67 oorspronglyke Stukken, tot dit laatste betrekkelyk, levert dit Boekdeel; en staan deeze, om aan het eerste te voldoen, eerlang gevolgd te worden door eene Geschiedenis van Amsterdam, van den 19 January tot den 19 Juny deezes Jaars, het Tydperk van het Provisioneel Bestuur der Amstelstad.
De hand, uit welke dit Stuk komt, en die het volgende belooft, de Burger brender a brandis, is recht geschikt om dien schat van Geschiedkundige Byzonderheden, in een zo klein, maar zo gewigtig, Tydvak voorgevallen, der Naakomelingschap over te leveren.
Uit het voor ons liggend Stuk zal niemand wagten dat wy iets zullen ontleenen, wat de Plakkaaten, enz. betreft. Alleen moeten wy nog berigten, dat eene korte Voorreden het Tydstip der Omwentelinge schetst, in zo verre de Aanstelling der Provisioneele Representanten van het Volk van Amsterdam aangaat. Zeer gepast is hier de Aanmerking des Schryvers, naa het opgeeven der Naamlyst: ‘Niemand onzer Medeburgers - maar welligt een of ander uit het, van onzen toenmaaligen toestand, geheel onkundig naageslacht, zal met reden kunnen vraagen; namen die verkoozene Leden deezen last maar zo daadlyk op zich? - Was eene toejuiching van eene menigte voor het Raadhuis vergaderde Burgers voor hun wettig of voldoende genoeg, om zulk een gewigtigen post te aanvaarden? - Wy herhaalen opzettelyk, dat een of ander, uit het volgend geslachte alleen, deeze of soortgelyke vraagen zal kunnen doen; nadien aan elk Amsterdamsch Ingezeten, die weet wat 'er gebeurd is, volkomen bekend moet zyn, dat het oogenblik, waarin deeze Commissie aan die Burgers, (door het Committé Revolutionair der Stad Amsterdam,) werd opgedraagen, volstrekt geene weigering konde dulden.
Dat niemand zich derhalven verbeelde, dat men dien opgedraagen last, zonder eenige tegenbedenking of huivering, aanvaardde. Het tegendeel is waar. Doch alle persoonlyke zwaarigheden vervielen; alle tegenbedenkingen, hoe gewigtig dan dezelve ook waren, hielden op; zo dra men het oog sloeg op den toestand der zaaken, in dat tydstip. Het vreeslyk vooruitzicht op alle de yslyke gevolgen eener Regeeringloosheid, en wel in eene Stad als Amsterdam, en in een tyd van