gebruik van elk uur, ja elk oogenblik; eene volledige verwydering van alle menschen en kinderen, waar van de jonge opvoedeling iets kwaads zou kunnen zien of hooren. - De gebreken dezer Huizelyke Opvoeding ontstaan, 1. uit den aart der Opvoeding op zich zelve, en 2. uit het groot gebrek aan goede Gouverneurs. Een kind, dat alleen leert, wordt minder tot na-yver opgewekt, of wanneer hy een broeder heeft, tot wien zich zyn na-yver bepaalt, wordt dezelve al ras in nydigheid hervormd - het moet (daar het uit het straffen van anderen niet leeren kan) dagelyks over kwaade hebbelykheden bestraft of gestraft worden; en daar door wordt het dikwils mismoedig, of stubbig en balöorig - het loopt groot gevaar, om éénzinnig en grootsch te worden - en, daar het, ook dan, wanneer 'er gasten zyn, aan de tafel der Ouders eet, loopt daar door zyn lighaam en ziel groot gevaar van bedorven te worden. - De gebreken der Gouverneurs worden naar derzelver byzondere landaart opgegeven; doch wy behoeven daar niet by stil te staan, dewyl de zeldzaamheid van eenen goeden Gouverneur genoeg bekend is. Na hier over uitgeweid te hebben, vraagt de Schrvver: ‘Is de eige Vader niet de beste Gouverneur?’ en het antwoord, dat hy 'er op geeft, dienen wy geheel op te geven: ‘Zekerlyk is de Vader, wat betreft de genegenheid en goede inzichten, de beste Gouverneur, dien men zoude kunnen vinden; maar tot eene goede huizelyke opvoeding word meer vereischt, dan genegenheid en goede wil. Ik vooronderstel voor een oogenblik, dat de Vader de vereischte bekwaamheid heeft, en dat hy niets ter wereld anders te doen heeft, dan zyn kind byna den ganschen dag, het geheele jaar door, by zich te hebben: welke twee vereischtens men wel zal willen bekennen, dat zeer zelden te zamen loopen. Bevindt het zich, dat de Vader de vereischte bekwaamheden niet heeft, of dat hy genoodzaakt is, uit hoofde van bezigheid, lange afwezendheden te maaken, of wel dat hy zich van gezelschappen en vermaaken niet kan onthouden, dan begrypt men ligtlyk, hoe gebrekkig deeze huizelyke opvoeding wordt: maar ik heb voorondersteld, dat dit alles geen plaats heeft; dan doet zich nog eene groote zwaarigheid op, die den Vader zeer duur kan te staan komen. Een Vader, die met groote hartelykheid en buitengewoone vlyt zyn best doet, om zyn kind te onderwyzen, vermeent al ligt het regt hebben, om, naar evenredigheid van zyne genegenheid en iever, eene wederkeerige oplettendheid van zyn kind te mogen vorderen; en, ont- | |
[pagina 491]
| |
breekt dezelve, dan ontstaat 'er by den Vader veel schielyker eene gemelykheid, dan by eenen vreemden, die voor zyn geduld betaald wordt. Indien het dan ongelukkiglyk gebeurt, dat de Vader zyne bedaardheid verliest, en over gebrek aan oplettendheid straft, dan verbeeldt zich het kind al ligtelyk dat hem onrecht door zynen Vader aangedaan wordt, 't welk ook waarlyk in dat geval zomtyds gebeurt; want het straffen over onoplettendheid moet met de uiterste omzichtigheid geschieden, alzo het gebrek aan oplettendheid meestentyd veel eerder de schuld is van den Onderwyzer, dan van den Leerling. Een kind, dat eenen Gouverneur heeft, neemt dikwyls zyne toevlucht tot zynen Vader, dieingevolge de afspraak met den Gouverneur. dan eeus voor den goeden, en dan eens voor den kwaaden, man speelt; daar is eene afwisseling, waar by gemeenlyk de Vader meerder wint, dan de Gouverneur: Maar wanneer de Vader zelf Gouverneur is, dan heest het kind niemand dan de Moeder; by welke de toevlucht in deezen, voor zo verre het leeren betreft, dikwyls het zy met alle eerbied gezegd) zeer gevaarlyk kan worden; want de Moeder heeft in haare eigene Opvoeding zo veele uuren van inspanning nooit ondervonden; en dus wordt het moederlyk hart al ligtelyk week, dat van het arme kind zo veel gevergd wordt, en, indien zy dan ongelukkiglyk de zwakheid heeft het kind over het veel leeren te beklaagen, begrypt men hoe dit achter