Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Rhyn, of Reis van Utrecht na Frankfort, hoofdzaaklyk langs de Oevers van den Rhyn. Door T. Cogan. In gemeenzaame Brieven. Uit het Engelsch. 1ste Stuk. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz., 1795. In gr. 8vo. 115 bl.Al wederom eene Reis na den Rhynstroom! Ja, vaak wordt die Rivier bezogt, en haare oevers, vol van de verrukkendste tooneelen, beschreeven; en elke Reiziger, die niet uitschryft, maar zyn eigen oogen en oordeel gebruikt, en geschiktheid heeft om te zien en te oordeelen, volgen wy met greetigheid na een oord, 't welk zo veel verlustigings aanbiedt; bovenal vinden wy ons daar toe uitgelokt, wanneer de Reisbeschryver van den gewoonen trant afwykt, en zich daar door in een uitlokkend licht voordoet. Dit is het geval met de voor ons liggende Reis van cogan, welker eerste Stuk wy geleezen hebben, en waar van wy thans eenig verslag zullen doen. Schoon de Heer cogan geen Nederlander is, heeft hy egter eenige jaaren, blykens verscheide plaatzen in dit eerste Stuk, in ons Land gewoond: ja schryft hy zomtyds als een Hollander; zich uitdrukkende: Wy Hollanders, bl. 56. Aan een Vriend in Engeland zyn de Brieven, deeze Reis bevattende, ingerigt. Schoon niet geschreeven met oogmerk om die aan het Algemeen mede te deelen, hebben zy daar door misschien eene meerdere waardye, en in Engeland eene zeer groote goedkeuring weggedraagen, blykens de zeer gunstige, welberedeneerde, oordeelvelling der | |
[pagina 478]
| |
Schryveren van het Analitical Review, in het Voorberigt deezer Vertaalinge te vinden. Deeze omstandigheid, dat ze oorspronglyk niet voor de Drukpers geschreeven zyn, is zeer natuurlyk oorzaak van de openhartige vrymoedigheid, met welke hy zich over Persoonen en Zaaken uitdrukt. ‘Deeze zelfde vrymoedigheid,’ gelyk de Schryver des Voorberigts aanmerkt, ‘heeft den Vertaaler hier en daar genoodzaakt, eenige trekken te verzagten, of 'er geheel uit te laaten, die wel in het nabuurig Engeland, zonder byzondere opmerking, 'er konden doorloopen; doch hier veelligt, by deezen en geenen, eene ergernis zouden veroorzaakt hebben, die den Uitgeever geen genoegen of voordeel zou bezorgen. 'Er zyn alleen egter zulke trekken uitgelaaten, die onmiddelyk op eenige tedere punten van het Staatkundig Stelzel deezer Landen betrekking hadden, en over welker gemis het kleinste getal der Nederlandsche Leezers zich bedroeven zal.’ Wy houden ons verzekerd, dat, was de Vertaaling eenigen tyd laater geschied, deeze voorbehoedzels agterwege zouden gebleeven zyn. Men heeft het egter op het kantje durven waagen; immers, welke verzagtingen 'er ook gebruikt zyn, vinden wy deeze Characterschets van willem den V: ‘In 't Jaar 1788 werd deeze Stad [Nymegen] onderscheiden, en genoot een groot voordeel, door het verblyf van de Stadhouderlyke Familie. De Prins, en zyn Gezin, als 't ware door het geweld der tegenparty uit den Haag verdreeven, wagtte hier met geduld de uitwerkingen van onderhandelingen af, die egter vrugtloos afliepen. Laat my u even in 't oor luisteren, dat deeze zeer goede Man een traag besluitloos Vorst is. Zyne vredelievenheid en vroome vrees van menschenbloed te spillen hebben meer leevens doen verliezen, dan 'er slagtoffers zouden gevallen zyn door sterke poogingen. Zyne naauwgezette vrees van kwalyk te doen heeft hem geduurig wederhouden van goed te doen. Hy is lydelyk geweest in eenen toestand, die een wys en goed Man zou hebben kunnen doen gedyen tot voorspoed van zyn Land, en tot het winnen van de Volksliefde op eene eerlyke wyze, en die een wys en eerzugtig Man tot vergrooting van zyne eigene magt zoude hebben kunnen gebruiken.’ - Wy bezitten het Engelsch Werk niet; anders zouden wy deeze plaats, zo als die in het oorspronglyke gevonden wordt, hier invoegen. 't Was reeds | |
