Republikeinsche Catechismus, of eerste Grondregelen van Republikeinsche Zedekunde voor de Opvoeding der Jeugd van beiderlei Geslacht, in de Huisgezinnen en in de Schoolen. Te Amsterdam, by W. Holtrop, 1795. In 8vo. 44 bl.
Een Leerboekje, 't welk niet ontkend kan worden veel goeds in zich te bevatten; doch of het al bevat, 't geen men met rede zou verlangen in een Werkje, ten op den Tytel aangeduiden einde geschikt, is ons onder het doorleezen te meermaalen in den zin geschooten. Veel wordt 'er in verondersteld en als beweezen aangenomen, 't geen, schoon waarheid, niet begreepen wordt door Kinderlyke Verstanden. Niet weinig mag voor luttel doordagt en gebrekkig geschikt gehouden worden. Men leeze, ten staal, de geheele IIIde Afdeeling, welke ten Opschrift voert: Van den Godsdienst.
V. Wat verstaat gy door Godsdienst?
A. Door Godsdienst verstaa ik het verheven denkbeeld, welk de Mensch van zyn Bestaan heeft, en de erkentenis, die hy aan het Opperweezen verschuldigd is, voor de weldaaden, met welke Hy hem overlaaden heeft.
V. Welk is een der voornaamste pligten door den Godsdienst voorgeschreeven?
A. Die van een' eerlyk' Man te zyn.
V. Aan welke trekken kent gy een eerlyk Man?
A. Aan deezen: dat hy zorgvuldig gehoorzaamt aan de Wetten van zyn Land; en dat hy anderen niet doe, dan het geen hy zou wenschen dat aan hem geschiedde. De zoodanige is zeker een eerlyk Man.
V. Welke openbaare Eerdienst kan der Godheid het meest kehaagen?