uit springt. Het kind bevindt zich dus alle dagen alleen met zynen Vader, die hem altyd alleen tot leeren moetende aanzetten, welhaast een verveelend voorwerp wordt; welke ongemakkelykheid zodanig toeneemt, dat het kind eindelyk in zynen Vader niets anders meent te vinden, dan eenen Dwingeland, die hem dagelyks plaagt, en van zyne vermaaken afhoudt: Waar door de kinderlyke liefde zodanig van dag tot dag asneemt, dat eindelyk, wanneer het kind tot meerdere jaaren gekomen is, de Vader, met het gemis der kinderlyke toegenegendheid en liefde, ook teffens verliest het eenige behoedmiddel, om hem op den rechten weg te houden; en het eenige hulpmiddel, om hem, daar van verwyderd zynde, weder te rug te brengen. Men kan dus hier uit opmaaken, dat, al had de Vader tyd en bekwaamheid, het evenwel voor hem ten uitersten gevaarlyk zoude zyn, dezen taak alleen op zich te neemen. Daar blyft dus niets over, dan naa eenen Gouverneur om te zien,’ enz. - Aan het slot van deze Afdeeling zegt de Schryver: ‘om te voldoen aan de by de Vraage gevorderde keuze: Welke wyze van Opvoeding de verkieslykste is, moet ik bekennen, dat, zo als de Schoolen thans in ons Land gesteld zyn, de huizelyke Opvoeding door eenen goeden of tamelyk goe- | |
[pagina 492]
| |
den Gouverneur, niettegenstaande alle derzelver gebreken, my nog voorgekomen is, de voorkeur te verdienen, als aan minder gevaar in veele opzichten onderhevig.’ In de derde Afdeeling eindelyk wordt het gevraagde plan opgegeven, om de voordeelen van de beide gemelde wyzen van Opvoeding, met uitsluiting van derzelver nadeelen, te vereenigen. Hetzelve komt hoofdzaaklyk hier op neder. Door medewerking en onder toezicht van eenige leden der Regeering, en met eene krachtdaadige ondersteuning in geld, door vermogende ingezetenen vrywillig op te brengen, moet in ieder Stad een kostschool opgerigt worden. Zoo de vrywillige contributiën daar toe niet toereikende zyn, moet, geduurende eenige weinige jaaren, eene zeer geringe belasting van eenige stuivers op de huizen gelegd worden, te betaalen door de bewooners, naar evenredigheid van de ordinaire verponding met dien verstande echter dat ieder, die konde aantoonen, eene grootere somme gecontribueerd te hebben, van die belasting vry zon blyven. - De Commissarissen uit de Regeering moeten voorts omzien naar een bekwaam huis, voorzien met eene groote opene lucht. Misschien geeft de Regeering daar toe wel een gebouw; zoo niet, dan moet 'er eerst een gehuurd en vervolgens gekocht worden. - De Directeur (die door Commissarissen verkoren moet worden, die onder hun bedwang moet staan, en des noods door hun moet kunnen worden afgezet) moet in dat gebouw voor niet woonen. - De Directeur moet uit het kost- en schoolgeld (het welk niet te hoog bepaald moet worden) alle de kosten voor de tafel, slaapplaatsen, bedienden, enz. met volle ruimte kunnen vinden. - Boven het kost- en schoolgeld moet voor ieder kind jaarlyks ƒ 25-:-: aan het fonds betaald worden. - Voor ieder zestal kinderen moet een Ondermeester zyn, rykelyk uit het fonds te betaalen, door Commissarissen, na ingekomen advys van den Directeur, te benoemen, en, op deszelfs klachten, naar goedvinden, wederom af te zetten. - Voor ieder Ondermeester moet aan den Directeur een bepaald taselgeld uit het fonds betaald worden. - Ieder Ondermeester moet van het gedrag der zes kinderen, die hy onder zyne verantwoording heeft, dagelyks aan den Directeur verslag doen. - In de uuren van uitspanning, welke, zoo veel doenlyk, in de open lucht moet geschieden, moeten 'er altyd één, twee, of drie Ondermeesters (naar maate van het getal der kinderen) medespeelen. - Ieder kind moet afzonderlyk slaapen; en de Ondermeester moet altyd in dezelfde kamer slaapen, waar in zyne zes kinderen zyn. - De Commissarissen moeten dikwyls, en ten minsten alle drie maanden, het school bezoeken, zich van alles laaten onderrigten, oneenigheden vereffenen, enz. - Tweemaal in 't jaar moet 'er, ten overstaan van alle de Commissarissen, een zoogenaamd publieq onderzoek plaats hebben, | |