[pagina 479]
| |
veel, vóór de Omwenteling zo verre te gaan in eene Nederduitsche beschryving van het Character des Prinsen van Oranje. Dan, om tot de Reisbeschryving zelve te komen. De eerste der XIII Brieven, waar uit dit eerste Stukje bestaat, bevat eenige keurige Aanmerkingen over het Reizen en het beoordeelen der Characters. En meldt hy zyn Vriend: ‘Geduurende het Reisjen, dat gy my verzoekt te beschryven, hebben dikwyls overeenkomstigheden en strydigheden my andere tooneelen en denkbeelden herinnerd, welke ik niet zal aarselen neder te schryven in de orde waar in ze my te binnen kwamen; ook zal ik andere, die in den loop myner briefwisselinge my mogten te binnen schieten, niet verwerpen. Op deeze wyze zal 'er misschien een vreemd en grappig mengelmoes voor den dag komen, en het staat aan u te beslissen of myne berichten 'er te beter of te slegter door zullen zyn. Zo het laatste, dan hebt gy slegts te zeggen basta, en ik heb gedaan; want ik ben wel verzekerd, dat zy zonder deeze hulp niet waardig zullen zyn van u aangenomen te worden, welk dan met dezelve hun lot ook weezen mag.’ Dit geeft eene losheid en verscheidenheid aan deeze Brieven, welke den leeslust uitlokt, en ons bezwaarlyk het Boek deedt ter zyde leggen. De Reis vangt aan in den Zomer des Jaars 1790. En, daar dezelve den Rhynstroom ten hoofdvoorwerpe heeft, schetst hy de veranderingen, die deeze Stroom in ons Land ondergaan heeft, op eene geestige wyze, af. Over Utrecht gaat hy na Nymegen, en beschryft Zeist in het voorbygaan, als mede Wyk by Duurstede. Keurlyk is zyne Characterschets der Betuwenaaren. Nymegen wordt beschreeven, en zeer breedvoerig Cleef; met welks Mineraalwater hy niet veel opheeft. Regtmaatig gevoel werkt steeds in den Reiziger. De veelvuldige rampspoedige lotgevallen van Cleef opgehaald hebbende, laat hy zich in deezervoege uit: ‘Dus, ô Cleef! schoon gy als in den schoot van het Paradys gelegen zyt - schoon gy tot rust en landgenoegens gevormd zyt - schoon de overvloed u van rondsomme toelacht - schoon uwe rivier eenen rykdom van visch oplevert, en allerlei gerieflykheden van verre landen op haare wateren aanvoert - schoon uwe velden den nyveren Landman gras en koorn ver- | |
[pagina 480]
| |
schaffen, schoon uw gevogelte onder de koesterende zorg van zyn huishoudend wyf vermenigvuldigt, schoon uwe boomgaarden met vrugten belaaden zyn, uwe tuinen met gezonde groente bepoot, en uwe bosschen verscheidenheid van wild opleveren - evenwel is, door de onbuigzaame eerzugt der Vorsten, de geschiedenis van uwe vervloogene jaaren slegts de geschiedenis van uwe rampen! De historie van uwen arbeid is als de arbeid van de nyvere bye en de bekwaame spin; elk oogenblik moet de schade verholpen worden, welke hun vreedzaam werk van ruwe handen geleden heeft!’ Aan de Gezigten, welke Cleef den oogen biedt, wordt hier regt gedaan, zo verre de pen zulks doen kan. ‘De Rhyn,’ laat hy daar op volgen, ‘is hier zeer breed. De overvloedige schattingen van ontallyke rivieren, die haare wateren in denzelven uitgieten, en de mindere giften van beekjes, die van de aangrenzende bergen vloeijen, ontvangen hebbende, zwelt hy trotschlyk, daar hy na Schenkenschans vloeit, alwaar hy, als onmagtig om zyne grootheid te draagen, zich in twee groote takken verdeelt. Uit het aanzien van het land is 'er veel reden om te besluiten, dat de groote Oceaan eenmaal tot aan de twee uitsteekende punten van Eltenberg en Nymegen kwam, en dat de valey tusschen de twee ryen bergen een inham van de zee was; dat de Betuwe en het gantsche land ten Noorden en ten Westen van dezelve voorheen het bed van den Oceaan waren. Eene naauwkeuriger beschryving zou verveelende worden; maar zo gy het zelf konde waarneemen, en voor u zelven oordeelen, gy zoudt met my besluiten, dat 'er geene sterkere bewyzen in het voorkomen der natuur zyn, dat de Rhyn zyn voorig kanaal verlaaten heeft, dan dat deeze streeken weleer tot het Ryk van Neptunus behoord hebben. Ik zal van deeze aanmerkingen geen ander gebruik maaken, dan dat dit denkbeeld de grootheid en deftigheid van het tooneel zeer sterk vermeerderde. De menigvuldige veranderingen, die baarblyklyk op den aardbodem voorgevallen zyn, boezemen, terwyl zy den Wysgeer stof tot redelyke nieuwsgierigheid opleveren, den Zedekundigen nederigheid in, die niet onaangenaam, en | |
[pagina 481]
| |
met eene zekere verheffing van ziel verbonden, is. - Hy verwondert zich even zeer over 't geen geweest is, en 't geen nog komen zal! Op deeze smalle engte van aanweezen geplaatst, bewondert hy in stille aanbidding het voorledene, en stelt zyn vertrouwen omtrent het toekomende in die werkoorzaak, die zo alwys, als verborgen en onwederstaanbaar, is!’ Ernst wordt afgewisseld met boert; waar toe, in eenen volgenden Brieve, de Lievevrouw te Kevelaar, in tegenoverstelling van het Crucifix te Kraanenburg, den Heer cogan ruime stoffe verschaft. Voorige bezoeken, in die zelfde streeken afgelegd, herinnert zich de Reiziger, met de toenmaalige voorvallen; van dien aart is het pleit eener Abtdisse voor het Kloosterleeven, ter gelegenheid dat hy het Klooster van den Berg Sion thans bezogt. - Alsmede de ontmoeting des Konings van Pruissen en het Oranjegezin, te Cleef, in den Jaare 1788, doormengd met bedenkingen over Vorstlyke Persoonen en Characters. Van zyne Pruissische Majesteit spreekende, heeft hy deeze Aanmerking: ‘Zyn persoon was van eene voordeelige grootte voor de aanschouweren. Hy is lang, en edel van gestalte. Het tydstip was zeer gunstig voor zyn gelaat. De glimlach op zyn aangezigt sproot baarblyklyk uit inwendig genoegen en blydschap, en was geen van die gemaakte glimlachen, met welke groote persoonadien gemeenlyk het hoezee van 't gemeen beantwoorden. Ik beken vrylyk, dat de Lettres secretes de la Cour de Berlin my geen vleiend denkbeeld van zyne tegenwoordige Majesteit gegeeven hadden; want, schoon ik de uiterste verontwaardiging gevoelde by het doorbladeren van een Galimatias, die baarblyklyk berekend was om eene schatting op de ligtgeloovigheid van het algemeen te ligten door middel van eenen verlokkenden styl, dagt ik egter, dat 'er eenige grond kon zyn voor een zo zeer overdreeven carricatuurGa naar voetnoot(*). Het gelaat van | |
[pagina 482]
| |
den Koning beantwoordde, op dit tydstip, niet aan de beschryving van deezen Schimpschryver.’ De ontmoeting van een Deïstisch Officier geeft stoffe tot twee leezenswaardige Brieven: en wordt dit Deeltje beslooten met de Reis van Cleef na Xanten; waar de ontmoeting van den Waard gelegenheid geeft tot Characteristieke aanmerkingen, van welke de geheele Reis vol is. - Wy zullen niet verwylen met het vervolg deezer onderhoudende, leerzaame en vermaakende, Reize onzen Leezeren te doen kennen. |
|