[pagina 493]
| |
en de best gevorderde kinderen moeten in het openbaar gepreezen worden. - 'Er moet eene kamer afgezonderd worden, alleen voor die kinderen, welke de Ouders verkiezen dat op de Latynsche Schoolen zullen gaan. Voor deze kamer moet, behalven de reeds genoemden, nog een afzonderlyke Ondermeester zyn, de Latynsche taale magtig, die zorg moet draagen, dat de lessen wél geleerd worden, dezelven overhooren, en daar over, praatenderwyze, redeneeren; voorts oppassen, dat de kinderen op straat geene balddaadigheden pleegen, of kwaade kennissen maaken; en ten dien einde hen dagelyks zelf na school brengen, en daar weder uithaalen. Wanneer des avonds zyn werk gedaan is, moet hy de kinderen weder overgeeven, ieder aan den Ondermeester, waar onder zy behooren. Ziet daar de voornaamste byzonderheden, die in deze Verhandeling breeder voorgedraagen worden, kortelyk aangestipt. Indien de proemissen, waar op de Schryver zyn besluit bouwt, allen zoo bevestigd waren, dat zy eene volkomene zekerheid ontvangen hadden, dan zou men dit plan (hoe zeer men 'er ook dan nog eenige byzondere aanmerkingen op hebben mogt) echter over het algemeen ten hoogsten moeten pryzen, en alles moeten aanwenden, om ter uitvoering van hetzelve mede te werken. Doch het is 'er verre af, dat wy alle deze proemissen voor bewezen zouden houden. Om meer bepaald te spreken, wy ontkennen ten sterksten, dat, ‘al had een Vader tyd en bekwaamheid, om de opvoeding zyner kinderen zelf geheel en alleen te bestuuren, het evenwel voor hem ten uitersten gevaarlyk zoude zyn, dezen taak alleen op zich te neemen.’ De redenen, die de Schryver voor deze stelling aanvoert, zyn niets minder dan voldingende; en zy moeten, in de oogen van een ieder die doordenkt, terstond wyken voor het groot vermogen van een aantal redenen, die het toevertrouwen van ons kroost aan de zorg van vreemden, wie zy dan ook wezen mogenten sterksten afraaden, zoo lang wy niet volstrekt buiten staat zyn, om zelven daar voor te zorgen. Alles, wat men tot lof van het plan zeggen kan, is dit, dat het juist berekend is naar de vadzigheid dezer bedorvene eeuw, welke zich zoo gaarne van de allerheiligste plichten ontslaat, en zoo gaarne alle middelen aangrypt, om dezelven, met eene draaglyke bevrediging van een niet zeer naauwgezet geweeten, op anderen over te draagen. Maar wy voor ons zouden dien los niet begeeren; wy rekenen die vadzigheid nog niet geheel en al ongeneeslyk, en wy zouden dus liever haare gevaarlyke gevolgen met kracht van redenen aan den dag leggen, om haar op deze wyze, ware het mogelyk, geheel weg te nemen, dan, door eenige palliativen, haare toevallen verzachten of verbergen. - Wy beveelen aan onzen Schryver, en alle onze Lezers die over dit stuk nader begeeren te denken, eene aandachtige lezing van het geen rousseau over de schadelykheid van het toevertrouwen van | |
[pagina 494]
| |
ons kroost aan een vreemd opzicht geschreven heeftGa naar voetnoot(*). Wy zullen met eenige trekken, uit het begin zyner redeneering hier over, dit uittrekzel besluiten: ‘Un pere, quand il engendre et nourrit des enfans, ne fait en cela que le tiers de sa tâche. Il doit des hommes à son espece, il doit à la société des hommes sociables, il doit des citoyens à l'Etat. Tout homme, qui peut payer cette triple dette et ne le fait pas, est coupable et plus coupable peut-être, quand il lapaye à demi. Celui qui ne peut remplir les devoirs de pere, n'a point droit de le devenir. Il n'y a ni pauvrcté, ni travaux, ni respect humain, qui le dispensent de nourrir ses enfans, et de les élever lui-même. Lecteurs, vous pouvez m'en croire. Je prédis à quiconque a des entrailles, et neglige de si saints devoirs. qu'il versera long-tems sur sa fautes des larmes ameres, et n'en sera jamais consolé.’ |
|